ECLI:NL:GHARL:2025:2699

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
21-002786-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en vernieling met taakstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling en vernieling, waarbij hij zijn ex-vriendin heeft mishandeld en haar auto en televisie heeft beschadigd. De politierechter had eerder een taakstraf van 100 uren opgelegd, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een vergelijkbare straf geëist, met bijzondere voorwaarden zoals een contact- en gebiedsverbod. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een taakstraf van 100 uren opgelegd, waarvan 50 uren voorwaardelijk, zonder de bijzondere voorwaarden. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 750,00 aan schadevergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de wettelijke rente vanaf 4 juni 2024 vastgesteld. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de benadeelde partij, terwijl het hof rekening houdt met de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002786-24
Uitspraak d.d.: 1 mei 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 juni 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-106166-24 en 18-017473-24, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de aan hem tenlastegelegde feiten tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, waarvan vijftig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de politierechter (met uitzondering van het vinden en behouden van betaald werk en het tonen van openheid van zaken ten aanzien van de financiën) en een contact- en gebiedsverbod. Beide maatregelen dienen te gelden voor de duur van twee jaren en dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij, [aangeefster/benadeelde] , wordt toegewezen tot een bedrag van € 750,00, bestaande uit €150,00 euro als vergoeding voor materiele schade en € 600,00 aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T. de Heer, en mevrouw [naam] van Slachtofferhulp Nederland namens [aangeefster/benadeelde] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter van 19 juni 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, waarvan vijftig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, in combinatie met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een contact- en gebiedsverbod. Beide maatregelen zijn opgelegd voor de duur van twee jaren en zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-106166-24:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2023 tot en met 25 oktober 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, zijn levensgezel, [aangeefster/benadeelde] , heeft mishandeld door die [aangeefster/benadeelde]
- meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan,
- tegen een trap aan te gooien en/of te duwen,
- tegen haar lichaam te schoppen, en/of
- het autoportier dicht te gooien en/of te duwen terwijl die [aangeefster/benadeelde] haar hoofd tussen de auto en het portier had;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (te weten een Mercedes-Benz met [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster/benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 18-017473-24 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2024 te [plaats 2] , [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster/benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof merkt op dat, met instemming van de verdediging, de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 16-106166-24 onder feit 1 verbeterd zal worden gelezen, in die zin dat daarin onder het laatste gedachtestreepje wordt ingelezen “het autoportier dicht te gooien en/of te duwen terwijl die [aangeefster/benadeelde] haar hoofd, althans haar lichaam tussen de auto en het portier had”.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-106166-24 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-017473-24 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-106166-24:
1.
hij in de periode van 24 oktober 2023 tot en met 25 oktober 2023 te [plaats 1] meermalen [aangeefster/benadeelde] heeft mishandeld door die [aangeefster/benadeelde]
- tegen een trap aan te duwen,
- het autoportier dicht te gooien terwijl die [aangeefster/benadeelde] haar lichaam tussen de auto en het portier had;
2.
hij op 26 maart 2024 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (te weten een Mercedes-Benz met [kenteken] ) die geheel of ten dele aan [aangeefster/benadeelde] toebehoorde heeft beschadigd;
Zaak met parketnummer 18-017473-24 (gevoegd):
1.
hij op 17 januari 2024 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een televisie die geheel of ten dele aan [aangeefster/benadeelde] toebehoorde heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-106166-24 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 16-106166-24 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 18-017473-24 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn ex-vriendin, [aangeefster/benadeelde] , mishandeld, haar auto beschadigd en de televisie vernield. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het eigendomsrecht van aangeefster.
Aannemelijk is geworden dat de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd in het kader van een giftige relatie die verdachte en aangeefster onderhielden. Dit neemt niet weg dat verdachte te ver is gegaan.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Ook heeft het hof geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verder heeft het hof gelet op het reclasseringsadvies van 17 juni 2024, waaruit volgt dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Daarnaast is gebleken dat de relatie is beëindigd, dat er duidelijkheid is gekomen in de financiën van verdachte, nu het faillissement in een afrondende fase is en dat er sinds de zitting in eerste aanleg geen (direct) contact meer is geweest.
Gelet op het voorgaande acht het hof oplegging van bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contact- en gebiedsverbod, niet meer noodzakelijk. Alles afwegende is het hof van oordeel dat een taakstraf voor de duur van honderd uren, waarvan vijftig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is. Een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de verdediging bepleit, zou onvoldoende recht doen aan de aard en ernst van de feiten. Het argument dat een taakstraf moeilijk uitvoerbaar is, omdat verdachte veel weg is als schipper, maakt dat niet anders. Het hof acht het zeker niet onmogelijk dat verdachte binnen de termijn die de wet biedt voor het uitvoeren van een taakstraf voldoende ruimte kan vrijmaken voor de taakstraf die het hof hem zal opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster/benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.804,40. Dit bedrag bestaat uit € 3.604,40 materiële schade en € 1.200,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep gehandhaafd.
Materiële schade
Dit deel van de vordering betreft de schadeposten ‘schade aan tv’, ‘schade aan auto, eigen risico’ en ‘no-claimverlies’. Met betrekking tot de gevorderde schade aan de televisie stelt het hof vast dat de politierechter heeft overwogen dat niet kan worden vastgesteld welke schade voortvloeit uit het bewezenverklaarde handelen van verdachte, met name omdat het gevorderde bedrag betrekking heeft op de aanschaf van een andere televisie. Voor wat betreft de kosten die gemaakt zijn voor de auto heeft de politierechter overwogen dat ook hier het rechtstreekse verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte niet duidelijk is en dat ten aanzien van beide schadeposten een nadere onderbouwing zou moeten volgen. Nu de benadeelde partij heeft nagelaten de schadeposten in hoger beroep nader te onderbouwen zal het hof dit gedeelte van de vordering afwijzen.
Ten aanzien van het eigen risico voor de schade aan de auto is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Nu deze schadepost voldoende is onderbouwd, is het hof van oordeel dat deze kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Omdat deze schade en de hierna te noemen immateriële schade op verschillende momenten zijn geleden en omdat de gevorderde immateriële schade ziet op een langere periode dan die van het bewezenverklaarde feit, zal het hof als ingangsdatum voor de wettelijke rente van de gezamenlijke schade nemen de dag van indiening van de vordering bij het openbaar ministerie, te weten 4 juni 2024.
Immateriële schade
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering is het hof van oordeel dat
voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Het hof overweegt dat het door de politierechter naar billijkheid vastgestelde bedrag van
€ 600,00 niet door verdachte is weersproken. Hij is bereid dit bedrag te betalen. Het hof wijst de vordering dan ook tot dit bedrag toe, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige wordt de gevorderde immateriële schade afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade van in totaal € 750,00 door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-106166-24 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-017473-24 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-106166-24 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-017473-24 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster/benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster/benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-106166-24 onder 1 en 2 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 18-017473-24 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 600,00 (zeshonderd euro) materiële schade en € 150,00 (honderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster/benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-106166-24 onder 1 en 2 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 18-017473-24 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 600,00 (zeshonderd euro) materiële schade en € 150,00 (honderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 juni 2024.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier,
en op 1 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.