In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2025 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1981, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 november 2022. Tijdens de zitting op 18 april 2025 heeft de verdachte verschillende onderzoekswensen kenbaar gemaakt, waaronder het horen van getuigen. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat deze verzoeken moeten worden afgewezen. Het hof heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium, zoals uiteengezet in de Keskin-jurisprudentie. Het hof oordeelt dat het horen van de gevraagde getuigen niet noodzakelijk is, omdat zij niet in verband kunnen worden gebracht met de tenlastegelegde feiten. Het hof wijst de verzoeken af en heropent het onderzoek om de advocaat-generaal te verzoeken een proces-verbaal van bevindingen op te maken over toezeggingen die door de officier van justitie aan de verdachte zouden zijn gedaan. De zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum, waarbij de verdachte zal worden opgeroepen.