In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij de rechtbank een taakstraf van 30 uren had opgelegd en een schadevergoeding aan de benadeelde partij had toegewezen van € 28.077,30. De benadeelde partij had in hoger beroep een vordering tot schadevergoeding ingediend van in totaal € 28.515,50, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve voor de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat het causale verband tussen de gedragingen van de verdachte en de opgelopen gehoorschade wettig en overtuigend bewezen kon worden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 28.255,30, bestaande uit € 25.755,30 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is veroordeeld in de kosten van het geding en er is een gijzeling opgelegd van maximaal 176 dagen indien de schadevergoeding niet wordt voldaan. De aanvangsdatum van de wettelijke rente is vastgesteld op 8 december 2023.