ECLI:NL:GHARL:2025:2701

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
21-005292-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep met betrekking tot onderzoekswensen van de verdediging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2025 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1981, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 november 2022. Tijdens de zitting op 18 april 2025 heeft de verdachte verschillende onderzoekswensen kenbaar gemaakt, waaronder het horen van getuigen. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat deze verzoeken moeten worden afgewezen. Het hof heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium, zoals uiteengezet in de Keskin-jurisprudentie. Het hof oordeelt dat het horen van de gevraagde getuigen niet noodzakelijk is, omdat zij niet in verband kunnen worden gebracht met de tenlastegelegde feiten. Het hof wijst de verzoeken af en heropent het onderzoek om de advocaat-generaal te verzoeken een proces-verbaal van bevindingen op te maken over toezeggingen die door de officier van justitie aan de verdachte zouden zijn gedaan. De zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum, waarbij de verdachte zal worden opgeroepen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005292-22
Uitspraak d.d.: 2 mei 2025
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2022 met parketnummer 16-160468-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 april 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en verdachte naar voren is gebracht.

Onderzoekswensen

Door de verdachte zijn bij e-mailbericht van 9 april 2025 en ter zitting van 18 april 2025 de volgende onderzoekswensen kenbaar gemaakt.
Het horen van de getuigen:
  • [getuige 1] ;
  • [getuige 2] ;
  • [getuige 3] ;
  • [getuige 4] ;
  • [getuige 5] en andere getuigen bij het [plaats] ;
  • [getuige 6] en [getuige 7] ;
  • Politieagenten die aangifte hebben gedaan tegen verdachte;
  • [getuige 8] ;
  • [getuige 9] ;
  • [getuige 10] ;
  • [getuige 11] ;
  • [getuige 12] ;
  • [getuige 13] .
Voornoemde onderzoekswensen zijn door verdachte ter terechtzitting van het hof op 18 april 2025 mondeling toegelicht.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken moeten worden afgewezen.

Beoordeling van de verzoeken door het hof

Criterium
De onderzoekswensen zijn niet tijdig bij appelschriftuur ingediend. Het hof heeft de verzoeken daarom beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium, tegen de achtergrond van de Keskin-jurisprudentie.
Keskin
Naar aanleiding van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Keskin tegen Nederland heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, onder meer geoordeeld dat bij de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de feitenrechter, het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld als het gaat om een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al – in het vooronderzoek of anderszins – een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In dat geval mag van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang worden verlangd (rechtsoverweging 2.9.2).
Uit dit arrest volgt ook dat de rechter het verzoek om zo’n getuige op te roepen en te horen niettemin kan afwijzen, onder meer als hij tot het oordeel komt dat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als de door de getuige afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist of als die feiten en omstandigheden door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan (rechtsoverweging 2.9.3).
Oordeel van het hof
Geen verband met tenlastegelegde feiten
Het hof acht het horen van de volgende personen niet noodzakelijk:
  • [getuige 2] ;
  • [getuige 3] ;
  • [getuige 4] ;
  • [getuige 5] en andere getuigen bij het [plaats] ;
  • [getuige 6] en [getuige 7] ;
  • Politieagenten die aangifte hebben gedaan tegen verdachte;
  • [getuige 8] ;
  • [getuige 9] ;
  • [getuige 10] ;
  • [getuige 11] .
Het hof overweegt hiertoe dat deze personen niet in verband kunnen worden gebracht met enig aan verdachte tenlastegelegd feit. Het hof wijst de verzoeken daarom af.
Voor zover het verzoek tot het horen van [getuige 11] ziet op de vraag of het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, verwijst het hof naar de beslissing op het verzoek om de officier van justitie [getuige 12] te horen. Met die beslissing wordt voorzien in de vraag naar de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, waardoor het niet noodzakelijk is om [getuige 11] hierover te horen.
Ten aanzien van het verzoek tot het horen van [getuige 6] en [getuige 7] merkt het hof op dat het de ouders van verdachte vanzelfsprekend vrijstaat om zelf een verklaring op papier te zetten en deze te zenden aan de strafgriffie van het hof ter voeging aan het procesdossier.
Handelingen worden niet betwist
Het hof wijst het verzoek tot het horen van [getuige 1] en [getuige 13] eveneens af. Verdachte heeft de gedragingen die ten grondslag liggen aan de tenlastegelegde feiten erkend. De feiten waarover de getuigen kunnen verklaren, worden dus niet door verdachte betwist, waardoor het horen van de getuigen voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn. Ter discussie staat enkel welke juridische duiding gegeven dient te worden aan de gedragingen van verdachte. Deze beslissing is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Het horen van [getuige 1] en [getuige 13] is daarom niet noodzakelijk.
Verzoek tot het horen van [getuige 12]
Verdachte heeft op de zitting van 18 april 2025 verklaard dat officier van justitie [getuige 12] hem in het kader van de strafvervolging toezeggingen zou hebben gedaan. [getuige 12] zou de verdenking tegen verdachte, inhoudende dat hij gepoogd zou hebben [getuige 1] onder dwang te zetten (het onder 2 tenlastegelegde), wegstrepen tegen de aangiftes die verdachte had gedaan van bedreigingen tegen hem en zijn familie.
Uit de zich in het procesdossier bevindende stukken blijkt de volgende gang van zaken.
Op 9 oktober 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verdachte en [getuige 12] . Op 5 november 2018 heeft [getuige 12] in een e-mailbericht aan verdachte laten weten dat het Openbaar Ministerie de strafzaak tegen verdachte die zag op een Facebook-uiting over Marokkanen, voorwaardelijk seponeert met een proeftijd van één jaar en dat het Openbaar Ministerie de door verdachte gedane aangiftes niet verder laat onderzoeken. [getuige 12] geeft in het e-mailbericht aan dat dit tijdens het gesprek op 9 oktober 2018 ook aan verdachte is medegedeeld.
In de e-mail van [getuige 12] van 5 november 2018 wordt niet gesproken over de onder 2 tenlastegelegde poging tot dwang van [getuige 1] . [getuige 12] geeft enkel aan dat de zaak tegen verdachte die ziet op Facebook-uitingen over Marokkanen voorwaardelijk wordt geseponeerd. Om duidelijkheid te krijgen over de vraag of verdachte en [getuige 12] ook hebben gesproken over de strafvervolging van verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, zal het hof [getuige 12] verzoeken een proces-verbaal van bevindingen op te maken over de door hem al dan niet gedane toezeggingen die hij in dit kader heeft gedaan.

BESLISSING

Het hof:
heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal met voormeld doel, namelijk het (doen) opmaken van een proces-verbaal van bevindingen door officier van justitie [getuige 12] over al dan niet aan de verdachte gedane toezeggingen.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt dat onderhavige zaak gelijktijdig met de zaak van verdachte met parketnummer
21-002637-23 wordt aangebracht.
Beveelt de oproeping van verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. R. Godthelp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 2 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.