In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 april 2025 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 17 december 2024. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen een uitspraak heeft gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het jaar 2022. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard op 4 april 2024. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar dit werd door het Hof niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat het hogerberoepschrift tijdig was ingediend, omdat het op de laatste dag van de termijn door het Hof was ontvangen. Het Hof heeft het verzet gegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt voortgezet. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 113,38, te vermeerderen met wettelijke rente.