Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats] (België)(hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 14 februari 2023 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 heeft gehandhaafd. De belanghebbende, woonachtig in België, had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.118 in Nederland, maar heeft na 17 juni 2018 in de Verenigde Staten gewoond en gewerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarop hij hoger beroep instelde. De inspecteur van de Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 18 februari 2025 werd de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en zijn partner aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de inspecteur.
De kern van het geschil betreft de vraag of de aanslag IB/PVV 2018 terecht is opgelegd en of de belanghebbende recht heeft op een persoonsgebonden aftrek voor specifieke zorgkosten. De belanghebbende stelt dat Nederland geen heffingsrecht heeft over zijn inkomsten, omdat hij langer dan 183 dagen in de Verenigde Staten heeft gewoond en gewerkt. De inspecteur betwist dit en stelt dat de aanslag terecht is opgelegd. Het hof oordeelt dat de belanghebbende gedurende de relevante periode binnenlands belastingplichtig was en dat Nederland heffingsbevoegd was over zijn inkomsten uit de dienstbetrekking. Bovendien wordt vastgesteld dat de belanghebbende niet kan aantonen dat hij recht heeft op de gevraagde aftrek voor zorgkosten, omdat de kosten voornamelijk na zijn emigratie zijn gemaakt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.