ECLI:NL:GHARL:2025:2413

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
21-004093-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en strafoplegging voor opzettelijk vervoeren van cocaïne met verborgen ruimte in auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 8 kilogram cocaïne, aangetroffen in een verborgen ruimte van zijn auto. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, dat een gevangenisstraf van 34 maanden had opgelegd, en legde een gevangenisstraf van 32 maanden op. Het hof oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne, gezien de omstandigheden waaronder de drugs waren vervoerd. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor het feit dat hij niet op de hoogte zou zijn van de drugs in de auto. Het hof concludeerde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de grootschalige drugshandel en dat de straf passend was gezien de ernst van het feit. De in beslag genomen auto werd verbeurd verklaard, evenals de cocaïne, terwijl de verdachte zijn mobiele telefoon terugkreeg. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij het hof de wettelijke voorschriften toepaste die golden ten tijde van het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004093-24
Uitspraak d.d.: 18 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Utrecht
,gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 26 september 2024 met parketnummer 16-168257-24 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1989,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] .

Het hoger beroep

Namens de verdachte is tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging dan de rechtbank komt.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 8027,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door het hof gebezigde bewijsmiddelen [1]
Het hof sluit zich aan bij de navolgende door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen (cursief weergegeven) en maakt die tot de zijne.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 20 mei 2024 zagen wij op de [rijksweg] rechts ter hoogte van [plaats 2] een Duits voertuig, een witte Mercedes GLC, rijden voorzien van het [kenteken] . Wij zagen dat er alleen een bestuurder in het voertuig zat. Middels een bevraging in het politiesysteem zag ik, verbalisant, dat het voertuig op naam staat van [naam 1] geboren op [geboortedag 2] -1980 te [geboorteplaats 2]
De bestuurder overhandigde mij een Tunesisch rijbewijs en paspoort en hierbij bleek de man te zijn genaamd: [verdachte] geboren [geboortedag 1] 1989 te [geboorteplaats 1] . [2]
Wij, verbalisanten, hebben het betrokken voertuig doorzocht. Vervolgens troffen wij in de kofferbak van het betrokken voertuig indicatoren aan, welke wezen op de aanwezigheid van een verborgen ruimte. Wij zagen dat de bodem van de kofferbak was aangepast, waardoor een groot deel van deze ruimte niet te bereiken was doordat deze was afgesloten door middel van een grote bekleden plaat. Ik zag dat ik de afdekplaat van de verborgen ruimte een klein stukje kon optillen door hard aan de dorpel van de kofferbak te trekken. Ik heb hierbij een endoscoop, voorzien van een zaklampje, aan de zijkant van de afdekplaat de verborgen ruimte in laten schijnen. Ik zag hierbij direct dat er een hydraulische arm zichtbaar werd, welke de verborgen ruimte gesloten hield. Ik zag naast de hydraulische arm overduidelijk een groot vierkant blok liggen, wat in zijn geheel was ingetaped. Ik herkende dit blok ambtshalve als zijnde een blok verdovende middelen. Het is mij ambtshalve bekend dat criminelen veelal gebruik maken van verborgen ruimtes om verdovende middelen te vervoeren, en dat deze verdovende middelen veelal in vierkante ingetapete pakketten worden vervoerd. Ik kreeg hierbij het zeer sterke vermoeden dat er verdovende middelen in de verborgen ruimte lagen. Hierbij vroegen wij [verdachte] of hij de ruimte kon openen. Wij, verbalisanten, opende hierop de verborgen ruimte. Hierbij zagen wij dat er 8 vierkante ingetapete blokken in de verborgen ruimte lagen. [3]
Kennisgevingen van inbeslagneming
Plaats: [plaats 1]
Datum: 20 mei 2024
Omstandigheden: Deze 8 blokken zijn aangetroffen in de verborgen ruimte van het betrokken voertuig
Beslagene: [verdachte]
Blok 1: PL0900-2024158233-3346867
Blok 2: PL0900-2024158233-3346869 [4]
Blok 3: PL0900-2024158233-3346870
Blok 4: PL0900-2024158233-3346871
Blok 5: PL0900-2024I58233-3346872 [5]
Blok 6: PL0900-2024158233-3346873
Blok 7: PL0900-2024I58233-3346874 [6]
Blok 8: PL0900-2024158233-3346875 [7]
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer: PL0900-2024158233-3346867
SIN: AAQU0935NL
Relatie met SIN: AAQU0866NL
Goednummer: PL0900-20241 58233-3346869
SIN: AAMI0394NL
Relatie met SIN: AAM10386NL [8]
Goednummer: PL0900-2024158233-3346870
SIN: AAM10395NL
Relatie met SIN: AAMI0387NL
Goednummer: PL0900-2024158233-3346871
SIN: AAMI0396NL
Relatie met SIN: AAMI0388NL [9]
Goednummer: PL0900-2024158233-3346872
SIN: AAMI0397NL
Relatie met SIN: AAMI0389NL
Goednummer: PL0900-2024158233-3346873
SIN: AAMI0398NL
Relatie met SIN: AAMI0390NL [10]
Goednummer: PL0900-2024158233-3346874
SIN: AAMI0399NL
Relatie met SIN: AAMI0391NL
Goednummer: PL0900-2024158233-3346875
SIN: AAMI0400NL
Relatie met SIN: AAMI0392NL [11]
Een deskundigenrapportage Forensische Opsporing van het NFiDENT, gedateerd 22 mei 2024, opgemaakt door ing. [naam 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQU0866NL [12]
poeder en brokjes, wit, 1003,07 gram
bevat cocaïne
AAMI0386NL [13]
poeder en brokjes, wit, 1003,16 gram
bevat cocaïne
AAMI0387NL [14]
poeder en brokjes, wit, 1107,01 gram
bevat cocaïne
AAMI0388NL [15]
poeder en brokjes, wit, 1115,7 gram
bevat cocaïne
AAMI0389NL [16]
poeder en brokjes, wit, 1104,3 gram
bevat cocaïne
AAMI0390NL [17]
poeder en brokjes, wit, 1119,1 gram
bevat cocaïne
AAMI0391NL [18]
poeder en brokjes, wit, 1005,0 gram
bevat cocaïne
AAMI0392NL [19]
poeder en brokjes, wit, 1006,0 gram
bevat cocaïne

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk ruim 8 kilogram cocaïne heeft vervoerd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen cocaïne in de auto, zodat het tenlastegelegde opzet niet kan worden bewezen. De verdachte heeft volgens de verdediging alles gedaan wat in zijn macht lag om aannemelijk te maken dat hij niets afwist van de aangetroffen drugs. De raadsman heeft erop gewezen dat de generieke stelling dat iemand geacht wordt te weten welke spullen zich in de door hem bestuurde auto bevinden, in zijn algemeenheid volgens de jurisprudentie onvoldoende is om wetenschap te kunnen bewijzen van de aanwezigheid van drugs, als deze zich bevinden in een verborgen compartiment. Volgens de raadsman miskennen de overwegingen van de rechtbank de mogelijkheid dat een derde de cocaïne in de auto heeft verstopt en zelf niet meer in de gelegenheid was om de cocaïne uit de auto te halen.
Daarnaast heeft de verdediging het voorwaardelijke verzoek gedaan om de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuige te horen, indien het hof het proces-verbaal van aanhouding als bewijsmiddel bezigt.
Oordeel van het hof
Het hof sluit zich aan bij de navolgende bewijsoverwegingen van de rechtbank (cursief weergegeven) en maakt die tot de zijne. Daar waar in het cursieve deel staat “de rechtbank”, moet gelezen worden: “het hof”.
Voor een veroordeling voor het vervoeren en het bezit van drugs is vereist dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs en dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden.
Vast staat dat de aangetroffen drugs in een verborgen ruimte lagen in de auto waarin verdachte reed. Verdachte was op dat moment de enige inzittende en bestuurder van de auto. Uit de verklaring van verdachte en het onderzoek aan zijn telefoon volgt dat hij de auto al een paar dagen onder zich had en dat hij de enige was die er in die tijd beschikking over had. De auto staat op naam van de broer van verdachte, en verdachte gebruikt naar eigen zeggen de auto als hij in Europa is. De broer van verdachte heeft verklaard dat hij (al voor het tenlastegelegde) zelf niet meer in de auto rijdt sinds hij meerdere hersenbloedingen heeft gehad.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet wist van de cocaïne in de verborgen ruimte.
De rechtbank stelt voorop dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de eigenaar van kilo’s cocaïne, de cocaïne enige tijd in een auto bewaart en iemand die geen weet van de cocaïne heeft meerdere dagen in de auto laat rijden. Cocaïne is geen 'bewaarvoorwerp' die de eigenaar voor langere tijd op één plek laat liggen. Het betreft een voorwerp waar de eigenaar zo snel mogelijk (tegen een hoge prijs) van af wil. Het bewaren van cocaïne heeft namelijk vooral nadelen (in verband met de risico's van diefstal en inbeslagname). Het is daarom waarschijnlijk dat als zich cocaïne in de auto bevindt, het niet zo is dat de cocaïne daar voor langere tijd (dan de autorit) wordt bewaard, maar zich daar bevindt omdat het moet worden vervoerd. Het is in dat geval ook waarschijnlijk dat de chauffeur weet waarom hij de autorit maakt. Het is aan verdachte om uit te leggen waarom deze waarschijnlijkheden in zijn bijzondere geval niet opgaan en hij inderdaad niet wist van de cocaïne. De omstandigheden vragen, zogezegd, om een aannemelijke verklaring van verdachte voor het feit dat er cocaïne in de auto werd gevonden die de verdachte bestuurde.
De uitleg van de verdachte houdt in grote lijnen in dat hij de auto 1,5 tot 2 maanden voor zijn aanhouding (die plaatsvond op 20 mei 2024) van Keulen naar Marseille heeft gereden en in een openbare parkeergarage (Q-park) in Marseille heeft geparkeerd. Hierna is hij naar zijn huis in Tunesië gevlogen. Vervolgens is verdachte op 18 mei 2024 weer naar Marseille gevlogen en is hij met de auto vanuit Marseille via Parijs naar Amsterdam gereden, waarna hij in [plaats 1] is aangehouden.
Nu hij aangeeft dat hij van niets wist (en zijn broer ook niet), zou dit moeten betekenen dat een onbekende derde zonder zijn wetenschap voorafgaand aan zijn reis naar Marseille of in Marseille of tijdens zijn reis naar Parijs en Amsterdam de cocaïne onopgemerkt in de auto heeft neergelegd. Dit vindt de rechtbank niet geloofwaardig gelet op de volgende omstandigheden. De auto heeft volgens verdachte zelf 1,5 a 2 maanden in een openbare parkeergarage gestaan. Daarbij was het van tevoren niet bekend dat deze auto daar zou staan, omdat verdachte oorspronkelijk het plan had om de auto mee te nemen naar Tunesië maar op het laatste moment vanwege persoonlijke omstandigheden besloot om de auto in Marseille te laten staan en verder te vliegen. Verder roept het de vraag op hoe die onbekende derde dan moest weten wanneer verdachte terug zou komen, hoe verdachte dan precies zou rijden, waar hij zou stoppen en waar hij heen zou gaan met de auto. Dit maakte het ook onmogelijk om op de route zelf de drugs onopgemerkt in de auto te leggen. Verder is het ook onaannemelijk dat iemand drugs in een auto legt wanneer degene niet precies weet waar iemand wanneer heen gaat en wat de (eind)bestemming is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een onaannemelijk alternatief scenario geschetst en heeft hij dus niet voorzien in een aannemelijke verklaring.
Gelet op het feit dat verdachte zich alleen met de kilo’s cocaïne in de auto bevond, de aard en de straatwaarde van die hoeveelheid cocaïne en het uitblijven van een verklaring van verdachte die een op voorhand onwaarschijnlijk scenario (waarin verdachte niet wist van de cocaïne), minder onwaarschijnlijk maakt, kan het volgens de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte heeft geweten dat hij die cocaïne in de auto had. Dat er geen andere sporen zijn die verdachte aan de cocaïne verbinden, maakt de conclusie van de rechtbank niet anders. Het ontbreken van DNA-sporen of vingerafdrukken van verdachte hoeft namelijk niet te betekenen dat hij geen wetenschap van de drugs heeft gehad. Zo is het bijvoorbeeld goed mogelijk dat verdachte heeft gewerkt met handschoenen of de spullen heeft schoongemaakt, of dat een ander de drugs in de verborgen ruimte heeft gelegd, maar verdachte er wel wetenschap van heeft gehad.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto. De auto werd door verdachte bestuurd terwijl deze drugs daarin aanwezig waren, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de drugs.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Het hof komt niet toe aan een inhoudelijke bespreking van het voorwaardelijke verzoek van de verdediging, nu de voorwaarde waaronder dit verzoek is gedaan, te weten het als bewijsmiddel bezigen van het proces-verbaal van aanhouding, niet is ingetreden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks20 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland,opzettelijk heeftgeteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer8.027,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Oplegging van straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich, indien het tot strafoplegging komt, aangesloten bij de eis van de advocaat-generaal.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ruim 8 kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid vertegenwoordigde een aanzienlijke straatwaarde. Dit betreft een ernstig strafbaar feit. Cocaïne brengt schade toe aan de gezondheid van gebruikers en heeft een sterk verslavende werking. Gebruikers plegen regelmatig strafbare feiten om hun gebruik te kunnen bekostigen, met alle gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving van dien. De aangetroffen hoeveelheid cocaïne kan gelet op de omvang ervan enkel bestemd zijn geweest voor de handel daarin. De verdachte is een belangrijke schakel geweest binnen het systeem van deze grootschalige drugshandel, welke handel in zijn algemeenheid vaak gepaard gaat met andere vormen van ernstige en ondermijnende criminaliteit, zodat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van dit systeem.
Volgens de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betreft het uitgangspunt bij overtreding van het bepaalde in artikel 2 onder B van de Opiumwet bij een aangetroffen gewicht tussen 7 en 8 kilogram een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden (trede 15) en bij een aangetroffen gewicht tussen 8 en 9 kilogram een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden (trede 16).
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde zoals hiervoor beschreven, niet met een andere of lichtere straf worden volstaan dan een straf die onvoorwaardelijke en langdurige vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof neemt hierbij de hiervoor beschreven LOVS tot uitgangspunt en hanteert daarbij gelet op de aangetroffen hoeveelheid cocaïne van 8.027,6 gram trede 15. Al het voorgaande in ogenschouw genomen, acht het hof met de advocaat-generaal oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Het hof sluit zich aan bij de navolgende overwegingen van de rechtbank (cursief weergegeven) en maakt die tot de zijne. Daar waar in het cursieve deel staat “de rechtbank”, moet gelezen worden: “het hof”.
De rechtbank zal de in beslag genomen auto verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan. Weliswaar kan verdachte niet als eigenaar van de auto worden aangemerkt, maar de auto waarin de drugs zijn vervoerd, bevatte een verborgen ruimte waarin de cocaïne is aangetroffen. De rechtbank concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat degene aan wie de auto toebehoort, te weten de broer van verdachte, bekend was met het gebruik of de bestemming in verband met het bewezenverklaarde dan wel dat hij het gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank zal de in beslag genomen cocaïne onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten zijn mobiele telefoon.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Mercedes-Benz Glc 220 D [kenteken] (goednummer: PL0900-2024158233-3346861).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 8 blokken cocaïne (goednummers: PL0900-2024158233-3346867, PL0900-2024158233-3346869, PL0900-2024158233-3346870, PL0900-2024158233-3346871, PL0900-2024158233-3346872, PL0900-2024158233-3346873, PL0900-2024158233-3346874 en PL0900-2024158233-3346875).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: Apple Iphone 15 Pro telefoon (goednummer: PL0900-2024158233-3346866).
Aldus gewezen door:
mr. D.A.C. Koster, voorzitter,
mr. A.J. Smit en mr. H.A. Stalenhoef, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.G. Remmink, griffier,
en op 18 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 juli 2024, genummerd PL0900- 2024158290, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 118. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 12.
3.Pagina 13.
4.Pagina 104.
5.Pagina 105.
6.Pagina 106.
7.Pagina 107.
8.Pagina 71.
9.Pagina 72.
10.Pagina 73.
11.Pagina 74.
12.Pagina 76.
13.Pagina 77.
14.Pagina 78.
15.Pagina 79.
16.Pagina 80.
17.Pagina 81.
18.Pagina 82.
19.Pagina 83.