ECLI:NL:GHARL:2025:2631

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
200.328.161
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op financieringsvoorbehoud in projectovereenkomst voor zonnepanelen

In deze zaak heeft Stip-Connected B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin haar vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. De zaak betreft een projectovereenkomst tussen Stip-Connected en een maatschap voor de begeleiding van een zonnepanelenproject. Stip-Connected claimt een annuleringsvergoeding, terwijl de maatschap zich beroept op een financieringsvoorbehoud dat als ontbindende voorwaarde in de overeenkomst is opgenomen. De rechtbank oordeelde dat Stip-Connected geen recht had op vergoeding, omdat niet was aangetoond dat er kosten waren gemaakt die vergoed moesten worden. In hoger beroep bevestigde het hof deze uitspraak, oordelend dat de maatschap rechtsgeldig de overeenkomst had ontbonden op basis van het financieringsvoorbehoud. Het hof concludeerde dat Stip-Connected niet voldoende had aangetoond dat zij recht had op een vergoeding, en dat de maatschap niet in verzuim was geraakt. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Stip-Connected in de proceskosten van de maatschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.328.161
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 408391
arrest van 29 april 2025
in de zaak van
Stip-Connected B.V.
die is gevestigd in Arnhem
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: Stip-Connected
advocaat: mr. C. Snelders-van de Kamp
tegen

1.Maatschap [geïntimeerde1]

die is gevestigd in [plaats1]
2. [geïntimeerde2]en

3. [geïntimeerde3]

die beiden wonen in [plaats1]
en bij de rechtbank optraden als gedaagden
hierna: [geïntimeerden] en afzonderlijk de maatschap, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3]
advocaat: mr. N.E. van Uitert

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 juli 2023 hier over. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de nagekomen stukken van Stip-Connected ingekomen op 30 augustus 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de akte na antwoord van Stip-Connected;
- de antwoord-akte van [geïntimeerden]
1.2.
Hierna heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[geïntimeerden] en Stip-Connected zijn een projectovereenkomst aangegaan voor de begeleiding door Stip-Connected bij een zonnepanelenproject van [geïntimeerden] Dit project is niet doorgegaan. Stip-Connected maakt aanspraak op een in de overeenkomst opgenomen annuleringsvergoeding dan wel op schadevergoeding, gebruikelijk loon of een redelijke vergoeding voor de door haar verrichte werkzaamheden.
[geïntimeerden] is van mening dat hij geen vergoeding verschuldigd is aan Stip-Connected omdat hij een rechtsgeldig beroep heeft gedaan op het financieringsvoorbehoud dat als ontbindende voorwaarde in de projectovereenkomst is opgenomen. Daarnaast is de projectovereenkomst volgens [geïntimeerden] vernietigd op grond van dwaling.
2.2.
De rechtbank heeft de vordering van Stip-Connected afgewezen en geoordeeld dat Stip-Connected geen aanspraak heeft op enige vergoeding van [geïntimeerden] Volgens de rechtbank is niet gebleken dat Stip-Connected kosten heeft gemaakt die [geïntimeerden] nog moet voldoen. Ook is de hoogte van de projectprijs op basis waarvan de annuleringsvergoeding wordt vastgesteld naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan.
2.3.
De bedoeling van het door Stip-Connected ingestelde hoger beroep is dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat haar vordering alsnog wordt toegewezen.
2.4.
Ook het hof wijst in hoger beroep de vorderingen van Stip-Connected niet toe. Het hof komt dus tot dezelfde uitkomst als de rechtbank. Het hof zal hierna eerst de feiten bespreken (onder 3) en daarna zijn oordeel verder toelichten (onder 4).

3.De feiten

3.1.
Stip-Connected exploiteert een energieadviesbureau dat bedrijven begeleidt bij de realisatie van duurzaamheidsdoelen en -projecten.
3.2.
De maatschap en Stip-Connected zijn in augustus 2019 een projectbegeleidings-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) aangegaan voor het begeleiden door Stip-Connected van [geïntimeerden] bij het realiseren van een productie-installatie voor het opwekken of leveren van stroom door middel van zonnepanelen op de daken van het pluimveebedrijf van [geïntimeerden] De realisatie van de productie-installatie is in de overeenkomst aangeduid als “het Project”.
3.3.
De overeenkomst geeft een regeling voor de door de maatschap aan Stip-Connected verschuldigde vergoeding. In artikel 3 van de overeenkomst is onder meer opgenomen:
“(…)
3.1.
De begeleidingskosten van Opdrachtnemer gedurende de Onderzoeksfase en Bouwfase van het Project zijn als volgt gestaffeld:
5% van de totale kosten van EPC-partij, meetbedrijf en netbeheerder
7% van de totale kosten van EPC-partij, meetbedrijf, netbeheerder en verzorgen van eventuele vergunningen
10% van de totale kosten van EPC-partij, meetbedrijf, netbeheerder, verzorgen van eventuele vergunningen, en verzorgen van benodigde projectfinanciering.
3.2
De prijs zal worden voldaan conform een afgesproken betalingsschema. Het betalingsschema is:
€ 4000,- ex. btw of circa 1% van de totale subsidiesom bij acceptatie overeenkomst
projectbegeleiding;
33% van totale projectkosten bij acceptatie EPC-partij;
34% van totale projectkosten bij startbouw;
33% van totale projectkosten bij oplevering, minus € 4000,- ex. btw of 1% subsidiesom.
(…)
3.4.
Ontbindende voorwaarden omvatten:
-
- Vergunning wordt niet verleend;
-
- SDE+ subsidie wordt niet gegund;
-
- Financiering wordt niet verleend.
3.5.
Indien het Project buiten deze ontbindende voorwaarden geen doorgang vindt, dient Opdrachtgever een deel van de gemaakte kosten aan Opdrachtnemer te vergoeden van de totale projectkosten zoals aangegeven in artikel 3.1. Dit deel is afhankelijk van de fase waarin het Project zich bevindt:
50% bij acceptatie van deze projectbegeleidingsovereenkomst;
75% bij acceptatie EPC-partij;
100% bij start bouw. (…)”.
3.4.
In artikel 6 van de overeenkomst is onder meer bepaald dat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor projectfinanciering tenzij de opdrachtnemer dit verzorgt.
3.5.
Na ondertekening van de overeenkomst heeft Stip-Connected de SDE+subsidie en de aansluiting op het elektriciteitsnetwerk aangevraagd en offertes opgevraagd bij een EPC-partij, een meetbedrijf en de netbeheerder. Daarnaast heeft Stip-Connected een schouw laten uitvoeren.
3.6.
[geïntimeerde2] heeft namens de maatschap een op 24 oktober 2019 gedateerde aan Stip-Connected gerichte verklaring ondertekend waarin is opgenomen:
“(…) [geïntimeerde2] is voornemens de investeringen in zonnepanelen van Maatschap [geïntimeerde1] , voor 28% te financieren uit eigen middelen, dat is een bedrag van 405.850,- euro.
[geïntimeerde2] heeft op 31-12-2018 volgens de meegestuurde jaarrekening een eigen
vermogen van 405.850,- euro eigen vermogen. Hier zal voornamelijk de financiering uit
betaald worden. (…)”.
3.7.
Op 9 februari 2021 heeft Stip-Connected in een e-mailbericht aan [geïntimeerde2] geschreven:
“(…)Ik adviseer je om toch nog eens even te kijken en te vergelijken met de rentes van de bank. Ik verwacht dat je aan de voorkant, met de financiering echt veel kan besparen. (…)”.
3.8.
Op 2 maart 2021 heeft Stip-Connected [geïntimeerde2] per e-mail verzocht een afspraak te maken om het project financieel door te nemen.
3.9.
Op 3 maart 2021 heeft [geïntimeerde2] aan Stip-Connected laten weten:
“(…) Dit gaat hem niet worden. Mijn vrouw gaat er niet mee akkoord.(…)”en
“Schuif die afspraak maar door Ten eerste is de vrouw druk bezig met inhaalslag kapsalon. Dus geen tijd
En ten tweede is ze het niet eens met mijn plannen. En wil ook om privé redenen eerst geen gesprekken over projecten.”.
3.10.
Vervolgens heeft [geïntimeerde2] in een e-mailbericht van 8 maart 2021 aan Stip-Connected geschreven:
“(…) Hierbij wil ik de overeenkomst beëindigen. Reden daarvoor is dat de financiering is afgewezen/afgekeurt Kunt U mij een mail terug zenden voor akkoord. En dat huidige contract wordt ontbonden. (…)”.
3.11.
Dezelfde dag heeft Stip-Connected aan [geïntimeerde2] laten weten:
“(…)Het beëindigen van de PBO staat u vrij enkel heeft u 9 februari nog een financieringsoptie ontvangen van ons via [naam1] .
Het beëindigen op basis van ontbindende voorwaarden gaat niet op.
(…)
We kunnen u helpen met verschillende financieringsopties:
1. Samen met zonnegilde kunnen we de optie van [naam1] zoals in de bijlage voor u organiseren.
2. Een optie met Zonnepanelendelen van 2,6% samengesteld.
3. dakhuur.
(…)
[naam1] is morgen bij u in de omgeving hij kan u morgen hierop verder informeren.
Indien u als nog wilt beëindigen dient u rekening te houden met de voorwaarden van de PBO als de SDE+overeenkomst. De PBO 50% van de waarde PBO, de verwachting is dat bij het beëindigen 60K tot 80K kost. (…)”.
3.12.
Op 24 maart 2021 heeft Stip-Connected [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] een factuur gestuurd voor een bedrag van € 45.660,- met als omschrijving
“Beëindiging projectbegeleiding”.
3.13.
In een e-mailbericht van 16 april 2021 heeft een medewerkster van Rabobank FR&R Restructering GZ aan de heer en mevrouw [geïntimeerde2] geschreven: “(…)
Naar aanleiding van uw financieringsverzoek met betrekking tot de zonnepanelen zijn wij tot het volgende besluit gekomen:
De financieringsaanvraag wordt niet in behandeling genomen wat betekent dat de financiering niet wordt verleend.
Uw bedrijf bevindt zich momenteel in een positie waarbij geen enkele verzwaring van de schulden gewenst is (…)”.
3.14.
Op 2 juni 2021 heeft Stip-Connected in een e-mailbericht aan [geïntimeerde2] geschreven:
“(…) Bijgaande de thermsheets van de ING. Mocht je het project als nog doorgang laten vinden kan dit tegen onderstaande condities. Mocht je bij de beëindiging blijven zal je de slotfactuur moeten voldoen.(…)”.
3.15.
In een e-mailbericht van 15 augustus 2022 heeft een medewerker van ING Bank aan [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] medegedeeld:
“(…)Hierbij bevestig ik u dat wij de door u ingediende financieringsaanvraag t.b.v. de investering in zonnepanelen in 2021 hebben beoordeeld. Op basis van de ons aangeleverde informatie hebben wij aangegeven dat de financiering van zonnepanelen door ING niet mogelijk was. (…)”.

4.Het oordeel van het hof

4.1.
Voordat de inhoudelijke geschilpunten worden besproken, zal het hof een voorvraag bespreken.
De akte na memorie van antwoord wordt niet buiten beschouwing gelaten
4.2.
[geïntimeerden] verzet zich in zijn antwoordakte tegen de door Stip-Connected ingediende akte na antwoord omdat het door Stip-Connected ingediende stuk volgens [geïntimeerden] niet voldoet aan de in het procesreglement opgenomen definitie van
een akte.
4.3.
Het hof heeft Stip-Connected in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen waarop [geïntimeerden] in zijn antwoord akte heeft gereageerd. De door Stip-Connected ingediende akte na antwoord bevat onder randnummer 17 een wijziging van eis op grond waarvan de uiterst subsidiaire vordering van Stip-Connected ten minste € 4.000,- bedraagt. Dat is te laat. Met uitzondering van deze eiswijziging bevat de akte na memorie van antwoord geen nieuwe stellingen of eiswijzigingen en is er geen strijd met de tweeconclusieregel. Bovendien vloeit, zoals uit het vervolg van dit arrest zal blijken, uit de akte na memorie van antwoord geen nadeel voort voor [geïntimeerden] Het voorgaande brengt mee dat de akte na memorie van antwoord met uitzondering van de daarin opgenomen eiswijziging deel uitmaakt van de processtukken. Ook de antwoordakte van [geïntimeerden] wordt tot de processtukken gerekend.
De vordering is in hoger beroep niet toewijsbaar
4.4.
Het hof ziet aanleiding eerst in te gaan op de vraag of [geïntimeerden] de overeenkomst met het inroepen van het financieringsvoorbehoud rechtsgeldig heeft ontbonden. Hierna zal worden uitgelegd dat die vraag bevestigend wordt beantwoord.
Beroep op de ontbindende voorwaarde
4.5.
Het beroep op ontbinding vanwege het niet verkrijgen van financiering is een bevrijdend verweer van [geïntimeerden] De stelplicht en de eventuele bewijslast rusten daarom op [geïntimeerden]
4.6.
Om vast te stellen wat partijen over de ontbindende voorwaarde op de grond van het ontbreken van financiering zijn overeengekomen, is een uitleg van de betrokken bepalingen in de overeenkomst nodig. Het is vaste rechtspraak dat daarbij niet alleen moet worden gekeken naar de tekst van de overeenkomst. Rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden van het geval (waar onder wat partijen hebben gezegd en gedaan (of nagelaten)) en welke betekenis partijen in die omstandigheden redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en wat zij te dien aanzien van elkaar redelijkerwijs mochten verwachten. Hierbij kan ook de maatschappelijke positie van partijen een rol spelen. [1]
4.7.
Bij de uitleg is van belang dat de overeenkomst door Stip-Connected is opgesteld, dat partijen niet over de inhoud van de overeenkomst met elkaar hebben gesproken en ook niet met elkaar hebben onderhandeld over het in artikel 3.4 van de overeenkomst neergelegde financieringsvoorbehoud.
4.8.
Uit de tekst van artikel 3.4 volgt alleen dat het niet verlenen van financiering een ontbindende voorwaarde oplevert. Een verdere uitwerking ontbreekt. Aangezien partijen niet over dit beding hebben gesproken, zijn er geen uitlatingen waarmee bij de uitleg rekening kan worden gehouden. Partijen nemen allebei tot uitgangspunt dat uit (de artikelen 3.4 en 6 van) de overeenkomst een inspanningsverplichting voortvloeit voor [geïntimeerden] om de voor het project noodzakelijke financiering te verkrijgen. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt echter niet wélke inspanningen er moeten worden verricht. Hiervan hebben beide partijen een ander beeld.
4.9.
Volgens [geïntimeerden] heeft hij aan de op hem rustende inspanningsverplichting voldaan door niet alleen met zijn huisbankier (Rabobank) maar ook met een andere bank (ING Bank) te overleggen over het verkrijgen van de benodigde financiering. Uit dit overleg is gebleken dat geen van beide banken bereid was het project te financieren, aldus [geïntimeerden] heeft Stip-Connected de e-mailberichten verstrekt waarin Rabobank en ING Bank de afwijzing van de door [geïntimeerden] ingediende financieringsaanvraag hebben bevestigd.
4.10.
Stip-Connected betwist deze uitleg van [geïntimeerden] en voert aan dat [geïntimeerden] zich onvoldoende heeft ingespannen voor het verkrijgen van een financiering. Stip-Connected heeft in dit verband naar voren gebracht dat de reikwijdte van de inspanningsverplichting voor het verkrijgen van een financiering voor een zonnepanelenproject van deze omvang verder gaat dan de inspanningsplicht op grond van een standaard financieringsvoorbehoud bij de aankoop van een woning. Deze door Stip-Connected verdedigde uitleg volgt niet uit de tekst van de overeenkomst en Stip-Connected heeft ook geen andere aanknopingspunten gegeven waaruit kan worden afgeleid dat [geïntimeerden] een dergelijke verplichting redelijkerwijs had moeten begrijpen.
4.11.
Artikel 3.4 vermeldt verder geen verplichting voor [geïntimeerden] om de door hem verrichte inspanningen in verband met het verkrijgen van de noodzakelijke financiering aan te tonen. Anders dan Stip-Connected aanvoert, brengt deze bepaling niet mee dat [geïntimeerden] naast de door hem verstrekte e-mailberichten van Rabobank en ING Bank nader of eerder inzicht had moeten verschaffen in de gegevens en toelichting op basis waarvan de banken het financieringsverzoek hebben beoordeeld.
4.12.
Stip-Connected voert ook aan dat [geïntimeerden] haar had moeten betrekken bij de financieringsaanvragen omdat het aanvragen van een financiering best complex is. Opnieuw geldt dat de tekst van de overeenkomst hiervoor geen basis biedt. Integendeel. Deze uitleg rijmt namelijk niet met het bepaalde in artikel 6 van de door Stip-Connected aan [geïntimeerden] verstrekte overeenkomst. In dat artikel is juist als uitgangspunt opgenomen dat [geïntimeerden] verantwoordelijk is voor de financiering. Gelet op de bekendheid van Stip-Connected met de complexiteit van het aanvragen van een financiering en haar kennis op dit terrein, had het op haar weg gelegen dit in de overeenkomst te voorzien althans dit tijdens contractonderhandelingen met [geïntimeerden] – bij wie geen bijzondere kennis of deskundigheid op dit punt aanwezig was – ter sprake te brengen. Geen van beide heeft plaatsgevonden.
4.13.
De inspanningsverplichting van [geïntimeerden] reikt evenmin zover dat [geïntimeerden] naast de door hem ingediende financieringsaanvragen bij Rabobank en ING Bank ook de door Stip-Connected aangedragen opties voor projectfinanciering had moet verkennen.
Indien Stip-Connected het van belang achtte dat [geïntimeerden] een projectfinanciering zou aanvragen, had het op haar weg gelegen ook dit aspect in de overeenkomst te voorzien of dit in elk geval tijdens contractonderhandelingen met [geïntimeerden] ter sprake te brengen. Dit is niet gebeurd.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [geïntimeerden] gemotiveerd heeft toegelicht dat hij zich met het verstrekken van de twee afwijzingen voldoende heeft ingespannen voor een geslaagd beroep op de ontbindende voorwaarde en dat de betwisting van Stip-Connected hiertegenover tekortschiet.
4.15.
Stip-Connected betoogt nog dat [geïntimeerden] in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft gehandeld. Stip-Connected heeft echter geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit moet worden afgeleid dat [geïntimeerden] de op hem rustende waarheidsplicht uit artikel 21 Rv heeft geschonden door te weinig en tegenstrijdige feiten aan te voeren ten aanzien van zijn inspanningen om een financiering te verkrijgen. Nu ook overigens niet is gebleken dat [geïntimeerden] de in deze zaak van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid heeft aangevoerd, faalt het betoog van Stip-Connected dat [geïntimeerden] in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld.
4.16.
Stip-Connected brengt verder nog naar voren dat het niet openstellen van [geïntimeerden] voor door Stip-Connected aangedragen opties en adviezen om een financiering te verkrijgen moet worden aangemerkt als schuldeisersverzuim. Dit beroep van Stip-Connected op schuldeisersverzuim slaagt niet omdat [geïntimeerden] geen (vorderings)recht wordt ontzegd wegens een verzuim van de kant van [geïntimeerden]
4.17.
Stip-Connected heeft in dit verband ook nog gewezen op artikel 6:23 BW. In lid 2 van dit artikel staat dat als een partij die bij de vervulling van een contractuele voorwaarde belang heeft, die vervulling heeft teweeg gebracht, de voorwaarde als niet vervuld geldt als de redelijkheid en billijkheid dat verlangen. Strikt genomen is in dit geval geen sprake van ‘teweegbrengen’ zoals bedoeld in lid 2 van artikel 6:23 BW, zodat het inroepen van het financieringsvoorbehoud door [geïntimeerden] wordt beheerst door de algemene eisen van de redelijkheid en billijkheid (artikelen 6:2 lid 2 en 6:248 lid 2 BW). [2] Zoals hiervoor onder 4.13 is vastgesteld, gaat de inspanningsverplichting van [geïntimeerden] niet zover dat hij de door Stip-Connected aangedragen financieringsmogelijkheden had moeten verkennen. Het voorgaande brengt mee dat het inroepen van de ontbindende voorwaarde door [geïntimeerden] onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
4.18.
Stip-Connected brengt naar voren dat [geïntimeerden] de overeenkomst is aangegaan terwijl hij in financieel opzicht in zwaar weer verkeerde en bij Rabobank in een bijzonder beheer traject zat. Dit betekent volgens Stip-Connected dat [geïntimeerden] met het sluiten van de overeenkomst verplichtingen is aangegaan waarvan hij wist hij dat hij ze niet na kon komen. In elk geval is [geïntimeerden] de overeenkomst te lichtvaardig aangegaan of had hij Stip-Connected over zijn financiële status moeten informeren, aldus Stip-Connected. Daarnaast heeft [geïntimeerden] volgens Stip-Connected de schijn van kredietwaardigheid gewekt door het afgeven van de schriftelijke verklaring dat hij over een bedrag van € 405.850,- aan eigen middelen beschikte voor het financieren van de zonnepanelen. Stip-Connected stelt zich op het standpunt dat deze handelwijze van [geïntimeerden] moet worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming of als schuldeisersverzuim van [geïntimeerden]
4.19.
Zoals hiervoor onder 4.16 is toegelicht, is van schuldeisersverzuim geen sprake. Evenmin heeft Stip-Connected voldoende toegelicht waarom het niet informeren door [geïntimeerden] over zijn financiële situatie een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert. Uit de overeenkomst kan een dergelijke verplichting niet worden afgeleid.
4.20.
Ten slotte voert Stip-Connected aan te vermoeden dat andere omstandigheden dan het niet kunnen verkrijgen van de noodzakelijke financiering [geïntimeerden] aanleiding hebben gegeven zich van de bindende afspraken in de overeenkomst te willen bevrijden en het financieringsvoorbehoud in te roepen. Stip-Connected verwijst daarbij naar de toelichting van [geïntimeerden] in zijn e-mails van 3 maart 2021 aan Stip-Connected en naar de late en summiere reacties van de banken. Dit argument is onvoldoende toegelicht. Voor zover ook met dit argument (en/of het hiervoor onder 4.18 besproken argument) mede wordt beoogd aan te voeren dat een beroep op de ontbindende voorwaarde om die reden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zijn hiervoor (mede in het licht van de strenge maatstaf die hiervoor geldt) onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld.
4.21.
Uit het voorgaande volgt dat [geïntimeerden] zich met succes op het financieringsvoorbehoud heeft beroepen en de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Dit betekent dat grief II faalt.
Geen vergoeding
4.22.
De omstandigheid dat de overeenkomst is beëindigd doordat [geïntimeerden] een rechtsgeldig beroep op de ontbindende voorwaarde van artikel 3.4 heeft gedaan, brengt mee dat Stip-Connected geen aanspraak heeft op de annuleringsvergoeding opgenomen in artikel 3.5 van de overeenkomst. De vraag of de hoogte van de annuleringsvergoeding moet worden vastgesteld op basis van de begrote projectsom, zoals Stip-Connected aanvoert, kan om die reden onbesproken blijven. Dit brengt mee dat grief I faalt.
4.23.
Door het rechtsgeldige beroep op het financieringsvoorbehoud kwam [geïntimeerden] niet in verzuim. Om die reden strandt de daarop gebaseerde vordering.
4.24.
Volgens Stip-Connected heeft zij in elk geval recht op gebruikelijk loon dan wel een redelijke vergoeding voor de door haar verrichte werkzaamheden. De overeenkomst tussen Stip-Connected en [geïntimeerden] kan worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. De artikelen 7:405 en 7:411 BW voorzien in een regeling voor het recht op loon van de opdrachtnemer ook bij een voortijdig einde van de overeenkomst van opdracht. Deze bepalingen zijn van regelend recht (artikel 7:413 BW). Deze wetsartikelen blijven in de verhouding tussen Stip-Connected en [geïntimeerden] buiten toepassing omdat de overeenkomst in artikel 3.1 een bepaling bevat voor de aan Stip-Connected toekomende vergoeding en in artikel 3.5 voorziet in een regeling voor een annuleringsvergoeding bij een voortijdig einde van de overeenkomst. Uit artikel 3.5 volgt dat een dergelijke vergoeding alleen is verschuldigd in situaties buiten een beroep op de ontbindende voorwaarden. Het voorgaande brengt mee dat Stip-Connected aan de wettelijke regeling voor de overeenkomst van opdracht geen recht op gebruikelijk loon of een redelijke vergoeding kan ontlenen. Omdat de wet ook overigens niet voorziet in zo’n aanspraak faalt grief IV.
Dwaling en bewijs
4.25.
Gelet op het oordeel dat de overeenkomst vanwege een rechtsgeldig beroep op het financieringsvoorbehoud is ontbonden, kan grief III waarmee Stip-Connected opkomt tegen het beroep van [geïntimeerden] op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling onbesproken blijven.
4.26.
Stip-Connected heeft geen bewijs aangeboden van stellingen die, als de juistheid daarvan zou komen vast te staan, tot een andere uitkomst kunnen leiden. Aan haar bewijsaanbod gaat het hof daarom voorbij.
Conclusie
4.27.
Het hoger beroep slaagt niet. Het hof komt op andere gronden dan de rechtbank tot het oordeel dat de vordering van Stip-Connected moet worden afgewezen. Dit betekent dat het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd.
4.28.
Stip-Connected zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [3]

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 1 februari 2023;
5.2.
veroordeelt Stip-Connected tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden] :
- € 2.135,- aan griffierecht
- € 5.532,5‬0 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (2 ½ procespunten x appeltarief IV);
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Sap, C. Bakker en C.L. de Bel, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, NJ 1981/635
2.HR 21 juni 1996, NJ 1996/698
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853