ECLI:NL:GHARL:2025:2140

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
24/1167
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak op verzet inzake niet-ontvankelijkheid hoger beroep tegen belastingaanslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 april 2025 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 17 december 2024. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen een uitspraak heeft gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het jaar 2022. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard op 4 april 2024. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar dit werd door het Hof niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat het hogerberoepschrift tijdig was ingediend, omdat het op de laatste dag van de termijn door het Hof was ontvangen. Het Hof heeft het verzet gegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt voortgezet. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 113,38, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Arnhem
nummer BK-ARN 24/1167

uitspraakdatum: 8 april 2025

Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het verzet van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 17 december 2024 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 april 2024, nummer LEE 23/757, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen de bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2022 vastgestelde waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] .
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 4 april 2024 ongegrond verklaard. De uitspraak is op 8 april 2024 aangetekend aan partijen verzonden.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is op 21 mei 2024 op digitale wijze (Mijn Rechtspraak) door het Hof ontvangen. Het Hof heeft het hoger beroep bij uitspraak van 17 december 2024 niet-ontvankelijk verklaard, wegens overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep. De uitspraak is op diezelfde dag in het digitale zaaksdossier (Mijn Rechtspraak) geplaatst.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet aangetekend. Het verzetschrift is gedagtekend 28 januari 2025 en op diezelfde dag op digitale wijze (Mijn Rechtspraak) door het Hof ontvangen.
1.5.
Omdat het Hof het verzet gegrond zal verklaren, is het verzet niet ter zitting behandeld.

2.Gronden van het verzet

2.1.
Belanghebbende heeft in het verzetschrift aangevoerd dat het hoger beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het hogerberoepschrift op de laatste dag van de termijn door het Hof is ontvangen.
2.2.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het verzet.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
De termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 juncto art. 6:24 Awb). Die termijn vangt aan met ingang van de dag na die van verzending van de uitspraak door de Rechtbank (artikel 6:8 Awb). Een hogerberoepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 lid 1 Awb).
3.2.
Indien een in de wet gestelde termijn eindigt op zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de termijn verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of een erkende feestdag is (artikel 1 Algemene termijnenwet (hierna: Atw)). Tweede Pinksterdag is een algemeen erkende feestdag in de zin van de Algemene termijnenwet (art. 3 lid 1 Atw).
3.3.
Een afschrift van de uitspraak van de Rechtbank is op (maandag) 8 april 2024 aangetekend aan partijen verzonden. De termijn voor het instellen van hoger beroep is derhalve aangevangen op (dinsdag) 9 april 2024 om 0:00 uur en zes weken nadien, op (maandag) 20 mei 2024 om 24:00 uur, geëindigd. Aangezien dit tweede Pinksterdag is, wordt de termijn voor het instellen van hoger beroep in het onderhavige geval verlengd tot en met (dinsdag) 21 mei 2024.
3.4.
Het hogerberoepschrift is op (dinsdag) 21 mei 2024 op digitale wijze (Mijn Rechtspraak) door het Hof ontvangen. Het hogerberoepschrift is derhalve tijdig ingediend.
3.5.
Op grond van het voorgaande is het verzet gegrond. Dit betekent dat de uitspraak van het Hof van 17 december 2024 komt te vervallen en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

4.Proceskosten

Het Hof ziet aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het verzet heeft moeten maken en stelt die kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 113,38 (0,5 (verzetschrift) x wegingsfactor 0,25 x € 907).

5.Beslissing

Het Hof:
- verklaart het verzet tegen de uitspraak van dit Hof van 17 december 2024 gegrond,
- verstaat dat die uitspraak vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond, en
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 113,38, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
De griffier, De raadsheer,
(E.D. Postema) (J. van de Merwe)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.