ECLI:NL:GHARL:2025:2216
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugwijzing naar rechtbank wegens schijn van partijdigheid in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder vrijgesproken voor het medeplegen van het uitlokken van een politieambtenaar tot het delen van vertrouwelijke informatie, maar werd wel veroordeeld voor andere feiten, waaronder het opzettelijk uitlokken van schending van een ambtsgeheim. De rechtbank had een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd.
Tijdens het hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte een preliminair verweer gevoerd, gericht op de schijn van partijdigheid van de rechters in eerste aanleg. Het hof heeft vastgesteld dat dezelfde rechters eerder over de zaken van medeverdachten hadden geoordeeld, wat de schijn van partijdigheid opriep. Het hof heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad over rechterlijke onpartijdigheid en uitzonderlijke omstandigheden die een vrees voor partijdigheid kunnen rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de dagvaarding in hoger beroep nietig is en heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Overijssel voor een nieuwe behandeling. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en benadrukt dat de schijn van partijdigheid in deze zaak niet genegeerd kan worden.