In deze zaak gaat het om de erkenning van een echtscheidingsbeslissing van een Marokkaanse rechter. De vrouw heeft op 19 juni 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank in Meknes, Marokko, die op 28 februari 2024 de echtscheiding heeft uitgesproken. De uitspraak is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand in Den Haag. De rechtbank Midden-Nederland heeft zich in een eerdere beschikking onbevoegd verklaard om van het echtscheidingsverzoek en de verzoeken tot nevenvoorzieningen kennis te nemen. De vrouw is in hoger beroep gekomen van deze beslissing, waarbij zij verzoekt om de bestreden beschikking te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank voor verdere afdoening. De man heeft ook hoger beroep ingesteld, omdat hij het niet eens is met de onbevoegdheidsverklaring van de rechtbank ten aanzien van zijn verzoeken over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling. Het hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte onbevoegd is verklaard ten aanzien van de verzochte nevenvoorzieningen. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.