In deze zaak heeft [appellant], eigenaar van een appartementsrecht, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarin zijn vorderingen tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde servicekosten door de Vereniging van Eigenaars (VvE) werden afgewezen. De VvE had sinds de bewoning van de appartementen in 2001 de servicekosten gelijkelijk verdeeld, in plaats van volgens de verdeelsleutel in de splitsingsakte. [appellant] vorderde een bedrag van € 3.874,20, dat hij volgens hem onterecht te veel had betaald over de periode van augustus 2015 tot en met augustus 2020. De kantonrechter wees de vorderingen van [appellant] af, maar het hof oordeelde dat de VvE de onverschuldigd betaalde servicekosten aan [appellant] moet terugbetalen. Het hof stelde vast dat de VvE niet had betwist dat [appellant] meer had betaald dan hij op grond van de splitsingsakte verschuldigd was. De VvE had zich beroepen op redelijkheid en billijkheid, maar het hof oordeelde dat de toepassing van de splitsingsakte niet onaanvaardbaar was. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de VvE tot terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten.