Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord, tevens grieven in het incidenteel hoger beroep
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
- het verzoek op grond van artikel 22 Rv, alsmede de voorwaardelijke incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv namens [appellant]
- de memorie van antwoord in het incident op grond van artikel 843a Rv
- de akte vermeerdering van eis in het incident
- de antwoordakte vermeerdering van eis in het incident
2.De kern van de zaak
3.De toelichting op de beslissing van het hof
- de verzoeker moet rechtmatig belang hebben bij de inzage, afschrift of uittreksel;
Na het eindvonnis[het hof begrijpt: het eindvonnis in de hoofdzaak]
is meermaals tussen [geïntimeerde] en [naam1 BV] overleg geweest over het bereiken van een minnelijke oplossing. (…) Dat overleg heeft uiteindelijk in juli 2024 tot een minnelijke regeling tussen [geïntimeerde] en [naam1 BV] geleid. Ik heb op uitdrukkelijk verzoek van [geïntimeerde] en [naam1 BV] de tussen principalen bereikte regeling vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.’[geïntimeerde] en [naam1 BV] hebben naar aanleiding van het vonnis in de hoofdzaak dus een regeling getroffen die is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst. In de vrijwaringszaak is [appellant] veroordeeld om de helft van de aan [naam1 BV] verschuldigde contractuele boete aan [geïntimeerde] te betalen. Volgens de rechtbank hadden [appellant] en zijn broer [de vader van geïntimeerde] een gedeelde verantwoordelijkheid voor het aangaan van de verplichting om een recht van opstal te vestigen ten behoeve van [naam1 BV] . Omdat uit de wet (artikel 2:8 BW) voortvloeit dat aandeelhouders zich tegenover elkaar moeten gedragen naar wat door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd, heeft de rechtbank beslist dat [appellant] de helft van de verbeurde boete aan [geïntimeerde] moet betalen. Mede gelet op die grondslag, zijn de tussen [geïntimeerde] en [naam1 BV] gemaakte afspraken over een minnelijke regeling in de hoofdzaak van belang voor de vrijwaringszaak. [appellant] hoeft [geïntimeerde] bovendien slechts te vrijwaren voor hetgeen waartoe zijzelf verplicht is te betalen aan [naam1 BV] .