ECLI:NL:GHARL:2025:2033

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
200.348.680/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurachterstand en appelgrens

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, dat op 9 oktober 2024 is gewezen. De kantonrechter had de vorderingen van Woonstichting Centrada toegewezen, waarbij [appellante] werd veroordeeld tot betaling van € 1.916,24, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering van Centrada betrof achterstallige huur en herstelkosten, en de wettelijke rente tot 6 augustus 2024.

In hoger beroep heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, de ontvankelijkheid van [appellante] in haar hoger beroep beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van Centrada, inclusief wettelijke rente, ten minste € 1.916,24 bedraagt, waardoor [appellante] ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van [appellante].

De uitspraak van het hof is gedaan op 1 april 2025 en de zaak is gepland voor verdere behandeling op 13 mei 2025. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan. De uitspraak benadrukt de toepassing van de appelgrens zoals vastgelegd in artikel 332 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij partijen in hoger beroep kunnen komen tenzij de vordering onder een bepaalde waarde ligt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.348.680/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad 11275157
arrest van 1 april 2025
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. J.M. Koppert te Lelystad,
tegen
Woonstichting Centrada h.o.d.n. Centrada,
die is gevestigd in Lelystad,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
Centrada,
niet verschenen.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 9 oktober 2024 dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen (hierna: de kantonrechter).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • het tegen Centrada verleende verstek
  • de akte uitlating appelgrens.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald. [appellante] heeft daarvoor de stukken aan het hof gegeven.

3.De beoordeling

3.1
Centrada heeft bij de kantonrechter bij dagvaarding van 20 augustus 2024 gevorderd betaling door [appellante] van € 1.703,21 voor achterstallige huur en herstelkosten, betaling van € 213,03 aan wettelijke rente tot 6 augustus 2024, betaling van verdere wettelijke rente vanaf 6 augustus 2024 en vergoeding van de proceskosten.
3.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van Centrada toegewezen en [appellante] veroordeeld tot betaling van € 1.916,24, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.703,26 vanaf 6 augustus 2024 tot de voldoening en met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
3.3
[appellante] is van het vonnis van de kantonrechter in hoger beroep gekomen. Daarbij is zij door dit hof in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de appelgrens.
3.4
Op grond van art. 332 lid 1 Rv kunnen partijen van een in eerste aanleg gewezen vonnis in hoger beroep komen, tenzij de vordering waarover de rechter in eerste aanleg had te beslissen niet meer beloopt dan € 1.750,-, of - in geval van een vordering van onbepaalde waarde - er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,-, een en ander tenzij de wet anders bepaalt. Voor de toepassing van de eerste zin wordt de tot aan de dag van dagvaarding in eerste aanleg verschenen rente bij de vordering inbegrepen.
3.5
Het hof stelt vast dat de vordering die Centrada in eerste aanleg heeft ingesteld inclusief wettelijke rente tot aan de dag van betekening van de dagvaarding tenminste € 1.916,24 bedraagt. Daarmee is [appellante] ontvankelijk in haar hoger beroep. Op wat [appellante] in haar akte heeft gesteld, behoeft daarmee niet te worden ingegaan.
3.6
Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van [appellante] .

4.De beslissing

Het hof:
4.1
verklaart [appellante] ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 9 oktober 2024;
4.2
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 13 mei 2025voor memorie van grieven;
4.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, W.F. Boele en A.A.J. Smelt en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
1 april 2025.