ECLI:NL:GHARL:2025:1729

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
200.330.126
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsverkrijging van een strook grond door bevrijdende verjaring en de gevolgen voor burenrelaties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep over de eigendomsverkrijging van een strook grond door bevrijdende verjaring. De eiser, Ameco Holding B.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter die haar vorderingen grotendeels had afgewezen. De kern van de zaak draait om de vraag of Ameco eigenaar is geworden van een strook grond die op het kadastraal perceel van de tegenpartij, [geïntimeerden], ligt. Ameco stelde dat zij de grond door verjaring in eigendom had verkregen, terwijl [geïntimeerden] dit betwistten en vorderden dat de kadastrale grens de erfgrens is.

Het hof heeft vastgesteld dat de betonnen erfafscheiding, die de grens tussen de percelen markeert, gedurende meer dan twintig jaar op dezelfde plek heeft gestaan en dat Ameco de strook grond in bezit heeft genomen. Het hof oordeelde dat de vorderingen van Ameco in hoger beroep toewijsbaar zijn, en dat de vorderingen van [geïntimeerden] in hoger beroep niet slagen. Het hof heeft Ameco als eigenaar van de strook grond verklaard en [geïntimeerden] veroordeeld tot medewerking aan het opstellen van een notariële akte van verjaring. Daarnaast zijn [geïntimeerden] veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Ameco en de proceskosten. De zaak illustreert de juridische complexiteit rondom eigendomsverhoudingen en burenconflicten, vooral in het kader van verjaring en de rechten van buren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.330.126
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 9613895
arrest van 25 maart 2025
in de zaak van
Ameco Holding B.V.,
die is gevestigd in Utrecht,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie en verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna:
Ameco,
advocaat: mr. D.D. Senders
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2],
die beiden wonen in [woonplaats1] ,
die ook hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de kantonrechter optraden als gedaagden in conventie, eisers in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna samen:
[geïntimeerden]
advocaat: mr. A.F.M. Visscher.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van onderdeel 1 van het arrest in het incident tot niet-ontvankelijkheid van 18 juni 2024 hier over. Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, althans akte uitlaten nieuwe eisen;
  • het verslag van de mondelinge behandeling die op 11 februari 2025 bij het hof heeft plaatsgevonden.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft het hof bepaald dat arrest zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1
Partijen zijn buren van elkaar. Een strook grond (hierna: de strook grond) die op het kadastraal perceel van [geïntimeerden] ligt, is bij de tuin van Ameco getrokken. Op een gedeelte van deze strook grond staat een overkapping. De vraag is of Ameco eigenaar van de strook grond is geworden door verjaring.
2.2
Ameco heeft bij de kantonrechter gevorderd (samengevat weergegeven):
  • i) een verklaring voor recht dat de loop van de grens tussen de percelen aangeduid door de deels teruggeplaatste betonnen schutting door bevrijdende verjaring de juridische grens is geworden;
  • ii) een verklaring voor recht dat de nieuw geplaatste houten erfafscheiding niet mandelig is en voor de volledige verantwoordelijkheid van [geïntimeerden] komt;
  • iii) [geïntimeerden] te bevelen mee te werken aan het opstellen, passeren en inschrijven van een verjaringsakte, op straffe van een dwangsom;
  • iv) hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] om aan Ameco een bedrag van € 1.000,- aan schadevergoeding te voldoen vanwege de vernietiging van de beplanting aan de zijde van Ameco;
een en ander met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.3
[geïntimeerden] hebben in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat de kadastrale grens de erfgrens tussen de beide percelen is en dat het bij Ameco in gebruik zijnde stuk grond in eigendom toebehoort aan hen. Daarnaast hebben zij in voorwaardelijke reconventie gevorderd dat Ameco (primair) wordt veroordeeld tot het verwijderen van de esdoorn op de strook grond en subsidiair tot het terugsnoeien van deze esdoorn, op straffe van een dwangsom.
2.4
De kantonrechter heeft de vorderingen van Ameco in conventie afgewezen, behoudens de hierboven onder (ii) aangeduide vordering. Deze vordering is in hoger beroep verder niet meer aan de orde. De vorderingen van [geïntimeerden] in reconventie zijn toegewezen. Aan de voorwaardelijke reconventionele vordering is de kantonrechter niet toegekomen. Ameco is in de proceskosten in conventie en reconventie veroordeeld.
2.5
De bedoeling van het hoger beroep van Ameco is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen. Ameco heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd en heeft haar vordering ten aanzien van de strook grond nader gepreciseerd. Zij heeft daarnaast (samengevat weergegeven) gevorderd dat [geïntimeerden] worden veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan het opstellen en inschrijven van een notariële akte van verjaring op straffe van een dwangsom en gevorderd dat indien [geïntimeerden] hier niet aan meewerken, dit arrest in plaats gesteld kan worden van de ontbrekende medewerking. Daarnaast heeft Ameco gevorderd dat [geïntimeerden] medewerking moeten verlenen aan royement van de hypothecaire inschrijving van de strook grond, op straffe van een dwangsom. Tot slot heeft Ameco gevorderd dat [geïntimeerden] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 260,- aan schadevergoeding en tot vergoeding van de overigens geleden schade, op te maken bij staat.
2.6
[geïntimeerden] hebben ook hoger beroep ingesteld. Zij vorderen - onder voorwaarde dat het hoger beroep van Ameco niet slaagt - een verklaring voor recht dat de overkapping zich op hun strook grond bevindt. Daarnaast vorderen zij verwijdering van deze overkapping, op straffe van een dwangsom en - indien het maximum aan dwangsommen bereikt is - dat zij eigenmachtig de overkapping mogen verwijderen. Onder voorwaarde dat het hoger beroep van Ameco slaagt, vorderen zij een verklaring voor recht dat Ameco onrechtmatig heeft gehandeld door de strook grond te kwader trouw in bezit te nemen, met vergoeding van de schade die [geïntimeerden] als gevolg daarvan hebben geleden. Primair vorderen zij schadevergoeding in natura (teruglevering van de strook grond) en subsidiair schadevergoeding in geld (€ 92.000, althans € 56.576,14, althans een zodanig bedrag dat het hof juist acht).

3.De feiten

3.1
Ameco heeft gegriefd tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. Het hof stelt daarom hierna de feiten opnieuw vast.
3.2
Ameco en [geïntimeerden] zijn buren. Ameco is eigenaar van het pand gelegen op het perceel [adres] 60 te [woonplaats1] . [geïntimeerden] zijn eigenaar van het pand gelegen op het perceel [adres] 59 in [woonplaats1] .
3.3
De heer [naam1] (hierna: [naam1] ) is enig bestuurder en aandeelhouder van Ameco. Ameco is opgericht per 31 mei 2006. Een dochteronderneming van Ameco, Ameco Adviesgroep Milieubeleid B.V., staat sinds april 1993 ingeschreven op het adres [adres] 60. [naam1] huurt het pand aan de [adres] 60 in ieder geval sinds 1993.
3.4
De heer [naam2] verkreeg in 1992 de eigendom van [adres] 60. Door het overlijden van [naam2] in oktober 2006 heeft mevrouw [naam3] als erfgenaam dit perceel verkregen. Op 1 juni 2007 heeft zij het perceel overgedragen aan Ameco.
3.5
[geïntimeerden] zijn op 6 oktober 2020 eigenaar geworden van [adres] 59. Zij hebben dit perceel gekocht van [naam4] , die in april 1990 de eigendom van [adres] 59 verkregen. Het maaiveld van de tuin van Ameco ligt circa 50 cm hoger dan dat van de tuin van [geïntimeerden] .
3.6
Op verzoek van [geïntimeerden] heeft het kadaster op 14 juni 2021 een grensreconstructie verricht en de kadastrale erfgrens tussen de percelen van partijen aan de achterzijde van de panden ingemeten. Uit het relaas van bevindingen van deze datum blijkt dat de ligging van de feitelijke erfafscheiding afwijkt van de ligging van de kadastrale erfgrens. De feitelijke erfafscheiding stond, gemeten vanaf de kadastrale erfgrens, ter hoogte van de gevel 15 cm en aan het einde van het perceel 78 cm op het perceel van [geïntimeerden] . Op de kadastrale grens staat een esdoorn.
3.7
[geïntimeerden] hebben op enig moment in 2021 de feitelijke erfafscheiding vervangen. De door [geïntimeerden] vervangen erfafscheiding werd gevormd door een lage betonnen onderzijde, bestaande uit betonnen blokken met daarop een aantal verticale betonnen staanders met daartussen gaas (hierna: de betonnen schutting). Hierop groeide hedera. De betonnen schutting fungeerde ook als grondwering. De betonnen schutting helde over in de richting van het perceel van [geïntimeerden] .
3.8
[geïntimeerden] hebben de betonnen schutting vervolgens teruggeplaatst, te weten over de gehele lengte daarvan op dezelfde plek als waar deze bij verwijdering stond met uitzondering van de paal aan het einde van het perceel tegen de muur van de achterburen van [geïntimeerden] . Deze paal hebben zij niet verwijderd. De betonnen schutting is gedeeltelijk in de hoogte teruggeplaatst; deze is met het terugplaatsen daarvan in hoogte gehalveerd, te weten tot het maaiveld van het perceel van Ameco. [geïntimeerden] hebben een nieuwe houten schutting over hele lengte parallel aan de teruggeplaatste betonnen schutting geplaatst (hierna: de houten schutting); de ruimte tussen deze houten schutting en de teruggeplaatste betonnen schutting is circa 20-30 cm.
3.9
Op 20 december 2023 heeft op verzoek van Ameco een nieuwe kadastrale meting plaatsgevonden. Ter illustratie is hieronder een gedeelte van p. 4 van het relaas van bevindingen van deze datum opgenomen. Het perceel met nummer 3406 is het perceel van [geïntimeerden] en het perceel met nummer 5444 is het perceel van Ameco. De rode stippellijn markeert de kadastrale grens. Tussen de kadastrale grens en de geheel rechts gelegen houten schutting zijn ‘h-vormige’ objecten zichtbaar, met de nummers 39 tot en met 48. Dit zijn restanten van de betonnen palen, die door [geïntimeerden] zijn uitgegraven en op dezelfde plek teruggeplaatst. Dit met uitzondering van paal 39, aan het eind van de tuin, die zij niet hebben verwijderd (zie 3.8.). Voorts is zichtbaar dat de esdoorn (markering 53, ‘boom’) op de kadastrale grens staat.
3.1
In opdracht van Ameco heeft [naam5] van One Expertise B.V. (hierna: One) op 9 januari 2024 ter plaatse onderzoek verricht naar de mogelijkheid van verplaatsing van de betonnen schutting. In het rapport van 23 januari 2024 staat onder meer opgenomen:

Uit de verstrekte stukken blijkt dat de schutting bestond uit betonnen palen met een H-profiel, waartussen betonnen schuttingplanken waren geplaatst. Het bovenste deel bestond uit tussen de palen gespannen gaas met begroeiing. Aan de zijde van [adres] 60 had de schutting een geschatte totale hoogte van 1,50 à 1,60 meter, aan de zijde van [adres] 59 varieerde deze van 2,10 tot 2,20 meter.
Verder blijkt uit de stukken dat er geen discussie is over de feitelijke positie van de schutting, welke door het niet verwijderde onderste deel voor ons ook te verifiëren was. De lengte van de schutting bedroeg 15,30 meter.(…)
Op basis van de visuele beoordeling van het beton en de ongelijke wijze van plaatsing van de wapening, stellen wij vast dat deze palen en planken uit de periode van voor de Tweede Wereldoorlog dateren.(…)
Op de vraag of het mogelijk is dat de betreffende betonnen schutting in de afgelopen jaren in horizontale richting naar de zijde van [adres] 59 is verschoven, is het antwoord dat dit op grond van de situatie en feitelijke omstandigheden niet mogelijk is geweest.
Zoals toegelicht staat er op het deel van de palen dat volledig in de bodem staat aan beide zijden een gelijke druk, waardoor er van verplaatsing geen sprake kan zijn.
De resulterende gronddruk over het hoogteverschil tussen beide tuinen kan evenmin resulteren in een rechtstandige, horizontale verplaatsing van de schutting. Los van het aspect dat de schutting dit drukverschil kan opnemen, zou in het geval dat dit niet mogelijk was, er paalbreuk hebben moeten optreden, met het volledig bezwijken van de schutting tot gevolg.”

4.Het oordeel van het hof

inleiding
4.1
Het hof zal oordelen dat de strook grond door bevrijdende verjaring eigendom is geworden van Ameco. Het voorwaardelijke incidenteel hoger beroep slaagt niet. Dit wordt hierna uitgelegd.
juridisch kader bij eigendomsverkrijging door verjaring
4.2
Ameco beroept zich erop dat zij op grond van bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van de strook grond. Het spreekt voor zich dat de eigendom van een onroerende zaak - zoals een strook grond - niet zomaar van de een overgaat op de ander, alleen omdat er tijd verstrijkt. Daar is meer voor nodig. In de wet en in de rechtspraak is een aantal (vuist)regels bepaald waarmee kan worden uitgemaakt of eigendom door verjaring is overgegaan van de een naar de ander. In elk geval moet er sprake van zijn dat een ander dan de eigenaar de zaak in bezit heeft genomen. In het geval van een beroep op bevrijdende verjaring - zoals in onderhavige zaak - betekent dat, dat die ander, die de zaak in bezit heeft genomen (of hij nu te goeder trouw is of niet) de eigendom krijgt omdat de oorspronkelijke eigenaar na verloop van 20 jaar zijn eigendom niet meer kan terugvorderen. De ander, die de zaak in bezit heeft genomen, moet zich zodanig gedragen dat anderen daaruit moeten afleiden dat die ander vindt dat hij eigenaar is. Met andere woorden: er moet sprake zijn van bezitsdaden. Of er op die manier bezit is uitgeoefend moet per geval worden bekeken. In elk geval is het aanleggen en onderhouden van een tuintje niet genoeg, er komt meer bij kijken. Het gaat er verder niet om wat zich enkel in het hoofd van de betrokkenen heeft afgespeeld (dat is subjectief) maar om de feitelijke situatie en om wat er allemaal is gedaan en gebeurd. Dat wordt dan met de blik van buiten (dus objectief) uitgelegd: voor een buitenstaander moet uit het gedrag van de ander duidelijk zijn dat hij denkt de eigenaar te zijn.
beroep op bevrijdende verjaring slaagt
4.3
De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat het beroep van Ameco op bevrijdende verjaring niet opgaat, omdat niet is vast komen te staan dat de betonnen erfafscheiding in ieder geval sinds 28 december 2001 (20 jaar voor de datum van de inleidende dagvaarding)
op dezelfde plekheeft gestaan. De kantonrechter heeft daartoe geoordeeld dat vast is komen te staan dat er sprake is geweest van een natuurlijke vorm van ‘landjepik’; de betonnen schutting is gedurende een langzaam proces gaan schuiven richting de tuin van [geïntimeerden] . Ameco komt hier in hoger beroep tegen op.
4.4
Het hof stelt bij de beoordeling van dit hoger beroep voorop dat Ameco in hoger beroep voldoende onderbouwd heeft dat zij - gelet op de inschrijving van de dochteronderneming van Ameco op het adres [adres] 60 vanaf 1993 - in ieder geval vanaf 1993 huurster is van [adres] 60.
4.5
Ameco heeft naar het oordeel van het hof in hoger beroep met documenten onderbouwd uiteengezet dat de oude betonnen erfafscheiding gedurende minimaal 20 jaar op dezelfde plek heeft gestaan. In hoger beroep heeft Ameco het rapport van One ingebracht. Uit het rapport van One volgt dat volgens One het niet mogelijk is geweest dat de betonnen schutting in horizontale richting naar de zijde van de [adres] 59 is verschoven. [geïntimeerden] hebben de inhoud van dit rapport betwist. Volgens hen is door One niet onderzocht wat de invloed van de 30 meter hoge esdoorn is op de eventuele mogelijkheid van verplaatsing van de betonnen schutting. Zij betogen ook dat er in het rapport uit is gegaan van eenzijdige informatie en dat het een partij rapport is. Het hof volgt [geïntimeerden] hier niet in. Uit het rapport volgt dat One de situatie ter plaatse heeft onderzocht. De esdoorn wordt in het rapport genoemd, maar dit heeft niet geresulteerd in een andere uitkomst. Dat het hier om een partijrapport gaat, hoeft niet eraan in de weg te staan dat dit rapport gebruikt kan worden in deze procedure. Het had op de weg van [geïntimeerden] gelegen om de betwisting van het rapport van One meer handen en voeten te geven, bijvoorbeeld door het overleggen van een eigen deskundigenrapport. Nu zij dit niet hebben gedaan, gaat het hof uit van de juistheid van het rapport van One. Het hof ziet ook geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het rapport van One niet zorgvuldig genoeg tot stand is gekomen.
4.6
Naast het rapport van One heeft Ameco diverse verklaringen overgelegd waaruit naar het oordeel van het hof ook volgt dat de oude betonnen schutting niet is verschoven. [naam4] (de rechtsvoorgangers van [geïntimeerden] ) hebben in eerste aanleg verklaard dat de schutting [waarmee bedoeld wordt de betonnen schutting, toevoeging hof] in ieder geval in 1990, toen zij de eigendom van [adres] 59 verkregen, aanwezig was. Zij verklaren ook dat de plaats van de schutting niet is veranderd gedurende de tijd dat zij in de woning woonden. In hoger beroep hebben zij een aanvullende verklaring afgelegd, met daarbij diverse foto’s. In deze verklaring lichten zij toe dat gedurende de 30 jaar dat zij in de woning woonden, er nooit enige verschuiving of beweging van de betonnen schutting heeft plaatsgevonden en dat deze altijd op dezelfde plek heeft gestaan. Wel helde de betonnen schutting enigszins over aan de bovenzijde. De verklaring van de familie [naam4] wordt ondersteund door de verklaringen van hun drie kinderen en door de verklaringen (in eerste aanleg en hoger beroep) van de familie [naam6] . [naam6] , die [naam1] vanaf ongeveer 1996 helpen met het onderhoud van de tuin van [adres] 60, verklaren dat de onderkant van de schutting gemaakt was van ingegraven betonnen palen met zware betonnen platen die hierdoor niet kon gaan schuiven. Alleen de bovenkant helde een beetje naar de kant van de buren over. Ook uit de door Ameco overgelegde foto van de esdoorn [1] volgt naar het oordeel van het hof dat de betonnen schutting op dezelfde plaats is blijven staan. Op deze foto is zichtbaar dat het door [geïntimeerden] teruggeplaatste deel van de betonnen schutting zich direct links naast de boom bevindt. Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerden] de betonnen schutting op dezelfde plek hebben teruggeplaatst [2] . Uit het relaas van bevindingen van 20 december 2023 volgt dat de esdoorn midden op de kadastrale grens staat. Indien de betonnen schutting zich zou hebben verplaatst (als gevolg van een ‘natuurlijke wijze van landjepik’) dan zou de betonnen schutting zich door de boom heen moeten hebben verplaatst, wat niet mogelijk is.
4.7
[geïntimeerden] hebben in hoger beroep, aan de hand van een door hen overgelegde productie C, nog betoogd dat de betonnen schutting is gaan ‘lopen’. Productie C betreft drie foto’s, waarop zij op de derde foto zelf een gele lijn hebben aangebracht om hun standpunt dat de positie van de betonnen schutting ten opzichte van de schuur van de overburen is veranderd, te onderbouwen. Het hof is van oordeel dat uit deze door [geïntimeerden] zelf geconstrueerde foto, waarbij (i) niet duidelijk is in hoeverre de ingetekende lijn juist is ingetekend en (ii) in hoeverre er al dan niet sprake is van een vertekend beeld, geen objectieve gevolgtrekkingen kunnen worden gemaakt over de positie van de betonnen schutting en over de vraag of deze is gaan ‘lopen’.
4.8
Uit het voorgaande volgt dat naar het oordeel van het hof vast is komen te staan dat de betonnen schutting op dezelfde plek is blijven staan en zich niet heeft verplaatst. De vervolgvraag is of daarmee vast is komen te staan dat de strook grond in bezit is genomen door (de rechtsvoorgangers van) Ameco. Naar het oordeel van het hof is dat het geval. Het plaatsen van de betonnen schutting als erfafscheiding kwalificeert, in samenhang met de hierna te noemen andere feiten en omstandigheden, als een daad van inbezitneming. De strook grond was vanaf [adres] 59 niet toegankelijk; de betonnen schutting strekte zich uit van de achtergevel tot aan het eind van de tuin. Dat er een poort aanwezig zou zijn geweest in deze betonnen schutting, zoals [geïntimeerden] betogen, is naar het oordeel van het hof niet vast komen te staan. Dit kan, anders dan [geïntimeerden] betogen, het hof in ieder geval niet afleiden uit de door [geïntimeerden] overgelegde productie C in hoger beroep. Ameco heeft erop gewezen dat er wel een poort aanwezig was, maar dat deze zich aan de andere kant van [adres] 60 bevond. Ameco heeft er voorts op gewezen dat ook gelet op het hoogteverschil tussen beide percelen (van minimaal 50 cm) een doorgang feitelijk niet mogelijk was. Gelet hierop hebben [geïntimeerden] in het licht van de betwisting van Ameco onvoldoende onderbouwd dat er een poort tussen de beide percelen aanwezig was en dat de strook grond toegankelijk zou zijn geweest vanaf nummer 59. De betonnen schutting bakende het perceel van (de rechtsvoorgangers van) Ameco af en de strook grond vormde in visueel en feitelijk opzicht daarmee één geheel met de tuin van [adres] 60. Uit de stellingen van Ameco en de in hoger beroep overgelegde verklaring van [naam4] leidt het hof af dat de strook grond werd onderhouden door Ameco, onder meer door het snoeien van de hedera die op de betonnen schutting groeide. [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat de hedera, die over en langs de betonnen schutting groeide, zo dik was (ruim 80 cm), dat er geen sprake kan zijn geweest van inbezitneming van de strook grond, omdat de grond niet gebruikt kon worden. Dit is door Ameco betwist. Uit de door Ameco in hoger beroep overgelegde foto’s [3] blijkt niet dat er sprake was van een 80 cm brede hedera haag, die aan inbezitneming in de weg zou kunnen hebben gestaan. Daarmee is naar het oordeel van het hof vast komen te staan dat de strook grond in bezit is genomen, in ieder geval vóór 1990, toen de familie [naam4] kwam wonen op [adres] 59 en dat dit bezit gedurende meer dan twintig jaar heeft geduurd, zodat het beroep van Ameco op bevrijdende verjaring slaagt.
4.9
Het hof merkt ten overvloede op dat het hof het aannemelijk acht dat de betonnen schutting geplaatst is tussen 1900 en 1940, dat de inbezitname in die periode heeft plaatsgevonden en dat de verjaring dus al ruim vóór 1990 voltooid was. De woningen zijn omstreeks 1900-1920 gebouwd. Ameco heeft aan de hand van oude bouwtekeningen uiteengezet dat het hoogteverschil toen is ontstaan en dat naar alle waarschijnlijkheid toen ook de betonnen schutting is geplaatst als grondkering. Daarbij wijzen zij ook op het rapport van One, waarin staat dat op basis van de visuele beoordeling van het beton en de ongelijke wijze van plaatsing van de wapening, de palen en planken uit de periode van voor de Tweede Wereldoorlog dateren. Dat de betonnen schutting ergens tussen 1900 en 1940 is geplaatst hebben [geïntimeerden] , gelet op de stellingen van Ameco, onvoldoende gemotiveerd betwist.
4.1
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van Ameco slaagt. Dit brengt mee dat het hof toekomt aan de in incidenteel hoger beroep ingestelde voorwaardelijke vordering van [geïntimeerden] tot schadevergoeding. Het hof komt niet toe aan de in incidenteel hoger beroep ingestelde vordering tot verwijdering van de overkapping die op de strook grond staat, omdat aan deze vordering alleen zou worden toegekomen indien het principaal hoger beroep niet zou slagen.
beroep op ‘Heusdense vordering’ slaagt niet
4.11
[geïntimeerden] hebben gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Ameco onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen door de strook grond te kwader trouw in bezit te hebben genomen en/of in heeft bezit gehouden. Zij vorderen primair schadevergoeding in natura (de overdracht van de strook grond aan [geïntimeerden] ) en subsidiair schadevergoeding in geld (€ 92.000, althans € 56.576,14, althans een zodanig bedrag dat het hof juist acht). Zij beroepen zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 (Gemeente Heusden-X). [4]
4.12
Ameco heeft zich erop beroepen dat [geïntimeerden] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen in hoger beroep omdat dit geheel nieuwe tegeneisen zijn en dat dit op grond van artikel 353 lid 1 Rv niet is toegestaan in hoger beroep. Dit slaagt niet. In eerste aanleg hebben [geïntimeerden] vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie ingesteld en zij mogen in hoger beroep hun eis veranderen of vermeerderen. Van strijd met de goede procesorde is niet gebleken.
4.13
Het hof wijst de vordering van [geïntimeerden] in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep af. Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat uiterlijk in 2010 (maar vermoedelijk al veel eerder, zie 4.9.) de verjaringstermijn is voltooid. In 2010 was de familie [naam4] , rechtsvoorganger van [geïntimeerden] , eigenaar van [adres] 59. Voor zover er al sprake zou zijn van onrechtmatig handelen van
Ameco(hetgeen gelet op wat het hof in 4.9. heeft overwogen maar zeer de vraag is), is niet onrechtmatig gehandeld
jegens [geïntimeerden]maar jegens hun rechtsvoorganger(s). Dat deze rechtsvoorganger(s) zijn/hun eventuele vordering uit hoofde van onrechtmatige daad zou(den) hebben gecedeerd aan [geïntimeerden] is niet gesteld. De ‘Heusdense vordering’ stuit hier op af.
verklaring voor recht dat Ameco eigenaar is van de strook grond vanaf punt 39 tot punt 48
4.14
Ameco heeft in hoger beroep een verklaring voor recht gevorderd dat zij door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden (primair) van de strook grond die enerzijds wordt begrensd door de huidige kadastrale grens zoals die bij het kadaster bekend is en anderzijds wordt afgegrensd door de (rechte) lijn vanaf punt 39 door punt 48, zoals ingetekend in productie 17 bij de memorie van grieven in principaal hoger beroep naar de scheidingsmuur tussen de percelen (vordering 1). Het hof zal deze vordering toewijzen. Tussen partijen is niet in geschil dat punt 39, de paal achterin de tuin, niet is verplaatst. Dat punt, dat het einde van de oude betonnen schutting markeert, staat daarmee vast. [geïntimeerden] hebben verklaard de andere delen van de oude betonnen schutting, waaronder punt 48, na het uitgraven te hebben teruggeplaatst op dezelfde plek. [5] Daarmee staat de plek van de betonnen schutting vast en zal het hof de primaire vordering van Ameco toewijzen.
schadevergoeding vanwege vernietiging beplanting
4.15
Ameco heeft in eerste aanleg een bedrag van € 1.000,- schadevergoeding gevorderd vanwege vernietiging van beplanting. Deze vordering is afgewezen. Ameco is hier tegen op gekomen en heeft in hoger beroep hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] gevorderd van een bedrag van € 260,- en tot vergoeding van de overigens geleden schade, op te maken bij staat. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft Ameco verklaard de verwijzing naar de schadestaat in te trekken. Ameco heeft ter onderbouwing van deze vordering gesteld dat [geïntimeerden] beplanting hebben vernietigd en dat Ameco nieuwe planten heeft geplant. Zij heeft in hoger beroep de aankoopbewijzen van planten en bevestigingsmateriaal overgelegd, die optellen tot een bedrag van € 257,79. [geïntimeerden] hebben in het licht van deze onderbouwing onvoldoende gemotiveerd betwist dat Ameco geen schade zou hebben geleden, zodat het hof de vordering van Ameco zal toewijzen tot een bedrag van € 257,79. Het hof merkt daarbij nog op dat uit de aankoopbewijzen en de gedane betalingen genoegzaam volgt dat de aankopen zijn gedaan door Ameco.
geen verwijdering esdoorn of snoeien zoals gevorderd
4.16
Omdat het hoger beroep van Ameco slaagt, moeten op grond van het procesrecht in hoger beroep (de zogenoemde devolutieve werking) de niet behandelde of verworpen weren en de niet prijsgegeven stellingen van [geïntimeerden] in eerste aanleg nog beoordeeld worden. De voorwaarde waaronder de reconventionele vorderingen in eerste aanleg zijn ingesteld, is vervuld. Dit betekent dat het hof deze vorderingen zal beoordelen.
4.17
De vordering van [geïntimeerden] tot verwijdering van de esdoorn wordt afgewezen. Volgens [geïntimeerden] bevindt deze boom zich binnen twee meter van de erfgrens hetgeen volgens hen op grond van artikel 5:42 lid 1 BW niet is toegestaan. Het hof volgt hen hier niet in. Ameco heeft onderbouwd aangevoerd dat in de gemeente Utrecht in de Algemene Plaatselijke Verordening een uitzondering gemaakt is op de algemene regel van artikel 5:42 lid 1 BW en dat in [woonplaats1] een afstand van 0,50 meter vanaf het midden van de voet van de boom geldt. Dit verweer is niet weersproken door [geïntimeerden] . Ameco heeft voorts onbetwist aangevoerd dat de afstand van de esdoorn (gemeten vanaf het midden van de stam van de boom tot aan de schutting) 0,60 meter is, zodat het beroep op artikel 5:42 lid 1 BW niet slaagt.
4.18
Het hof overweegt ten overvloede dat de vordering tot verwijdering van de esdoorn ook niet kan slagen, omdat Ameco terecht heeft betoogd dat deze vordering verjaard is op grond van artikel 3:306 BW. Daarbij is het volgende van belang. Partijen twisten over de leeftijd van de boom. Volgens Ameco is de boom rond de 60 jaar oud. One schat in haar rapport de boom zelfs in op minimaal 80 jaar oud. Tijdens de descente in hoger beroep heeft [geïntimeerde1] verklaard dat de boom ongeveer 55 jaar oud is. In de memorie van antwoord betwisten [geïntimeerden] echter in algemene zin de stellingen van Ameco over de leeftijd van de boom, maar volgens hen gaat het wel om een ‘
gigantische’ boom die ruim 30 meter hoog is. Het rapport van One is weliswaar een partijdeskundigenrapport, maar [geïntimeerden] hebben hier niet een eigen rapport tegenover gezet. Zij hebben daarmee de stellingen van Ameco over de leeftijd van de boom niet voldoende gemotiveerd betwist. Gelet op de verklaring van [geïntimeerde1] tijdens de descente en de stellingen van [geïntimeerden] over de hoogte en omvang van de boom, neemt het hof aan dat de boom minimaal 55 jaar oud is en daarmee is de vordering tot verwijdering van de boom ruimschoots verjaard. Dat er sprake zou zijn van buitenproportionele hinder, zoals [geïntimeerden] stellen, en dat op grond daarvan de boom verwijderd zou moeten worden, is in het licht van de gemotiveerde betwisting van Ameco evenmin voldoende onderbouwd door [geïntimeerden] .
4.19
[geïntimeerden] hebben subsidiair gevorderd dat Ameco de esdoorn met 39,3% moet terugsnoeien, op straffe van een dwangsom. Zij leggen daaraan dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag als aan hun primaire vordering tot verwijdering van de esdoorn. [geïntimeerden] hebben onvoldoende feiten gesteld voor de conclusie dat de esdoorn een gevaarlijke situatie en/of hinder oplevert, zodat deze vordering wordt afgewezen. Het hof overweegt ten overvloede dat in het algemeen wel geldt dat van buren (zeker in een woonwijk zoals waar partijen wonen) verwacht mag worden dat zij bomen, zeker een grote boom als de onderhavige esdoorn, regelmatig snoeien. [naam1] heeft echter ook verklaard dit te willen laten doen en heeft daarvoor ook een offerte aangevraagd, maar wil eerst het oordeel over het eventueel moeten verwijderen van de esdoorn afwachten.
wat betekent dit voor de vorderingen in hoger beroep van Ameco?
4.2
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, wijst het hof het door Ameco primair gevorderde toe, te weten de verklaring voor recht dat Ameco door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van de strook grond (vordering 1). Ameco heeft daarnaast gevorderd dat [geïntimeerden] hoofdelijk worden veroordeeld mee te werken aan het opstellen van een notariële akte van verjaring (vordering 2). Ook die vordering zal het hof toewijzen, met dien verstande dat Ameco de kosten van de akte zal moeten dragen en dat deze kosten niet bij helfte verdeeld zullen worden, zoals Ameco heeft gevorderd. Deze veroordeling zal niet met een dwangsom worden versterkt, omdat het hof zal bepalen dat het arrest in de plaats gesteld kan worden van de ontbrekende medewerking, als [geïntimeerden] hieraan niet meewerken (vordering 3). Ameco heeft voorts gevorderd dat het hof zal bepalen dat [geïntimeerden] medewerking zullen verlenen en zorg moeten dragen voor royement van de hypothecaire inschrijving op de strook grond, op straffe van een dwangsom (vordering 4). Deze vordering zal worden afgewezen, omdat dit een kwestie betreft tussen [geïntimeerden] enerzijds en de hypotheeknemer anderzijds en Ameco hier buiten staat.
de conclusie
4.21
Het hoger beroep van Ameco slaagt en het hoger beroep van [geïntimeerden] slaagt niet. Omdat [geïntimeerden] in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof [geïntimeerden] tot betaling van de proceskosten zowel in (principaal en incidenteel) hoger beroep als bij de kantonrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [6]
4.22
Bij arrest in het incident van 18 juni 2024 heeft het hof geoordeeld dat het beroep van [geïntimeerden] op niet-ontvankelijkheid van Ameco niet opgaat. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest. Het hof veroordeelt [geïntimeerden] in dit eindarrest daarom in de proceskosten in het incident.
4.23
De veroordelingen in deze uitspraak, met uitzondering van de veroordeling in de proceskosten in het incident, kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 19 april 2023, behalve de beslissing onder 5.1 die hierbij wordt bekrachtigd, en beslist:
5.2
verklaart voor recht dat ingevolge extinctieve verjaring ex artikel 3:105 BW Ameco eigenaar is geworden van de strook grond die enerzijds wordt begrensd door de huidige kadastrale grens zoals die bij het kadaster bekend is en anderzijds wordt afgegrensd door de (rechte) lijn vanaf punt 39 door punt 48, zoals ingetekend in productie 17 bij de memorie van grieven in principaal hoger beroep naar de scheidingsmuur tussen de percelen;
5.3
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk om medewerking te verlenen aan het opstellen van een notariële akte van verjaring met inbegrip van een daarin te vermelden instemmingsverklaring van [geïntimeerden] (artikel 34 jo. 37 Kadasterwet) en inschrijving van de door Ameco door verjaring verkregen eigendom, een en ander op kosten van Ameco;
5.4
bepaalt dat bij het langer dan veertien dagen na betekening van dit arrest uitblijven van de hiervoor onder 5.3. bedoelde medewerking dit arrest in de plaats gesteld kan worden van de ontbrekende medewerking, bij wijze van reële executie, met bevel als bedoeld in artikel 17 e.v. van boek 3 BW (in het bijzonder artikel 17 lid 1 sub e jo. i), aan de bewaarder van het Kadaster en de openbare registers, tot inschrijving van het eigendom van de door Ameco door verjaring in eigendom verkregen strook grond als bedoeld onder 5.2.;
5.5
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk tot betaling aan Ameco van een bedrag van € 257,79;
5.6
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk tot terugbetaling van al hetgeen Ameco op grond van het vonnis van 19 april 2023 aan [geïntimeerden] heeft betaald;
5.7
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van Ameco tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 244,- aan griffierecht
€ 141,77 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerden]
€ 597,- aan salaris van de advocaat van Ameco (in conventie 2 procespunten x tarief € 199,- en in reconventie (2 punten x tarief € 199,- x 0,5)
en tot betaling van de volgende proceskosten van Ameco in het
principaal hoger beroep:
€ 783,- aan griffierecht
€ 130,57 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerden]
€ 3.642,- aan salaris van de advocaat van Ameco (3 procespunten x appeltarief II)
en tot betaling van de volgende proceskosten van Ameco in het
incidenteel hoger beroep:
€ 1.214,- aan salaris van de advocaat van Ameco (2 procespunten x 0,5 x appeltarief II);
5.8
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling van een bedrag van € 1.214,- aan salaris van de advocaat van Ameco aan proceskosten
in het incident(1 procespunt x tarief II);
5.9
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
5.1
bepaalt dat de onder 5.7 bedoelde kosten worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente, als zij niet op tijd worden betaald;
5.11
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de veroordeling onder 5.8;
5.12
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A. de Vrey, G.D. Hoekstra en M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.

Voetnoten

1.Overgelegd door Ameco als productie 3 bij de nagekomen stukken d.d. 4 februari 2025.
2.Zie 2.7.2. van het bestreden vonnis, waar niet tegen gegriefd is en zie p. 16 van het proces-verbaal in hoger beroep.
3.Foto’s overgelegd bij productie 16 en productie 27 bij memorie van grieven in principaal hoger beroep.
4.HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309.
5.Vgl. ii.
6.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.