ECLI:NL:GHARL:2025:1677

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
200.342.730/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forfaitaire schadevergoeding in arbeidsrechtelijke cao-kwestie tegen taxionderneming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van Stichting Sociaal Fonds Mobiliteit (SFM) tegen Taxi Rudolph V.O.F. en haar vennoten. SFM vorderde een forfaitaire schadevergoeding van € 2.500 op basis van de Cao Taxivervoer, omdat Taxi Rudolph had nagelaten om de benodigde gegevens te verstrekken die nodig zijn om de naleving van de cao vast te stellen. De kantonrechter had eerder de vordering toegewezen, maar gematigd tot € 750, omdat hij vond dat een volledige toewijzing tot een onaanvaardbaar resultaat zou leiden. Het hof was het echter niet eens met deze matiging en heeft de volledige schadevergoeding van € 2.500 toegewezen. Het hof oordeelde dat Taxi Rudolph na ingebrekestelling meer dan veertien dagen nalatig was gebleven in het aanleveren van de gevraagde gegevens, waardoor de verplichting tot betaling van de schadevergoeding vaststond. Het hof benadrukte dat de hoogte van de schadevergoeding niet gematigd kon worden, omdat Taxi Rudolph onvoldoende had aangetoond dat de boete in haar geval tot een buitensporig resultaat zou leiden. De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter, behalve de beslissingen over de proceskosten, en veroordeelde Taxi Rudolph tot betaling van de volledige schadevergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.342.730/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10724505
arrest van 18 maart 2025
in de zaak van
Stichting Sociaal Fonds Mobiliteit (SFM),
die is gevestigd in Culemborg,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
SFM,
advocaat: mr. M.W.M. Heijlaerts te Amsterdam,
tegen

1.Taxi Rudolph V.O.F.,

die is gevestigd in Delfzijl,
en haar vennoten
2. [geïntimeerde2],
die woont in [woonplaats1] ,
3. [geïntimeerde3],
die woont in [woonplaats1] ,
en die bij de kantonrechter optraden als gedaagden,
hierna samen:
Taxi Rudolph,
advocaat: mr. F.H. Kappelhof te Delfzijl.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Na het arrest van 19 november 2024 heeft op 18 februari 2025 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
SFM vordert op basis van de toepasselijke Cao’s een forfaitaire schadevergoeding van Taxi Rudolph van € 2.500 omdat Taxi Rudolph heeft nagelaten aan te tonen dat zij de Cao’s heeft nageleefd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Taxi Rudolph om die reden zo’n vergoeding is verschuldigd, maar die vergoeding gematigd tot € 750 omdat toewijzing van het gevraagde bedrag anders tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat zou leiden.
2.2
Het hof is het met die matiging niet eens en wijst alsnog de gevraagde schadevergoeding volledig toe. Dat zal het hof hierna uitleggen, waarbij het eerst de vaststaande feiten zal weergeven, gevolgd door de vordering en de beslissing daarop van de kantonrechter en om welke vordering het in hoger beroep gaat. De drie bezwaren (grieven) van SFM zullen daarna gezamenlijk worden behandeld.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten:
3.1
Taxi Rudolph drijft een onderneming die valt onder de werkingssfeer van de Cao Zorgvervoer en Taxi (hierna: Cao Taxivervoer) en de Cao Sociaal Fonds Mobiliteit (hierna:
Cao SFM). Beide Cao’s zijn in de hier relevante periode algemeen verbindend verklaard.
3.2
SFM is een door werkgevers- en werknemersorganisaties opgerichte stichting die volgens een bijlage bij de Cao SFM (hierna: het controlereglement) onder meer als taak heeft om toe te zien op de correcte naleving van de Cao Taxivervoer en de Cao SFM.
3.3
Het controlereglement is gebaseerd op artikel 5 lid 2 Cao SFM. Daarin is bepaald dat werkgever verplicht is op de wijze, vermeld in een nader daartoe door SFM op te stellen reglement, aan te tonen dat hij de bepalingen van de Cao Taxivervoer alsmede de Cao SFM getrouwelijk naleeft. In artikel 5 van het controlereglement is deze verplichting uitgewerkt met de bepaling dat op de werkgever de bewijslast rust dat de Cao Taxivervoer en de Cao SFM wordt nageleefd. Dit moet ingevolge artikel 6 van het controlereglement blijken uit de door of namens de werkgever gevoerde inzichtelijke en deugdelijke administratie.
3.4
In artikel 12 van het controlereglement is een regeling opgenomen over het verschuldigd worden van een forfaitaire schadevergoeding. De leden 2 en 3 luiden:
2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens SFM gedurende ten minste 14 dagen nalatig blijft de vanwege SFM verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de CAO Taxivervoer en/of CAO SFM naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan SFM een forfaitaire schadevergoeding te betalen. SFM kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
3. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens SFM gedurende ten minste 14 dagen volhardt bij het niet naleven van de CAO Taxivervoer en/of CAO SFM op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is hij onverminderd het gestelde onder 2 verplicht aan SFM een forfaitaire schadevergoeding te betalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening gehouden worden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO Taxivervoer en/of CAO SFM.
3.5
Artikel 14 lid l van het reglement luidt:
De forfaitaire schadevergoeding (S) genoemd in artikel 12, lid 2 en lid 3, wordt als volgt berekend:
S = A x W x € 1 waarin
A = de laatste voor de betrokken werkgever vastgestelde jaarlijkse premieafdracht SFM (werkgevers en werknemersdeel), of bij gebreke daarvan de verschuldigde jaarlijkse premieafdracht overeenkomstig artikel 5 CAO SFM, of bij gebreke daarvan een door SFM forfaitair vast te stellen bedrag, gebaseerd op een schatting van de laatstelijk voor de betrokken werkgever vooronderstelde premieafdracht SFM-fonds, met dien verstande dat A ten minste € 125 zal bedragen.
W = is het aantal weken dat de werkgever in gebreke blijft.
3.6
Artikel 14 lid 3 van het reglement luidt:
De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die SFM maakt en de te dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van SFM (als bedoeld in artikel 5 van de statuten SFM).
3.7
Taxi Rudolph is ingevolge artikel 5 Cao SFM aan SFM een premie verschuldigd
(0,6% van de loonsom over 2020 en 0,95% over 2021).
3.8
SFM heeft met een brief van 13 september 2022 een onderzoek aangekondigd naar de naleving van de Cao’s door Taxi Rudolph in de periode september 2021 tot en met augustus 2022 met het verzoek om de daarvoor benodigde controledocumenten binnen 14 dagen aan te leveren.
3.9
SFM heeft dit verzoek herhaald met brieven van 3, 13 en 18 oktober 2022. In deze laatste brief, die aangetekend is verzonden, is Taxi Rudolph gesommeerd onder gelijktijdige ingebrekestelling om de gevraagde controledocumenten alsnog binnen 14 dagen aan te leveren op straffe van verbeurte van een forfaitaire schadevergoeding overeenkomstig artikel 12 van het controlereglement.
3.1
Met een e-mailbericht van 1 december 2022 heeft Taxi Rudolph onder meer aan SFM bericht:
Ik probeer al het hele jaar van jullie af te komen gezien wij sinds november 2021 al geen personeel meer hebben. Maar het lukt niet. Ook geen idee hoe dat moet. Dus bij deze wil ik weer aangegeven dat wij geen personeel hebben en ons bij jullie als werkgever willen uitschrijven, voor we nog meer rekeningen krijgen.
3.11
Nadat er telefonisch contact tussen partijen heeft plaatsgevonden, heeft Taxi Rudolph met een e-mailbericht van 31 januari 2023 aan SFM geschreven:
Zoals ik aan uw collega heb aangegeven zijn wij verwisseld van bct en heeft de inbouwer niet de bestanden er af gehaald deze bct's zijn ondertussen verkocht aan een ander taxi bedrijf.
Ook een verzamel loonstaat van 2022 is niet aanwezig omdat we toen geen personeel in dienst hadden dit is allemaal op te vragen het uwv.
We hebben ook geen personeel als inhuur gehad.
Maar als het moet betaal ik die € 13,28 met liefde.
Op dit moment is het pensioen fonds vervoer alles aan het berekenen en aan het rectificeren.
3.12
Met een e-mailbericht van 20 maart 2023 heeft de gemachtigde van SFM aan Taxi Rudolph meegedeeld dat zij vanwege het uitblijven van de controlestukken een forfaitaire vergoeding heeft verbeurd die tot 21 maart 2023 is opgelopen tot 20 maal € 125 ofwel € 2.500.
3.13
De gemachtigde van SFM heeft met een e-mailbericht van 21 april 2023 aan Taxi Rudolph geschreven:
Uit uw informatie blijkt dat u in de periode september tot november 2021 personeel in dienst had en aldus verplicht bent om medewerking te verlenen aan het verplicht gestelde cao onderzoek.
Aangezien de administratie thans niet meer beschikbaar is, wordt SFM voor een voldongen feit geplaatst. SFM heeft de voorkeur voor een minnelijke oplossing en is bereid om de forfaitaire vergoeding tegen finale kwijting vast te stellen op € 750,- rekening houdend met de korte periode dat u werknemers in dienst heeft gehad.
3.14
Taxi Rudolph is niet op dit voorstel ingegaan.

4.Het geschil en de beslissing van de kantonrechter

4.1
SFM heeft bij de kantonrechter gevorderd dat Taxi Rudolph hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van € 2.500, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2023. SFM heeft verder gevorderd dat Taxi Rudolph wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2
De kantonrechter [1] heeft na matiging de vordering van SFM toegewezen tot € 750, vermeerderd met wettelijke rente, en afgewezen wat meer was gevorderd. Taxi Rudolph is in de proceskosten veroordeeld.
4.3
De bedoeling van het hoger beroep van SFM is dat haar vordering alsnog volledig wordt toegewezen.

5.Het oordeel van het hof

Uitgangspunt
5.1
Taxi Rudolph is niet in hoger beroep gekomen van het oordeel van de kantonrechter dat Taxi Rudolph, omdat zij na de ingebrekestelling van 18 oktober 2022 meer dan veertien dagen nalatig is gebleven om de door SFM gevraagde gegevens aan te leveren, een forfaitaire schadevergoeding als bedoeld in artikel 12 lid 2 van het controlereglement aan SFM is verschuldigd. Dat oordeel staat daarmee in hoger beroep vast. De wijze waarop de hoogte ervan door SFM is berekend, is ook in hoger beroep niet bestreden.
Matiging
5.2
De kantonrechter heeft het beroep van Taxi Rudolph op de redelijkheid en billijkheid opgevat als een beroep op matiging van het door SFM gevorderde bedrag. In het verlengde daarvan is dat gevorderde bedrag aangemerkt als een boete in de zin van artikel 6:91 BW. Dat laatste is door SFM niet in hoger beroep besteden.
5.3
Een boete waarover het in deze procedure gaat, zou kunnen worden gematigd op de voet van artikel 6:94 BW indien toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat zou leiden. Daarbij moet gelet worden op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst en de inhoud en strekking van het beding, alsmede de omstandigheden waaronder het is ingeroepen en de overige omstandigheden van het geval. Bij de toepassing van die maatstaf moet terughoudendheid in acht worden genomen. [2] De strekking van het boetebeding moet zo nodig worden uitgelegd, in dit geval aan de hand van de zogeheten Cao-norm. [3]
5.4
Bij de beoordeling of in dit geval redenen zijn om het bedrag te matigen, zoals Taxi Rudolph vraagt en SFM bestrijdt, neemt het hof het volgende in acht.
5.5
SFM ontleent haar bevoegdheid voor het vorderen van een forfaitaire schadevergoeding aan wat in de artikelen 12 lid 1 en 13 van het controlereglement is verwoord. De forfaitaire schadevergoeding valt daarbij onder het bereik van de vorderingen als bedoeld in de artikelen 15 e.v. van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst en artikel 3 lid 4 van de Wet AVV die een vakvereniging kan instellen. Hoewel dat niet expliciet in die bepalingen staat, wordt in literatuur en rechtspraak breed gedragen dat de schade van een vakvereniging bij niet-naleving door een werkgever van enige verplichting uit een Cao kan bestaan uit gemaakte (toezicht- en onderzoeks)kosten, verlies aan wervingskracht, reputatieschade en (als gevolg) gederfde (contributie)inkomsten. [4] Daarom moet worden aangenomen dat de forfaitaire schadevergoeding een meervoudige strekking heeft en in dit geval niet alleen dient als prikkel voor de nakoming van enige verplichting uit de Cao maar ook geldt als dekking van kosten en (materiële en immateriële) schade.
5.6
De bepaling over de forfaitaire schadevergoeding betreft verder een door de Cao-partijen overeengekomen en vervolgens algemeen verbindend verklaard beding. Dat beding is tot stand gekomen in onderhandelingen tussen vakvereniging en werkgeversorganisatie zodat moet worden aangenomen dat het ook in die zin een evenwicht weergeeft van de aan de orde zijnde belangen. Het is daarmee geen beding waarbij één partij de verschuldigdheid en de hoogte van de schadevergoeding bepaalt. De aard van een algemeen verbindend verklaarde bepaling van een Cao draagt daarom bij aan de hiervoor in 5.3 bedoelde in acht te nemen terughoudendheid. De wijze waarop Taxi Rudolph aan het boetebeding gebonden is, is daarmee een onvoldoende relevante omstandigheid voor matiging. [5]
5.7
Artikel 14 van het controlereglement geeft aan hoe de forfaitaire schadevergoeding wordt berekend. Bepalend is het aantal weken dat de werkgever in gebreke blijft, vermenigvuldigd met de voor de werkgever vastgestelde premieafdracht en die som wordt vermenigvuldigd met € 1. Het gaat daarmee dus in beginsel om factoren die op de specifieke werkgever en de concrete situatie zien (‘hoe groot is het taxibedrijf’ en ‘wat is de duur van het verzuim’), met dien verstande dat het in deze berekening toe te passen bedrag op minimaal € 125 per week is bepaald. Met dat minimum is in dit geval gerekend. In artikel 14 lid 3 van het controlereglement is door de Cao-partijen vastgelegd dat de forfaitaire schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die SFM maakt in het kader van de uit haar statuten volgende taak om toezicht te houden op de wijze waarop de Cao Taxivervoer wordt nageleefd. Hieruit alsook uit de aard van de hiervoor in 5.5 genoemde vormen van schade volgt dat SFM niet hoeft aan te tonen dat zij in dit geval een schade in de omvang als door haar wordt gevorderd ook feitelijk heeft geleden.
5.8
In dit geval is SFM gestopt bij € 2.500 met het berekenen van een forfaitaire schadevergoeding, hoewel vaststaat dat Taxi Rudolph over de periode dat zij wel een werknemer in dienst had (1 september 2021 – 1 november 2021) ondanks diverse pogingen vanuit SFM geen gegevens aan SFM heeft verstrekt. Daarmee is onduidelijk gebleven of Taxi Rudolph ten opzichte van deze werknemer de Cao’s heeft nageleefd. Daarmee blijft gegeven dat een forfaitaire schadevergoeding voldoende hoog moet zijn om het doel van prikkel tot nakoming te kunnen bereiken. Taxi Rudolph heeft verder geen (actuele) financiële gegevens over haar onderneming gepresenteerd op basis waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat een schadevergoeding met een omvang van € 2.500 in haar geval tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat zou leiden. De enkele, niet onderbouwde, stelling dat de boete hoog is in vergelijking met wat Taxi Rudolph iedere maand overhoudt, is daarvoor onvoldoende.
5.9
In het licht van het voorgaande heeft Taxi Rudolph onvoldoende aangevoerd om tot matiging over te gaan. Het door SFM gevorderde bedrag kan daarom worden toegewezen.
De conclusie
5.1
Het hoger beroep van SFM slaagt. Omdat Taxi Rudolph in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [6]
5.11
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof:
6.1
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 26 maart 2024, behalve de beslissingen 5.2 en 5.3 die hierbij worden bekrachtigd, en beslist opnieuw als volgt:
6.2
veroordeelt Taxi Rudolph hoofdelijk tot betaling aan SFM van € 2.500, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.3
veroordeelt Taxi Rudolph hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van SFM:
  • € 798 aan griffierecht
  • € 281,50 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Taxi Rudolph c.s.
  • € 1.716 aan salaris van de advocaat van SFM (2 procespunten × appeltarief I à € 858);
6.4
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, M.E.L. Fikkers en O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
18 maart 2025.

Voetnoten

1.Het vonnis is niet gepubliceerd.
2.Zie o.m. HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:207.
3.Zie o.m. HR 10 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1049
4.Vgl. Gerechtshof Den Haag 26 februari 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:5371.
5.Vgl. arrest van dit hof van 17 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2341.
6.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.