ECLI:NL:GHARL:2025:2352

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
21-004667-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en bewezenverklaring van belaging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor oplichting en belaging. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de oplichting, omdat niet kon worden bewezen dat hij gebruik had gemaakt van oplichtingsmiddelen bij zijn handel op Marktplaats. De verdachte had ontkend dat hij zich schuldig had gemaakt aan oplichting en het hof oordeelde dat zijn handelswijze niet voldeed aan de criteria voor oplichting, maar eerder aan onkunde of onhandigheid. De verdachte had weliswaar fouten gemaakt bij de levering van goederen, maar dit was onvoldoende om te spreken van oplichting.

Wat betreft de belaging, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, ondanks de aanwezigheid van een burenruzie. De handelingen van de verdachte, zoals ongewenst kloppen op de deur en het gooien van afval in de tuin van het slachtoffer, waren voldoende om te spreken van belaging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waarbij de vordering van één benadeelde partij geheel is toegewezen en de vorderingen van andere partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004667-21
Uitspraak d.d.: 16 april 2025
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 oktober 2021 met het parketnummer 18-820149-19 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 2 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
- de verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 aan hem ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot:
een taakstraf voor de duur van honderdveertig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door zeventig dagen hechtenis, met aftrek van de periode die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest,
alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren;
  • de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de benadeelde partij [benadeelde 9] niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot schadevergoeding;
  • zal beslissen over de in beslag genomen voorwerpen conform de beslissing van de rechtbank daarover.
Het gerechtshof heeft verder kennisgenomen van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, hebben aangevoerd op de zitting in hoger beroep.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Het hoger beroep is gericht tegen het hierboven genoemde vonnis. In dat vonnis heeft de rechtbank:
- de verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 aan hem ten laste gelegde feiten veroordeeld tot:
een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door negentig dagen hechtenis, met aftrek van de periode die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest,
alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren;
  • de verbeurdverklaring gelast van de onder de nummers 10 tot en met 12 genoemde vijfenveertig in beslag genomen computerspellen;
  • de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] deels toegewezen, tot een bedrag van € 544, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] voor het overige afgewezen;
  • de benadeelde partij [benadeelde 9] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof ter zake van feit 1 tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2013 tot en met
12 februari 2019 te [plaats 1] , in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers/gedupeerden, te weten:
a. a) [benadeelde 4] (10 euro voor 100st munten uit een erfenis, aangifte 130 d.d. 03 jan. 2014) b) [benadeelde 7] (156,95 euro voor een metaaldetector, aangifte 149 d.d. 17 juni 2016) c) [benadeelde 5] (544 euro voor munten uit erfenis, waaronder gouden vijfjes en/of zilveren guldens, aangifte 163 d.d. 19 sep. 2017)
d) [benadeelde 6] (1357,25 euro voor 4 serviezen en zilveren broodmand, aangifte 016, d.d. 28 mei 2018)
e) [benadeelde 8] (258,60 euro voor een zilveren broodmand, aangifte 174 d.d. 20 aug. 2018)
f) [slachtoffer 1] (141,95 euro voor een 12 zilveren lepels, aangifte 178 d.d. 18 juni 2018)
g) [benadeelde 3] (808,60 euro voor 4 x 10 en 5 x 5 gouden munten, aangifte 034 d.d. 3 juli 2018)
h) [benadeelde 1] (126,95 euro voor Gi Joe poppetjes, aangifte 185 d.d. 2 aug. 2018)
i. i) [slachtoffer 2] (256,95 euro voor een verzameling computerspellen, aangifte 189 d.d. 21 aug. 2018)
j) [slachtoffer 3] (420 euro voor een zilveren koektrommel, aangifte 194 d.d. 18 feb. 2019) k) [benadeelde 2] (54,35 euro voor verzameling edelstenen, aangifte 225 d.d. 15 mrt 2019)
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
- zich voorgedaan als aanbieder(s) en/of verkoper(s) van bovengenoemde zilveren en/of gouden munten/voorwerpen en/of metaaldetectors en/of computerspellen en/of poppetjes en/of edelstenen, althans goederen, op de internetsite Marktplaats.nl en/of
- gebruik gemaakt van meerdere identiteiten of bank- en/of girorekening(en)(nummers) - zich voorgedaan als bonafide verkoper(s) en/of
- de indruk gewekt dat hij/zij bovengenoemde zilveren en/of gouden munten/voorwerpen en/of metaaldectors en/of computerspellen en/of poppetjes en/of edelstenen, althans die in de advertentie genoemde, specifieke goederen in het bezit had(den) en/of
- voornoemde aangevers/gedupeerde voorgehouden/beloofd dat hij/zij bovengenoemde omschreven en/of aangeboden goederen zoud(en) leveren na betaling/overschrijving op de rekeningnummer(s)
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) niet de aangeboden en/of afgesproken goederen heeft geleverd: verdachte en/of zijn mededader(s) leverde(n) goederen die totaal niet overeenkwam(en) met aangeboden en/of afgesproken betaalde goederen en/of leverde(n) helemaal niets, waardoor bovengenoemde aangever(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2019 te [plaats 2] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door een salarisstrook (van [veilinghuis] ) d.d. 26 februari 2919 en/of een bank/rekeningafschrift d.d. 8 maart 2019 (met bijschrijving van salaris van [veilinghuis] van 2523,13) en/of een arbeidsovereenkomst tussen [veilinghuis] en verdachte per 1 januari 2019, deze geschriften bij een aanvraag om een krediet/persoonlijk lening (van 35.000 euro) bij de Nationale Nederlanden als bijlage toe te voegen, teneinde dienstverband en salaris/inkomsten aan te tonen, zulks terwijl er in werkelijkheid geen dienstverband met/bij die [veilinghuis] was en/of er geen salaris van 2523,13 (van [veilinghuis] ) werd ontvangen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2019 tot en met 12 augustus 2019 te [plaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door (telkens/regelmatig) - ongewenst en/of hinderlijk en/of (be)dreigend op de tuindeur en/of schutting en/of de voordeur van de door die [slachtoffer 4] bewoonde woning te kloppen en/of te bonzen en/of de tuindeur onnodig te openen en/of aan de schutting zit te schudden en/of
- ongewenst en/of hinderlijk en/of (be)dreigend afval, althans goederen in de tuin en/of bij de voordeur van de door die [slachtoffer 4] bewoonde woning te gooien en/of
- ongewenst en/of hinderlijk en/of (be)dreigend de door die [slachtoffer 4] bewoonde woning en/of de in/bij die woning aanwezige bewoners te bespieden,
met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde oplichting

Het gerechtshof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1 aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Hiertoe overweegt het gerechtshof het volgende.
De verdachte heeft op de zitting in hoger beroep ontkend dat hij zich met zijn handel op Marktplaats schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde vorm van oplichting.
Enkele klanten zijn ontevreden geweest over fouten of vergissingen die hij heeft gemaakt bij het leveren van de juiste koopwaar en die transacties heeft hij naar behoren proberen te herstellen. Voor het overige heeft hij geleverd conform de advertentie die hij heeft geplaatst op Marktplaats, zij het dat enkele klanten daar kennelijk een andere verwachting van hebben gehad, aldus de verdachte. In het verlengde hiervan heeft de verdediging vrijspraak bepleit, aangezien geen sprake is geweest van oplichting, maar hooguit van onkunde of onhandigheid van de verdachte.
Naar het oordeel van het gerechtshof kan niet worden bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van één of meer van de oplichtingsmiddelen die in de tenlastelegging zijn opgenomen. De verdachte heeft gehandeld met gebruikmaking van zijn eigen naam, dan wel een handelsnaam, welke laatste omstandigheid niet ongebruikelijk is onder aanbieders op Marktplaats en - in het algemeen beschouwd - ook bekend is bij geïnteresseerde of meer ervaren kopers. De verdachte was na de transacties telkens bereikbaar via de contactgegevens die hij aan de wederpartij had verstrekt en reageerde ook op reclamaties van zijn wederpartij, zij het kennelijk niet tot (volle) tevredenheid van de in de tenlastelegging genoemde personen. Ook gaf hij voor betaling van de overeengekomen koopsom steeds een op zijn eigen naam gesteld bankrekeningnummer op. Van het gebruikmaken van een valse naam is daarom geen sprake.
Van listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels is evenmin sprake; wél van simpele verkooptrucs van de verdachte, waarop geïnteresseerden kennelijk niet of onvoldoende hebben doorgevraagd of geïnformeerd.
Oók dat is niet ongebruikelijk onder aanbieders op Marktplaats en - in het algemeen beschouwd - ook bekend bij geïnteresseerde of meer ervaren kopers. De nodige voorzichtigheid blijft geboden bij de handel op Marktplaats. Wellicht heeft de verdachte op een laakbare wijze gebruik gemaakt van niet (voldoende) voorzichtigheid of niet (voldoende) doortastendheid van zijn klanten, maar dat maakt nog niet dat zijn handelswijze daarmee een strafbare oplichting vormt. In de kern kan enkel worden vastgesteld dat de verdachte zich in het contact met kopers op Marktplaats niet altijd heeft gedragen als een bonafide verkoper: hij leverde niet altijd datgene wat de koper had verwacht te zullen ontvangen en/of herstelde dat gebrek niet altijd naar behoren. Die enkele omstandigheid is onvoldoende om het oplichtingsmiddel van een valse hoedanigheid vast te kunnen stellen.
Dit dient te leiden tot vrijspraak.

Bewijsoverweging inzake de onder 3 ten laste gelegde belaging

De verdediging heeft vrijspraak van feit 3 bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat geen sprake is van belaging, maar van een ordinaire burenruzie. Onduidelijk is wat de frequentie van de feitelijke handelingen op de tenlastelegging is geweest en wat de ernst daarvan is geweest, aldus de verdediging.
Hierover overweegt het gerechtshof het volgende.
Het door de delictsomschrijving in de woorden ‘persoonlijke levenssfeer’ te beschermen
rechtsgoed is het grondrecht om in vrijheid te handelen onder het genot van een veilige
private levenssfeer. Een gedraging die stelselmatig op dat grondrecht inbreuk maakt zodanig
dat de gerechtigde niet langer het ongestoorde genot van zijn of haar grondrecht heeft,
kan belaging opleveren. De aard, de duur, de frequentie en de indringendheid van de
bewezen verklaarde feitelijke handelingen die de verdachte heeft verricht, zoals daarvan
blijkt uit de door het gerechtshof gebruikte bewijsmiddelen, zijn van dien aard dat sprake is
van een opzettelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] .
Het gerechtshof heeft er hierbij tevens acht op geslagen dat kennelijk sprake is geweest van een al langer spelende burenruzie tussen de verdachte en [slachtoffer 4] . Die situatie staat niet in de weg aan bewezenverklaring van belaging. Integendeel juist, nu de feitelijke handelingen van de verdachte steeds bij en aan de woning van [slachtoffer 4] plaatsvonden en kennelijk (mede) gericht waren op het verstoren van het woongenot van [slachtoffer 4] . Bij een dergelijke belaste voorgeschiedenis tussen de verdachte en [slachtoffer 4] is er in de kern niet veel nodig qua handelingen van de verdachte om een situatie te scheppen waarin sprake is van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk in de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] , mede omdat het gelet op de reacties van [slachtoffer 4] op het gedrag van de verdachte voor de verdachte volstrekt duidelijk is dat zijn handelen jegens [slachtoffer 4] ongewenst is.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het gerechtshof het bewijsverweer van de
verdediging.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 25 maart 2019 te [plaats 2] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door een salarisstrook van [veilinghuis] d.d. 26 februari 2919 en een bank/rekeningafschrift d.d. 8 maart 2019, met bijschrijving van salaris van [veilinghuis] van € 2.523,13, en een arbeidsovereenkomst tussen [veilinghuis] en verdachte per
1 januari 2019, bij een aanvraag om een krediet/persoonlijk lening (van 35.000 euro) bij de Nationale Nederlanden als bijlage toe te voegen, teneinde dienstverband en salaris/inkomsten aan te tonen, zulks terwijl er in werkelijkheid geen dienstverband met/bij die [veilinghuis] was en geen salaris van € 2.523,13 van [veilinghuis] werd ontvangen.
3.
hij in de periode van 14 februari 2019 tot en met 12 augustus 2019 te [plaats 1] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door
- ongewenst en/of hinderlijk en/of (be)dreigend op de tuindeur en/of schutting en/of de voordeur van de door die [slachtoffer 4] bewoonde woning te kloppen en/of te bonzen en/of de tuindeur onnodig te openen en/of aan de schutting te schudden en
- ongewenst en/of hinderlijk en/of (be)dreigend afval in de tuin en/of bij de voordeur van de door die [slachtoffer 4] bewoonde woning te gooien en
- ongewenst en/of hinderlijk en/of (be)dreigend de door die [slachtoffer 4] bewoonde woning en/of de in/bij die woning aanwezige bewoners te bespieden,
met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te dulden.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten

Het onder 2 bewezen verklaarde feit levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde feit levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de
bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek op de zitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten heeft het
gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op het volgende:
 de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in
het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke
feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte door zijn handelen richting [benadeelde 9] ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer en/of in het handelsverkeer door onder meer een financiële instelling moet kunnen worden gesteld in de juistheid van gepresenteerde documenten;
  • de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS-oriëntatiepunten), dienende als handreiking voor de rechterlijke straftoemeting ten aanzien van fraudedelicten, waaronder begrepen valsheid in geschrift;
 de omstandigheid dat de verdachte, door [slachtoffer 4] telkens te benaderen op de
hierboven bewezen verklaarde wijze, een ernstige inbreuk heeft gemaakt op haar
persoonlijke levenssfeer.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder gelet op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 februari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit als het gebruik maken van een vals geschrift en belaging, maar wel ter zake van andersoortige delicten, waaronder vermogensdelicten, welke veroordelingen onherroepelijk zijn geworden;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek op de zitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het gerechtshof voorts aansluiting gezocht bij de straffen die in gevallen vergelijkbaar met deze zaak - inclusief de weging van de persoonlijke omstandigheden - worden opgelegd.
Gelet op al het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en generale en speciale preventie acht het gerechtshof in beginsel passend en geboden de oplegging van een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door zestig dagen hechtenis, met aftrek van de periode die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, met een proeftijd van twee jaren.
Het gerechtshof stelt echter vast dat de zaak in hoger beroep in het algemeen behoort te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld, hetgeen in dit geval inhoudt dat de zaak op 26 oktober 2023 behoorde te zijn afgerond.
Nu dit niet het geval is, is gerekend vanaf die datum dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim zeventien maanden, welke overschrijding niet toe te schrijven is aan de verdediging. Van enige andere reden die deze mate van vertraging van de berechting zou verklaren en rechtvaardigen is niet gebleken.
Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn in de fase van de behandeling van het hoger beroep, ziet het gerechtshof aanleiding de duur van de hierboven genoemde taakstraf te beperken tot honderd uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijftig dagen hechtenis, met aftrek van de periode die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
Voor verdere strafmatiging ziet het gerechtshof geen aanleiding, óók niet in de door de verdediging opgevoerde “trial by media”, bestaande in de portrettering van de verdachte als niet bonafide handelaar op Marktplaats in een bekend televisieprogramma. Die portrettering heeft de verdachte wellicht voor een deel over zichzelf afgeroepen, door (uiteindelijk) onvoldoende service te bieden aan de klanten die ontevreden bleken te zijn over zijn wijze van uitvoering geven aan transacties en klachten daarover.

In beslag genomen voorwerpen

Ter zake van de voorwerpen die voorkomen op de beslaglijst die de advocaat-generaal op de zitting in hoger beroep heeft overhandigd aan het gerechtshof, rust naar het oordeel van het gerechtshof een “klassiek” (in de zin van: niet conservatoir) beslag.
Die voorwerpen, te weten een geldbedrag van twintig euro, zesentwintig computerspellen, achttien computerspellen en een Nintendo computerspel, dienen te worden geretourneerd aan de verdachte.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] ,
[benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] en [benadeelde 9] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
In eerste aanleg heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] geheel toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] is deels toegewezen en de benadeelde partij [benadeelde 9] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Alle benadeelde partijen hebben zich onverkort en binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8]
De verdachte is vrijgesproken van het feit (feit 1 van de tenlastelegging) waarop de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] betrekking hebben. Deze benadeelde partijen kunnen daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kunnen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen deze benadeelde partijen, als in het ongelijk gestelde partij, telkens te worden veroordeeld in de kosten van de strafzaak door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 54,35. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd.
Uit het onderzoek op de zitting is voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde schade is niet betwist en het gerechtshof acht de gevorderde schade redelijk. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 225 en 285b van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een geldbedrag van twintig euro, zesentwintig computerspellen, achttien computerspellen en een Nintendo computerspel.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 54,35 (vierenvijftig euro en vijfendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 54,35 (vierenvijftig euro en vijfendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 25 maart 2019.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.E. de Boer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 16 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. De Wit is buiten staat dit arrest te ondertekenen.