ECLI:NL:GHARL:2025:1572

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
21-000437-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak met hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van zes jaar. Het hof oordeelde dat, hoewel er sprake was van een forse termijnoverschrijding, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De verdachte had zijn betrokkenheid ontkend, maar het hof hield hem aan zijn eerdere bekennende verklaring. De straf werd gematigd tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte veroordeelde voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000437-21
Uitspraak d.d.: 18 maart 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 15 januari 2021 met parketnummer 05-057126-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
ingeschreven te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.H. Mühlstaff, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Standpunt verdediging
De raadsman heeft allereerst bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging nu er sprake is van een enorm tijdsverloop, zonder dat daarvoor een aanwijsbare reden is. Er is sprake van een tijdsverloop van 6 jaar. De raadsman is van opvatting dat het openbaar ministerie de zaak heeft laten verjaren. De raadsman is bekend met de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt, maar is het daar niet mee eens. In lagere rechtspraak is het regelmatig voorgekomen dat het openbaar ministerie zelf heeft gevraagd om haar niet-ontvankelijkheid. Die is in meerdere zaken ook zo uitgesproken. De zaak is inmiddels zo lang blijven liggen, dat de belangen van verdachte bij een niet-ontvankelijkverklaring zwaarder moeten wegen dan de belangen van de maatschappij bij een vervolging en veroordeling.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal verwijst naar de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt en stelt zich op het standpunt dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging. Van verjaring is eveneens geen sprake.
Oordeel van het hof
De Hoge Raad heeft in het overzichtsarrest van 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, bepaald dat indien sprake is van overschrijding van de redelijke termijn dit niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen.
Een overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan echter in bepaalde gevallen worden volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.
Hoewel in deze zaak sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep, is dat geen aanleiding om het openbaar ministerie niet- ontvankelijk in de vervolging te verklaren. Wel zal het hof de termijnoverschrijding meenemen in de strafoplegging.
Het hof verwerpt het verweer.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is door de politierechter veroordeeld wegens het medeplegen van hennepteelt en medeplegen van diefstal van stroom (het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde) tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 24 mei 2018 te [plaats 1] in de uitoefening van beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 249, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 249 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan); art 11 lid 3 van de Opiumwet art 11 lid 5 van de Opiumwet
1. subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 24 mei 2018 te [plaats 1] in de uitoefening van beroep of bedrijf, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 249, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 249 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan), tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 24 mei 2018 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen; art 11 lid 3 van de Opiumwet art 11 lid 5 van de Opiumwet
2. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 24 mei 2018 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in totaal) 77.261 kWh, althans een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen elektriciteit/goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 24 mei 2018 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning/pand, gelegen op/aan de [adres 2] ) (in totaal) 77.261 kwH, althans een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven persoon/personen en/of aan verdachte toebehoorde, te weten aan [bedrijf] (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 24 mei 2018 te [plaats 1] , (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voornoemd(e) woning/pand voor het telen en/of kweken van hennep(planten) beschikbaar te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen conform het vonnis van de politierechter en houdt verdachte aan zijn bekennende verklaring, zoals afgelegd bij de politie. Zijn ontkennende verklaring ter terechtzitting van het hof is volgens de advocaat-generaal niet geloofwaardig bij de stand van zaken van het dossier dat er ligt. Aanleiding van het onderzoek is niet enkel het verhoogde energiegebruik, maar ook de daar aanwezige geur van hennep en het horen van een brommend geluid. Het horen van de door de verdediging verzochte getuigen is ook niet noodzakelijk, omdat er rechtmatig is binnengetreden.
Standpunt verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij onschuldig is. Hij heeft bij de politie onder druk een bekennende verklaring afgelegd. Die verklaring is onjuist. Verdachte wilde het betreffende pand aan de [adres 2] huren, verstrekte zijn gegevens (paspoort), maar hoorde er niks meer over. Anderen hebben op zijn naam het pand gehuurd. Hij heeft niets met het pand en de aangetroffen kwekerij te maken. Nadien zijn hij en zijn gezin flink bedreigd en heeft hij geld gekregen om de schuld op zich te nemen. Omdat hij het geld nodig had heeft hij daarmee ingestemd.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Hij heeft daartoe, kort gezegd, het volgende aangevoerd. De fraude-inspecteur van [bedrijf] is in het pand geweest en heeft onderzoek gedaan. De reden van aanwezigheid van de fraudemonteur was een storing op een ander adres. De aanleiding van het binnentreden van het pand aan de [adres 2] en het doen van onderzoek was de constatering van een extreem hoog energieverbruik (dossierpagina 5). Dit is volgens de raadsman onvoldoende om te komen tot een redelijk vermoeden van schuld. In het dossier is bovendien geen onderbouwing van de meting van het ‘extreem hoge energieverbruik’ terug te vinden. De resultaten van het vervolgonderzoek (waarbij de hennepkwekerij is aangetroffen) zijn aldus onrechtmatig verkregen en moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs.
Indien het hof van oordeel is dat het bewijs wel rechtmatig is verkregen, heeft de raadsman verzocht om het horen van de fraudemonteur van [bedrijf] en [verbalisant] om hen nadere vragen te stellen over de aanleiding van het onderzoek.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie dat de politie zelf ook concludeert dat verdachte niet de hoofdbetrokkene is in deze zaak. De politie zegt uitdrukkelijk dat het erop lijkt dat verdachte niet echt verantwoordelijk is, maar alleen de schuld op zich neemt. Alles wijst in het dossier naar [medeverdachte] : zijn DNA is in het pand aangetroffen en hij is degene die in [plaats 2] woonde, waar de contante betalingen van de huursom werden gedaan. Verdachte verbleef in [plaats 3] en [plaats 1] .
Oordeel van het hof
Het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Ten aanzien van rechtmatigheid van het binnentreden en het vervolgonderzoek
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, opgemaakt door [verbalisant] , volgt dat tijdens een onderzoek op [adres 3] te [plaats 1] (alwaar naar aanleiding van een storing een hennepkwekerij werd aangetroffen) het vermoeden ontstond dat op [adres 2] een hennepkwekerij aanwezig was. Dit appartement bevindt zich schuin onder dat van [adres 3] en deelt hetzelfde portiek. In dat portiek bevindt zich de hoofd aansluitkast voor beide appartementen. De aanwezige fraudemonteur van netbeheerder [bedrijf] constateerde in die hoofd aansluitkast een extreem hoog energieverbruik op dat adres.
Naar aanleiding van de melding van de fraudemonteur bekeek [verbalisant] de woning aan [adres 2] . Hij zag dat het een appartement betrof op de begane grond. De ramen aan de voor- en achterzijde waren verduisterd met een gordijn. Hij zag dat er een raam openstond van de slaapkamer en een raam van de keuken. Hij hoorde uit het openstaande keukenraam een brommend geluid wat hij herkende als geluid wat veroorzaakt wordt door een afzuigsysteem zoals dat gebruikt wordt in hennepkwekerijen. Hij rook uit het keukenraam een sterke henneplucht. Naar aanleiding van al die bevindingen werd een machtiging tot binnentreden afgegeven.
Het hof ziet geen reden om aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal te twijfelen en neemt de melding over de meting dan ook voor waar aan. Dat er in het dossier geen foto of andere onderbouwing voor de meting aanwezig is, doet daar niets aan af. Anders dan de raadsman stelt, is het binnentreden niet enkel gebaseerd op de betreffende meting van de fraudemonteur. [verbalisant] beschrijft duidelijk waar de verdenking nog meer op gebaseerd is: geen personen die op dit adres staan ingeschreven, verduisterde ramen, brommend geluid uit het keukenraam en een sterke henneplucht. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat er terecht een machtiging tot binnentreden is afgegeven en dat het onderzoek in het pand rechtmatig is geweest.
Voorwaardelijke verzoek om het horen van getuigen
Het hof vat het verzoek van de raadsman om het horen van [verbalisant] en de fraudemonteur van [bedrijf] op als een voorwaardelijk verzoek. Het hof zal, evenals de politierechter, het verzoek afwijzen nu er geen twijfel bestaat over de rechtmatigheid van het binnentreden. Het horen van de getuigen is daarom niet noodzakelijk.
Strafbare betrokkenheid: medeplegen?
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof een andere verklaring afgelegd dan destijds bij de politie. Hij ontkent nu elke betrokkenheid bij de aangetroffen hennepkwekerij en geeft aan dat hij onder druk van bedreigingen de schuld op zich heeft genomen. Hij geeft geen namen of andere aanknopingspunten die zijn verklaring op de terechtzitting geloofwaardig maken of die nader onderzoek op dit punt mogelijk maken.
Het hof houdt verdachte daarom aan de bekennende verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. Hij heeft daar verklaard dat hij alleen verantwoordelijk is voor de kwekerij en dat hij een ander de verzegeling heeft laten verbreken en de ‘stroom heeft laten doen’, omdat hij daar geen verstand van had.
Het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen. Anders dan de politierechter zal het hof verdachte vrijspreken van het ‘medeplegen’ van de hennepteelt, nu hij uitdrukkelijk heeft verklaard hier alleen verantwoordelijk voor te zijn. Het hof is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. Gelet op de verklaring van verdachte bij de politie is er met betrekking tot de hennepteelt geen sprake van een gezamenlijke uitvoering. Dit ligt anders bij de diefstal van de elektriciteit, nu verdachte daarover verklaard heeft dat hij dit een ander heeft laten doen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 april 2018 tot en met 24 mei 2018 te [plaats 1] in de uitoefening van beroep of bedrijf,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 249
, althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 249 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2. primair
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2017 tot en met 24 mei 2018 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,(in totaal) 77.261 kWh,
althans een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat / die weg te nemen elektriciteit / goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van
braak en/ofverbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis gevorderd en heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Volgens het strafblad van verdachte is hij eerder veroordeeld wegens een soortgelijk feit. Die veroordeling heeft hem er niet van weerhouden zich opnieuw met dergelijke zaken bezig te houden. Hij wist daarom waar hij zich in begaf.
Standpunt verdediging
Gelet op de enorme termijnoverschrijding moet volgens de raadsman toepassing worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel doet recht aan de situatie.
Verdachte heeft verklaard dat zijn leven een rollercoaster is geweest en dat hij klaar is met het plegen van strafbare feiten. Hij heeft kinderen voor wie hij er wil zijn en hij zit momenteel in de ziektewet vanwege stressklachten. Hij probeert zijn schulden af te betalen en zijn leven weer op de rit te krijgen en krijgt daarbij hulp van [organisatie] .
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hennepteelt en het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Softdrugs kunnen leiden tot schade aan de gezondheid. Bovendien brengt een hennepkwekerij gevaren met zich mee, zoals brand. Verdachte heeft echter enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Uit het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 januari 2025 blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld, onder meer wegens een soortgelijk feit (in 2014). Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Het hof overweegt met betrekking tot het totale procesverloop in deze zaak het volgende.
Verdachte is niet aangehouden, maar is op 19 juni 2018 als verdachte gehoord. Pas op 15 januari 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld en is er uitspraak gedaan. Dit heeft zonder aanwijsbare reden ruim tweeënhalf jaar geduurd. Vervolgens is er (tijdig) op 28 januari 2021 hoger beroep ingesteld. Pas op 10 juli 2023 is het dossier binnengekomen bij het hof en op 4 maart 2025 is de zaak inhoudelijk behandeld en wordt op 18 maart 2025 uitspraak gedaan. De procedure in hoger beroep heeft daarmee, eveneens zonder aanwijsbare reden, ruim vier jaar geduurd.
Het hof is van oordeel, gelet op genoemd procesverloop, dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg en in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat de redelijke termijn in aanzienlijke mate is overschreven. Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht het hof toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet op zijn plaats. Wel zal de termijnoverschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Het hof acht, alles afwegende (hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken) en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, in beginsel een taakstraf voor de duur van 120 uren en een geheel voorwaardelijke taakstraf van één maand passend, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot uitsluitend een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.J. Vos en mr. H. Phaff, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 18 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 18 maart 2025.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.