ECLI:NL:GHARL:2025:1706

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
21-005679-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens ontbreken ontuchtig karakter bij seksuele handelingen tussen minderjarige en verdachte

Op 25 maart 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2003, op 28 juli 2019. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte, destijds 19 jaar oud, met de minderjarige seksuele handelingen had verricht, maar had geen straf opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot de conclusie dat er geen sprake was van een ongelijkwaardige situatie tussen de verdachte en de aangeefster. Het hof oordeelde dat de handelingen niet ontuchtig waren, omdat er geen bewijs was dat de aangeefster op het moment van de seksuele handelingen onder invloed was van alcohol, en dat er geen sprake was van een affectieve relatie of een significant leeftijdsverschil. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof benadrukte dat de beoordeling van ontuchtige handelingen altijd afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van het geval.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005679-21
Uitspraak d.d.: 25 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 16 december 2021 met parketnummer 08-145226-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1999,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft verricht die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en heeft verdachte geen straf of maatregel opgelegd.
Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te [plaats] , met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2003), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn penis in de mond en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het houden van zijn penis tegen de anus van die [slachtoffer] .

Vrijspraak

Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte voor het tenlastegelegde feit te veroordelen. Bewezen kan worden dat verdachte, destijds negentien jaar oud, met zijn penis is binnengedrongen in de vagina van aangeefster die destijds vijftien jaar oud was. Er kan niet worden bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van aangeefster heeft gebracht of tegen haar anus heeft gehouden. Daarvan moet dus worden vrijgesproken.
Aangeefster was vijftien jaar en nu de leeftijd in artikel 245 Wetboek van Strafrecht (Sr) (oud) geobjectiveerd is, doet het er niet toe dat verdachte dat niet wist. Van afwezigheid van alle schuld is dan ook geen sprake. Ook komt verdachte geen beroep op het ontbreken van het ontuchtig karakter toe. Het leeftijdsverschil kan niet als gering worden aangemerkt. Er was geen sprake van een affectieve relatie tussen beiden, ze kenden elkaar net een paar uur. Aangeefster had die avond een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken. Het is aannemelijk dat dat invloed heeft gehad op haar oordeelsvorming. Het ontuchtige karakter kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde nu het ontuchtige karakter en daarmee de wederrechtelijkheid ontbreekt. De seks heeft vrijwillig plaatsgevonden. Dat aangeefster zich achteraf weinig meer weet te herinneren en het achteraf niet gewild zou hebben, maakt niet dat de seksuele handelingen die nacht een ontuchtig karakter zouden hebben gehad. Vijftien jaar is geen uitzonderlijke leeftijd om seks te hebben. Bovendien was aangeefster op vier maanden na geen zestien. De omstandigheid dat tussen verdachte en aangeefster geen sprake was van een affectieve relatie, maakt niet dat daarmee het ontuchtige karakter gegeven is. Aanwijzingen van ongelijkwaardigheid zijn er in dit geval niet. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster het initiatief nam tot de seksuele handelingen. Ook de omstandigheid dat de seks buiten, aan de rand van het festivalterrein, heeft plaatsgevonden, maakt niet dat deze seks in strijd zou zijn met de sociaal-ethische norm.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte in elk geval vrijgesproken wordt van ‘het brengen van de penis in de mond’ en het brengen van de penis tegen de anus’, nu daar geen bewijs voor is.
Oordeel van het hof
Vaststaande feiten en omstandigheden
Het hof gaat uit van de volgende niet ter discussie staande feiten en omstandigheden.
Op 28 juli 2019 vond er op het voetbalveld in [plaats] een zogenaamde ‘on the beach party’ plaats. Het ging om een feestje voor personen van zestien jaar en ouder. Op het feest werden polsbandjes uitgedeeld die onderscheid maakten tussen bezoekers van 16+ en van 18+. Degenen met een 18+ -polsbandje mochten alcohol bestellen en drinken.
Verdachte heeft het feest met vrienden bezocht, onder wie [naam 1] en [naam 2] . Verdachte was destijds negentien jaar oud en droeg een 18+-bandje.
Ook aangeefster, hierna ook: [slachtoffer] , heeft het feest bezocht. Zij was daar met haar vriendin [naam 3] . Zij was destijds vijftien jaar en acht maanden oud en had bij de ingang een 18+-bandje gekregen, dat ze om haar pols droeg.
Verdachte en aangeefster hebben elkaar die avond ontmoet en zijn aan de praat geraakt. Ze kenden elkaar daarvoor niet en hadden geen affectieve relatie.
Aangeefster en verdachte besloten op enig moment samen het terrein te verlaten naar een plek in de buurt van het festivalterrein. Daar hebben ze met elkaar gepraat en zijn ze gaan zoenen. Vervolgens hebben ze gemeenschap met elkaar gehad.
Hierna zijn verdachte en aangeefster afzonderlijk van elkaar teruggegaan naar het festivalterrein.
Beoordeling van de feiten
Evenals de rechtbank stelt het hof voorop dat de strafbaarstelling van artikel 245 Sr (oud) beoogt minderjarigen te beschermen tegen seksueel contact. De leeftijd van het slachtoffer is geobjectiveerd en de aanwezigheid van opzet op of schuld aan dit aspect is niet vereist. Om die reden staat het ontbreken van wetenschap omtrent de (jeugdige) leeftijd van het slachtoffer een bewezenverklaring van ontucht niet in de weg.
Zoals hiervoor overwogen was aangeefster op 28 juli 2019 vijftien jaar en acht maanden oud. Net als de rechtbank gaat het hof er, gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, van uit dat verdachte niet wist dat aangeefster pas vijftien was en wellicht zelfs de overtuiging had dat zij al achttien was omdat zij een 18+-bandje droeg. Dit maakt voor het toepassen van artikel 245 Sr (oud) echter geen verschil.
Op dit punt is door de verdediging ook geen verweer gevoerd.
Aan het hof ligt de vraag voor of de onbetwiste feitelijke seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden (het brengen van de penis in de vagina van aangeefster) zijn aan te merken als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 Sr (oud).
Ontuchtige handelingen zijn volgens de wetsgeschiedenis handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De ontuchtigheid kan aan het handelen ontbreken als er sprake is van
  • vrijwillig seksueel contact tussen personen
  • die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel
  • een affectieve relatie hebben (vgl. HR 24 juni 1997, NJ 1997/676).
De vraag of de handelingen ontuchtig zijn, dient steeds te worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval.
Leeftijd
Zoals terecht door de raadsvrouw is benadrukt, was aangeefster destijds op vier maanden na zestien jaar, ofwel vijftien jaar en acht maanden oud. In elk geval niet net pas vijftien. Verdachte was negentien jaar. Bij de beoordeling van het leeftijdsverschil tussen de betrokkenen kan naast het verschil in kalenderjaren ook betekenis toekomen aan het verschil in (cognitief en of seksueel) ontwikkelingsniveau en of levensfase (bijv. HR 15 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:415,
NJ2016/177).
Getuige [getuige 1] , de vriendin van aangeefster met wie ze die avond op het feest was, heeft bij de politie verklaard dat aangeefster nog nooit seks heeft gehad, maar dat er wel ‘andere handelingen’ zijn gebeurd. Ze spraken vaker over seks. Ook gingen ze vaker samen uit en werd er alcohol gedronken.
Getuige [getuige 2] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij de indruk kreeg dat aangeefster die avond naar aandacht zocht. Ze is zelf naar verdachte toegegaan en ze hebben een hele tijd met elkaar staan praten. Volgens [getuige 2] zag het er gezellig en flirterig uit. Het was duidelijk dat de belangstelling van beide kanten kwam.
Uit de stukken blijkt niet van een groot overwicht in (seksuele) ervaring en ontwikkeling aan de kant van verdachte.
Getuige [getuige 2] heeft bij de raadsheer-commissaris over verdachte verklaard dat hij niet vaker zomaar seks heeft met meisjes en dat hij voor en na deze gebeurtenis een lange vaste relatie heeft gehad.
Het hof heeft in [slachtoffer] ’s eigen verklaring gelezen dat ze er ouder uitziet dan haar leeftijd.
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster en hij samen besloten om naar een rustiger plek te gaan om verder te praten. Het kwam tot zoenen en aangeefster nam het initiatief tot seks door zijn geslachtsdeel uit zijn broek te halen. Daarvoor had aangeefster tegen verdachte gezegd dat ze vaker seks had gehad en dat ze seks wilde. Ze aarzelde er volgens verdachte niet over. Ze wilden het beiden en hebben er allebei vrijwillig en actief aan deelgenomen.
Ter zitting van het hof heeft verdachte benadrukt dat hij niet wist dat [slachtoffer] pas vijftien was. Hij ging af op haar uiterlijk, op het 18+-bandje dat ze droeg en op haar eigen opmerking dat ze achttien was. Hij heeft zelf een zusje van vijftien en als hij had geweten dat ook [slachtoffer] toen vijftien was, was hij er nooit aan begonnen en had hij zich verre van haar gehouden.
Wel vindt hij het heel erg voor [slachtoffer] dat ze het zo heeft beleefd en had hij nog graag met haar over deze gebeurtenis gepraat.
Hoewel er sprake was van een niet per definitie ‘gering’ leeftijdsverschil, is het hof van oordeel dat desondanks geen sprake was van een ongelijkwaardige situatie tussen verdachte en aangeefster. Dit maakt dat het hof dit niet ten nadele van verdachte meeweegt in het beoordeling of sprake was van handelen in strijd met de sociaal-ethische norm. Hoewel de leeftijd van een slachtoffer in dit wetsartikel geobjectiveerd is, gaat het hof er van uit dat verdachte daadwerkelijk dacht (en daartoe ook aanleiding had) dat aangeefster achttien jaar, in elk geval ouder dan vijftien jaar, was.
Affectieve relatie
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat, hoewel er geen affectieve relatie bestond tussen hem en aangeefster, hij de situatie op dat moment omschrijft als een ‘intiem samenzijn’ tussen beiden. Het ging niet alleen om de seks en de seks was niet enkel een ‘mechanische handeling’. Ze wilden het beiden en hebben er beide actief aan deelgenomen.
Overige omstandigheden
De rechtbank heeft het onaannemelijk geacht dat aangeefster helemaal helder was en is van oordeel geweest dat verdachte dit moet hebben geweten.
Hoewel uit het dossier blijkt dat aangeefster (veel) alcohol had gedronken, komt het hof niet tot de conclusie dat dit zodanig duidelijk merkbaar was dat aangever dit moet hebben gezien en geweten.
Verdachte heeft verklaard dat hij na het werk en dus wat later op de avond naar het feest is gegaan. Hij heeft niets raars opgemerkt aan aangeefster. Ze zag er normaal uit en gedroeg zich ook zo. Na de seks hebben ze op de afgelegen plek nog met elkaar gepraat en is verdachte volgens de tussen hen gemaakte afspraak als eerste teruggelopen. Hij heeft niet gezien dat [slachtoffer] voorafgaand aan de seks in elkaar zou zijn gezakt, is weggevallen of heeft overgegeven. Desgevraagd heeft hij ter zitting van het hof verklaard dat dat gewoon niet is gebeurd.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat aangeefster na terugkeer op het feestterrein wel een drankje in haar hand had, maar dat ze zeker recht op haar benen stond.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat toen ze aangeefster later (het hof begrijpt: na de seks) weer zag, ze ‘gewoon’ op haar overkwam. Ze wilde naar huis en [getuige 1] wilde dat ook. Pas tijdens de fietsrit naar huis gedroeg aangeefster zich apart, raar en kon ze zich niets herinneren van wat er gebeurd was.
Wat precies de oorzaak is geweest van de staat waarin aangeefster later die nacht verkeerde, zodanig dat zij en [getuige 1] door [getuige 1] ’s moeder moesten worden opgehaald, heeft het hof op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen.
Op grond van de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] stelt het hof wel vast dat zij zich direct na terugkomst van het intermezzo met verdachte nog gewoon gedroeg en een normale indruk maakte. Dit maakt dat het hof, anders dan de rechtbank, niet tot het oordeel komt dat aangeefster op het moment van het seksuele contact met verdachte (al) zodanig onder invloed moet zijn geweest dat dat verdachte dit moet hebben gezien of opgemerkt en dus moet hebben geweten.
Conclusie
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, in samenhang bezien, komt het hof tot het oordeel dat in dit geval geen sprake was van seksueel handelen in strijd met de zogeheten sociaal-ethische norm. Nu het ontuchtige karakter aan het seksuele handelen ontbreekt, zal het hof verdachte integraal vrijspreken van het hem tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. J. Steenbrink en mr. I.M. Nusselder, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 25 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 maart 2025.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. W. Gerretschen, advocaat-generaal,
mr. S.H. van Dalen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.