ECLI:NL:GHARL:2025:2780

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
P25/8
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en afwijzing verzoek tot civielrechtelijke machtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1970 en verblijvende in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. Het hof heeft het beroep van de terbeschikkinggestelde tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 18 november 2024 de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengde, behandeld. De terbeschikkinggestelde heeft verzocht om onderzoek naar de mogelijkheden voor een civielrechtelijke machtiging, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof oordeelt dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en dat er momenteel geen geschikte alternatieven zijn voor de terbeschikkinggestelde buiten het huidige juridische kader. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 6 oktober 2020 en de terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en een andere psychotische stoornis. Het hof heeft besloten de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, waarbij het hof de kliniek heeft opgedragen om voor de volgende verlengingszitting ook de mogelijkheden voor een civielrechtelijke machtiging te onderzoeken.

Uitspraak

TBS P25/8
Beslissing van 27 maart 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[de terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [locatie 1] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 18 november 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en - impliciet - de afwijzing van het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden voor het afgeven van een civielrechtelijke machtiging dan wel om voor de volgende verlengingszitting de mogelijkheden voor het afgeven van een civielrechtelijke machtiging te onderzoeken
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 21 november 2024 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van FPC [locatie 1] van 27 februari 2025, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van 1 april 2024 tot 1 juli 2024.
Het hof heeft ter zitting van 13 maart 2025 gehoord de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.J. Sprey, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde is veroordeeld voor het in brand steken van goederen in zijn cel in FPC [locatie 2] zo’n acht jaar geleden. Hoewel de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege nu vier jaar loopt is verlenging van de maatregel niet proportioneel gelet op de geringe ernst van het indexdelict, de lange duur van de vrijheidsbeneming en de geringe ernst van het type delict waarop het recidiverisico zich richt. Dit verhoudt zich bovendien slecht met het feit dat de terbeschikkinggestelde verblijft op beveiligingsniveau 4, terwijl hij zonder toename van het recidiverisico met de juiste begeleiding en bejegening ook op een lager beveiligingsniveau zou kunnen functioneren. Tevens is niet voldaan aan het beginsel van subsidiariteit, nu verlenging niet noodzakelijk is, dat wil zeggen dat geen noodzaak bestaat voor voortdurend verblijf in het huidige kader. Immers, het externe kader is niet zozeer bepalend voor het recidiverisico en het gaat er vooral om dat de begeleiding/bejegening is toegesneden op de problematiek van de terbeschikkinggestelde. Dit zou ook binnen een civielrechtelijk kader kunnen, waarbij dit zelfs tot een verlaging van het risico zou kunnen leiden. De mogelijkheden binnen een civielrechtelijk kader zouden dan ook onderzocht moeten worden om te kunnen toetsen of aan het subsidiariteitsvereiste wordt voldaan.
De raadsman heeft primair verzocht de mogelijkheid te onderzoeken voor het afgeven van
een civielrechtelijke machtiging en het onderzoek daartoe voor maximaal drie maanden aan te houden. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de verlenging te beperken tot de duur van een jaar om de vaart in het traject te houden. Niet uit te sluiten valt dat er een moment komt dat het huidige kader een belemmering vormt voor een uitplaatsing naar een geschikte vervolginstelling en dit moment mag niet gemist worden. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om bij een verlenging van een jaar in de beslissing op te nemen dat voor de volgende verlengingszitting de mogelijkheden voor een civielrechtelijke machtiging worden onderzocht.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel. Gelet hierop is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. Uit de (aanvullende) informatie van de kliniek volgt dat de terbeschikkinggestelde blijvend afhankelijk is van intensieve zorg, begeleiding en controle. De kliniek is met de externe deskundigen van mening dat het huidige kader niet de beste omgeving is voor de terbeschikkinggestelde. Beëindiging van de maatregel is echter op dit ogenblik geen optie, omdat er geen vangnet is. Een geleidelijke overgang naar een verblijf in een langdurige zorginstelling is geïndiceerd. De kliniek acht het aangewezen de overplaatsing via een transmuraal verlofkader te laten verlopen. Er wordt gezocht naar een passende verblijfsvoorziening, maar de verwachting is dat dit nog enige tijd in beslag zal gaan nemen. Het is niet reëel dat er binnen een jaar sprake is van een beëindiging van de maatregel dan wel van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Voorts ziet de advocaat-generaal geen reden om de behandeling aan te houden om de mogelijkheden voor een civielrechtelijke machtiging te onderzoeken. Op dit moment biedt zo’n maatregel onvoldoende waarborgen voor de beveiliging van de maatschappij en de behandeling van de terbeschikkinggestelde.
Het oordeel van het hof
Afwijzen verzoek tot onderzoek naar de mogelijkheden van afgifte van een civielrechtelijke maatregel
Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot onderzoek naar de mogelijkheden van afgifte van een civielrechtelijke machtiging (een rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) dan wel een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)) wordt afgewezen. De noodzaak van zo’n onderzoek is niet gebleken, Een civielrechtelijk kader acht het hof naar de huidige stand van zaken ontoereikend om het risicomanagement te kunnen waarborgen en (daarom) om de maatregel van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te kunnen vervangen.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt over de duur van de verlenging.
Indexdelicten
Bij arrest van 6 juni 2019 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden aan de terbeschikkinggestelde de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd voor het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Stoornis en recidivegevaar
De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en bijkomend een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.
Bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt het risico op gewelddadig gedrag ingeschat als matig-hoog.
Verlenging
Gelet op de advisering en op hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 6 oktober 2020 en loopt inmiddels meer dan vier jaren. De indexdelicten zijn (onder andere) - kort gezegd - het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij, het belang van de terbeschikking-gestelde, naarmate de maatregel langer duurt, steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsman is het hof echter van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is. Naast het tijdsverloop in relatie tot de ernst van het indexdelict, moet namelijk ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar in aanmerking worden genomen.
Het hof acht verlenging van de maatregel ook niet in strijd met het beginsel van subsidiariteit. Er zijn nog geen geschikte alternatieven om de terbeschikkinggestelde te kunnen laten functioneren in de maatschappij zonder het kader van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, met name is geen zicht op het kunnen functioneren in een voor hem passende verblijfsomgeving buiten de maatregel en het daarbij passende juridische kader.
Duur van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken
De terbeschikkinggestelde is blijvend aangewezen op intensieve begeleiding. De kliniek zoekt al geruime tijd naar een vervolgvoorziening in het kader van een terbeschikking-stelling met verpleging van overheidswege. Omdat de titel op grond waarvan de terbeschikkinggestelde in een passende vervolgvoorziening geplaatst kan worden, naar het oordeel van hof minder van belang is, acht het hof het gewenst dat de kliniek voor de volgende verlengingszitting - naast de bevindingen met betrekking tot het vinden van een geschikte vervolginstelling binnen het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling - ook onderzoek doet naar, en rapporteert over, de mogelijkheden van plaatsing in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd en/of het kader van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz, met name of deze een toereikend (alternatief) kader kunnen bieden om de voor de terbeschikkinggestelde noodzakelijke behandeling en resocialisatie te doen plaatsvinden. Bij verlenging van de maatregel met een jaar kunnen op kortere termijn de ontwikkelingen op dat punt door de verlengingsrechter worden gevolgd.

BESLISSING

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van afgifte van een civielrechtelijke machtiging.
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 18 november 2024 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[de terbeschikkinggestelde].
Verlengtde terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr. O.O. van der Lee, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,
en dr. W.J. Canton en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 27 maart 2025 in het openbaar uitgesproken.
mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.