ECLI:NL:GHARL:2025:2821

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
200.346.839/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afspraak in huwelijkse voorwaarden en de bedoeling van partijen

In deze zaak heeft de vrouw hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 12 juli 2024 is uitgesproken. De procedure betreft de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na de echtscheiding van partijen, die in 2017 zijn getrouwd en huwelijkse voorwaarden hebben laten opmaken. De vrouw verzocht om verrekening van de waarde van de verzameling militaria van de man, die niet in de huwelijkse voorwaarden was opgenomen. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en de vrouw veroordeeld om op basis van de huwelijkse voorwaarden hun vermogens te verrekenen. Het hof heeft op 8 mei 2025 beslist dat het hoger beroep van de vrouw moet worden verworpen. Het hof concludeert dat de afspraken in de huwelijkse voorwaarden duidelijk waren en dat de bedoeling van partijen was dat hun hobby's niet in de gemeenschap zouden vallen. De vrouw heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat het onaanvaardbaar zou zijn om aan de gemaakte afspraken vast te houden. Het hof is het met de rechtbank eens dat het verzoek van de vrouw moet worden afgewezen, en komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van de verzoeken van de vrouw.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.839
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 560273
beschikking van 8 mei 2025
inzake
[verzoekster] (de vrouw)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. L.M. Bongers
en
[verweerder] (de man)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: mr. A.R. Jaarsma

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank) op 12 juli 2024 (hierna: de bestreden beschikking) tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 oktober 2024
- het verweerschrift met producties
- een journaalbericht namens de man van 6 maart 2025 met productie.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 31 maart 2025 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De kern van de zaak

2.1
Partijen zijn [in] 2017 in [plaats1] met elkaar getrouwd. Op 5 juli 2017 hebben zij huwelijkse voorwaarden laten opmaken. Daarin zijn zij, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:

(…)
Uitsluiting huwelijksgoederengemeenschap
Artikel 1
De echtgenoten sluiten elke huwelijksgemeenschap uit.
(…)
Ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed
Artikel 10
1.
Bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of bij scheiding van tafel en bed,
zal tussen de echtgenoten worden afgerekend alsof de echtgenoten in alle goederen voor een gelijk deel zijn gerechtigd.
(…)
8. In afwijking van het vorenstaande, worden in de verrekening niet betrokken:
-
- de aanbrengsten zoals vermeld op de aan deze akte te hechten lijst van aanbrengsten;
(…)
AANBRENGSTEN
De door de echtgenoten in privé aangebrachte rechten aan toonder en/of zaken, die geen registergoederen zijn, staan vermeld op de aan deze akte te hechten, door de comparanten en mij, notaris, te ondertekenen staat van aanbrengsten.
(…)
2.2.
Op de ‘Lijst van aanbrengsten huwelijksvoorwaarden’ is het volgende opgenomen:

De heer [verweerder] :
Militaria verzameling, bestaande uit Nederlandse militaire emblemen, van de Koninklijke Landmacht, uit de periode 1940-heden. Het bevat zowel uniformen, emblemen, halffabrikaten, standmodellen etc., alsmede kledingvoorschriften, documenten, foto’s etc. Grote blokken hierin zijn:
  • Baret/petemblemen,
  • Kraagemblemen voor DT en CT,
  • Schouderemblemen,
  • Indelings mouwemblemen,
  • Brevet, vaardigheid, geoefendheid,
  • Borstzakhangers,
  • Halsdoeken,
  • Borstemblemen 5x5,
  • Trainingspakemblemen,
  • Mouwleeuwen en nationaliteitsemblemen,
  • NATO Wedstrijden als Prix Leclerc, Boeselager, CAT, etc.
Geschatte waarde 80 à 85.000 euro, verzekerde waarde onder de inboedel is 100.000 euro.
Mevrouw [verzoekster] :
Het (eventueel) aan te schaffen paard (of paarden), met de toebehoren voor het rijden (zadel, hoofdstel, halster, cap, protector, rijkleding, deken(s), borstels, etc.) of voeding (briks, vlas, etc.). Alsmede de kosten voor inentingen, hoefsmid, verzekering, tandarts, stalling, vervoer, etc.
2.3.
De vrouw heeft op 24 januari 2023 de rechtbank verzocht de echtscheiding uit te spreken. Voor zover hier nog van belang hebben partijen de rechtbank verzocht om op basis van artikel 10 lid 1 van de huwelijkse voorwaarden tot verrekening van hun vermogens over te gaan. Ook heeft de vrouw op 22 juni 2023 en op 22 mei 2024 nog een aanvullend verzoek ingediend. Dat laatste aanvullend verzoek heeft betrekking op de verrekening van de helft van de waarde van de verzameling militaria van de man, met uitsluiting van de militaria die staan op de lijst van aanbrengsten, met verzoek om bezichtiging en taxatie.
2.4.
Bij de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en verder zijn (voor zover nog van belang), onder uitvoerbaar bij voorraadverklaring, partijen veroordeeld om op basis van de huwelijkse voorwaarden hun vermogens met elkaar te verrekenen zoals onder 3.32 van die beschikking is vermeld en om elkaar inzage te geven in de saldi van hun bankrekeningen op de peildatum van 1 januari 2023. De rechtbank heeft het te laat door de vrouw ingediende verzoek van 22 mei 2024 vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing gelaten en dus haar verzoek afgewezen.
2.5.
Het huwelijk van partijen is [in] 2024 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking.
2.6.
De bedoeling van het hoger beroep van de vrouw is dat het hof, aanvullend op de door de rechtbank vastgestelde verdeling en verrekening van de huwelijkse voorwaarden, haar verzoek van 22 mei 2024 (dat de rechtbank buiten beschouwing heeft gelaten) ter zake van de militaria van de man (zie 2.3) alsnog toewijst.
2.7.
Het hof beslist dat het hoger beroep moet worden verworpen. Het hof licht dat hierna toe.

3.De toelichting van de beslissing van het hof

3.1.
Het hof stelt vast dat geen van partijen hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissingen van de rechtbank over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk (onder 4.7 tot en met 4.10) en de peildatum van 1 januari 2023 (onder 3.23). Het geschil betreft alleen nog de verrekening van de waarde van de verzameling militaria (hierna: de verzameling) van de man.
3.2.
De vrouw stelt dat nog verrekening bij helfte moet plaatsvinden van de waarde van de verzameling aangeschaft in de huwelijkse periode tot de peildatum (1 januari 2023). De man voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw, subsidiair ongegrond verklaring of afwijzing van het hoger beroep van de vrouw.
3.3.
Voor het hof is duidelijk geworden dat de bedoeling van partijen was dat ieders hobby (de paardenhobby van de vrouw en de verzameling van de man) niet in enige gemeenschap, dus ook niet in een huwelijksgemeenschap zouden vallen (artikel 1 van de huwelijkse voorwaarden) en dat de aanbrengsten (dus ieders hobby) zoals vermeld op de aan de akte van huwelijkse voorwaarden gehechte lijst niet in de verrekening zouden worden betrokken (artikel 10 lid 8 van de huwelijkse voorwaarden). Daaronder vallen ook de hobbyzaken (een dier, dus een paard, is geen zaak, maar artikel 3:2a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek verklaart de bepalingen met betrekking tot zaken in beginsel op dieren van toepassing) die ten tijde van het tekenen van de staat van aanbrengsten zich nog niet in het bezit van de hobbyisten (respectievelijk de man en de vrouw) bevonden maar eerst ten tijde van het huwelijk zijn verkregen/aangeschaft. Ook van die zaken was de bedoeling dat die niet in enige gemeenschap zouden vallen en ook die zaken zouden van verrekening worden uitgesloten. Dat is ter zitting ook zo door beide partijen verklaard en blijkt ook uit de tekst van de bepalingen in de huwelijkse voorwaarden en uit de tekst van de staat van aanbrengsten. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep op de vraag van het hof wat de gedachte was achter de gemaakte afspraken in de huwelijkse voorwaarden verklaard: ‘
De paarden voor mij, de verzameling voor hem, ongeacht wat ermee gebeurde.’ In de bewoordingen van de man:

(…) dat het de bedoeling was dat de vrouw haar hobby zou willen behouden en ik zou bij een eventuele scheiding mijn collectie houden. Ieder hield de eigen hobby. Ik mijn verzameling en de vrouw haar paarden. Bij een eventuele scheiding zou de paardenverzameling aan de vrouw toevallen, dat was de bedoeling.
Dat de vrouw nu spijt heeft van wat partijen bij huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen, geeft geen aanleiding om van de gemaakte afspraken af te wijken door de verzameling alsnog in de verrekening te betrekken. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die maken dat het naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de vrouw aan de gemaakte afspraken gehouden wordt.
3.4.
Het hof is met de rechtbank, zij het op een andere grond, eens dat het verzoek van de vrouw moet worden afgewezen. Het hof komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van de verzoeken van de vrouw (tot taxatie van de verzameling, de verrekening van de waarde en het ter zitting gedane (getuigen)bewijsaanbod). De grief faalt.

4.De beslissing

Het hof:
verwerpt het hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, R. Feunekes en M.H.H.A. Moes, bijgestaan door mr. G.J. Heuvelink als griffier, en is op 8 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.