ECLI:NL:GHARL:2025:2882

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
200.307.857/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering bewijs door deskundigenrapport in civiele zaak over onbetaalde facturen en ontbinding van overeenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van [appellanten] tegen [geïntimeerde] over onbetaalde facturen en de ontbinding van een overeenkomst. De zaak betreft werkzaamheden die [geïntimeerde] in 2017 en 2018 heeft uitgevoerd voor [appellanten] in verband met opruimwerkzaamheden na een brand en tuinwerkzaamheden. [geïntimeerde] heeft vier facturen gestuurd, waarvan er drie onbetaald zijn gebleven. Na verweer van [appellanten] en een vordering in reconventie tot ontbinding van de overeenkomst, heeft de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en die van [appellanten] afgewezen. In een tussenarrest heeft het hof overwogen dat [appellanten] de overeenkomst terecht hebben ontbonden, wat betekent dat [geïntimeerde] moet terugbetalen wat hij heeft ontvangen. Het hof heeft deskundigen benoemd om de waarde van de verrichte werkzaamheden vast te stellen. In het deskundigenrapport is geconcludeerd dat de werkzaamheden aan de paardenbak, terrassen en grindpaden voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Het hof heeft de waarde van de verrichte werkzaamheden vastgesteld op € 46.332,-, waartegenover [appellanten] al € 9.075,- hebben betaald. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] nog € 37.257,- van [appellanten] kan vorderen, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering van [appellanten] tot schadevergoeding is ingetrokken. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd en de kosten van de deskundige voor rekening van [geïntimeerde] gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.307.857/01
zaaknummer rechtbank Overijssel 241278
arrest van 6 mei 2025
in de zaak van

1.[appellant] ,

die woont in [woonplaats1] ,
2. [appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna samen:
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellant]en
[appellante],
advocaat: mr. A. Visser te Wierden,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [naam1],
die woont in [woonplaats2] ,
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde] ,
advocaat: mr. H.J.G.M. te Woerd te Almelo.

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1
Naar aanleiding van het tussenarrest van 19 december 2023 heeft de in dat arrest benoemde deskundige [de deskundige] op 9 september 2024 een deskundigenbericht uitgebracht.
1.2
Vervolgens hebben partijen een memorie genomen. Daarna heeft het hof een datum vastgesteld waarop arrest zal worden gewezen.

2.Waar gaat het in deze zaak (nog) om?

2.1
[geïntimeerde] heeft in 2017 en 2018 in opdracht van [appellanten] opruimwerkzaamheden bij een woning in [woonplaats1] , waar brand had gewoed, en werkzaamheden in verband met de aanleg van tuin, bestrating en de uitbreiding van een paardenbak bij de woning van [appellanten] in [plaats1] uitgevoerd. [geïntimeerde] heeft voor zijn werkzaamheden vier facturen gestuurd, waarvan er drie onbetaald zijn gebleven. Hij heeft zijn werkzaamheden gestaakt voordat deze waren afgerond.
2.2
[geïntimeerde] heeft bij de rechtbank betaling van de onbetaald gebleven facturen (€ 58.704,36, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten) gevorderd. [appellanten] hebben verweer gevoerd tegen deze vordering en in reconventie ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd.
2.3
De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en die van [appellant] afgewezen.
2.4
In het tussenarrest van 25 april 2023 [1] heeft het hof overwogen dat [appellanten] de overeenkomst met [geïntimeerde] terecht hebben ontbonden, dat dit betekent dat [geïntimeerde] moet terugbetalen wat hij van [appellanten] heeft ontvangen en dat een vergoeding in plaats treedt van de door [geïntimeerde] al verrichte prestaties, omdat die niet ongedaan kunnen worden gemaakt. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de waarde van deze prestaties.
2.5
In het tussenarrest van 19 december 2023 [2] heeft het hof de waarde van een aantal van deze prestaties (deels schattenderwijs) vastgesteld, nadat partijen zich daarover hadden uitgelaten en bij gelegenheid van de (tweede) mondelinge behandeling betreffende enkele van deze prestaties overeenstemming hadden bereikt. Het hof kwam uit op een totaalbedrag van € 28.400,-. Ten aanzien van de (economische) waarde van de vergroting van de paardenbak, de aanleg van de terrassen en de aanleg van grindpaden heeft de rechtbank
[de deskundige] tot deskundige benoemd.
2.6
De deskundige heeft inmiddels onderzoek gedaan en een deskundigenrapport uitgebracht. In dit arrest zal het hof het deskundigenbericht en de kritiek daarop van [appellanten] - [geïntimeerde] kan zich wel vinden in het rapport - bespreken. Het hof zal ook de balans opmaken voor wat betreft de vorderingen over en weer.

3.3. De verdere bespreking van het geschil

Buiten de rechtsstrijd?3.1 Volgens [appellanten] heeft het hof in strijd met artikel 24 Rv de feitelijke grondslag van de vorderingen van [geïntimeerde] aangevuld door te onderzoeken of de vorderingen van [geïntimeerde] ook (deels) toewijsbaar zijn op de grondslag van artikel
6: 271 BW en 6:272 BW (de ongedaanmakingsverbintenis). Volgens [appellanten] heeft [geïntimeerde] deze grondslag niet aangevoerd. Door de vordering van [geïntimeerde] (al dan niet gedeeltelijk) op deze grondslag toe te wijzen treedt het hof in conventie buiten de rechtsstrijd van partijen, aldus [appellanten]
3.2
[geïntimeerde] heeft (na vermeerdering van eis) betaling gevorderd van vier onbetaald gebleven facturen in verband met het door hem verrichten van een aantal werkzaamheden voor [appellant] . De feitelijke grondslag van de vordering van [geïntimeerde] is dan ook in de kern dat hij aanspraak maakt op betaling voor door hem verrichte werkzaamheden..
3.3
[appellanten] hebben een aantal verweren tegen deze vordering gevoerd en een van deze verweren - dat zij de overeenkomst terecht hebben ontbonden - heeft het hof gehonoreerd. Het gevolg daarvan is dat [geïntimeerde] niet langer met succes nakoming van de overeenkomst kan vorderen. Maar de feitelijke grondslag van zijn vordering - dat hij aanspraak heeft op betaling voor door hem verrichte werkzaamheden - wordt daardoor nog niet getroffen. Het is vervolgens aan het hof om, gegeven de juridische realiteit dat de overeenkomst is ontbonden, te beoordelen of de vordering van [geïntimeerde] toewijsbaar is. Het hof moet in dat verband ambtshalve de rechtsgronden aanvullen (artikel 25 Rv). Dat heeft het hof gedaan door te oordelen dat [geïntimeerde] weliswaar geen aanspraak heeft op betaling van zijn facturen op grond van nakoming (van de ontbonden overeenkomst), maar wel aanspraak heeft op vergoeding van de waarde van de door hem verrichte prestaties (de verrichte werkzaamheden), die naar hun aard niet ongedaan kunnen worden gemaakt. Met deze, ambtshalve aangevulde, rechtsgrond heeft het hof wel degelijk aangesloten bij de feitelijke grondslag van de vordering van [geïntimeerde] . Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de waarde van de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden en hebben van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. [geïntimeerde] heeft in zijn akte na het tussenarrest van
25 april 2023 een onderbouwing gegeven van de waarde van de door hem verrichte prestaties.
3.4
Conclusie is dat het hof niet de feitelijke grondslag van de vordering van [geïntimeerde] heeft aangevuld, maar alleen de rechtsgronden.
Het deskundigenbericht3.5 De deskundige heeft een rapport van 23 pagina’s (exclusief bijlagen) gedeponeerd bij de griffie van het hof. Uit zijn rapport blijkt dat hij kennis heeft genomen van de processtukken, informatie heeft ingewonnen bij partijen en vervolgens een onderzoek op locatie heeft verricht in aanwezigheid van partijen, waarbij partijen opmerkingen hebben kunnen maken. Vervolgens heeft de deskundige partijen om aanvullende gegevens verzocht. Na ontvangst van die gegevens heeft hij een concept-rapport geschreven. Partijen hebben op dat concept kunnen reageren. Zij hebben van die hun geboden mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3.6
De aan hem gestelde vragen heeft de deskundige als volgt beantwoord:

1. Kunt u - na de processtukken te hebben bestudeerd en partijen te hebben gesproken voor of tijdens een rondgang ter plaatse - aangeven of respectievelijk welke van de
werkzaamheden ter zake van de (a) vergroting van de paardenbak, (b) de aanleg van de terrassen en (c) het grindpad/de grindpaden voldoen aan wat partijen daarover met elkaar hebben afgesproken en voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk;
Voor de beantwoording heb ik kennisgenomen van het procesdossier, hebben partijen een
toelichting gegeven, heb ik een inspectie gehouden op locatie en heb ik kennisgenomen van
aanvullend verstrekte gegevens. De bevindingen daaruit staan beschreven in de paragrafen 2.1 t/m 2.4.
In het vervolg van de beantwoording ga ik eerst in op hetgeen partijen met elkaar hebben
afgesproken en vervolgens op de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden ten aanzien
achtereenvolgens de vergroting van de paardenbak, de aanleg van de terrassen en de
grindpaden.
Ten aanzien van hetgeen partijen met elkaar hebben afgesproken
Uit de verstrekte stukken en de toelichting door partijen leid ik af dat tussen partijen het volgende is afgesproken:
- De paardenbak diende vergroot/verlengd te worden van 20 x 40 meter tot 20 x 60 meter
- De drie terrassen diende uitgevoerd te worden op de gerealiseerde locaties met de tegels
zoals door [appellant] uitgezocht
- Er dienden twee grindpaden aangelegd te worden op de gerealiseerde locaties
Uit de toelichting door partijen en uit de beschikbare stukken leid ik af dat er tussen partijen geen nadere, meer specifieke afspraken zijn gemaakt over de wijze van uitvoering.
De uitgevoerde werkzaamheden voldoen daarmee wat betreft aard en omvang aan de
beperkte afspraken die partijen daarover hebben gemaakt. De afspraken tussen partijen zijn
verder onvoldoende concreet om deze te kunnen gebruiken als redelijke basis voor het toetsen van de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden. Daarom zal het vervolg van de
beantwoording zich toespitsen op de vraag of de werkzaamheden voldoen aan de eisen van
goed en deugdelijk werk.
Ten aanzien van de paardenbak
De werkzaamheden die [geïntimeerde] aan de paardenbak heeft uitgevoerd zijn ter plaatse niet
waarneembaar omdat [geïntimeerde] alleen werkzaamheden heeft verricht aan de onderlaag van
de paardenbak en [appellant] nadien door derden een toplaag aan heeft laten brengen.
De door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden zijn vastgelegd in het fotoboek (productie 3 bij de conclusie van repliek in conventie). Afbeelding 12 uit dit fotoboek heeft betrekking op de paardenbak. Afbeelding 12 bestaat uit twee foto's beiden genomen in noordelijke richting, de linker afbeelding wat meer in noordwestelijk richting en de rechter afbeelding wat meer in noordoostelijke richting. Deze twee afbeeldingen tonen het noordelijke gedeelte van de
paardenbak, dat wil zeggen het gedeelte dat door [geïntimeerde] aan de bestaande paardenbak is toegevoegd en nog een aangrenzend deel van de bestaande paardenbak. Op basis van het, overigens beperkte, beeld is geen sprake van een wezenlijk verschil in structuur, kleur en
oppervlakteniveau van dit deel van de paardenbalk.
Volgens [appellant] liep de bodem na uitvoering van de werkzaamheden door [geïntimeerde] scheef.
Dit kan echter op basis van de foto’s in het fotoboek niet vastgesteld worden. Evenmin zijn er andere gegevens beschikbaar waar dat uit blijkt.
Nadat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden had uitgevoerd heeft [appellant] op enig moment een
toplaag aangebracht en de paardenbak in gebruik genomen.
Bij afwezigheid van waarneembare tekortkomingen of aanwijzingen voor tekortkomingen
voldoen de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden aan de paardenbak aan eisen van
goed en deugdelijk werk. Uit de verklaring van [naam2] leid ik af dat door [geïntimeerde] op 5 april 2019 eveneens 123,76 ton M3C zand is geleverd ten behoeve van de paardenbak, maar niet nader is verwerkt.
Ten aanzien van de terrassen
Wat betreft de terrassen zijn er enerzijds de foto’s van de heer [naam3] (' [naam3] '), die een beeld geven van de situatie voor aanvang van de werkzaamheden door [geïntimeerde] en deels ook van de situatie tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Een selectie van deze foto’s is opgenomen in bijlage 5 bij dit deskundigenbericht. Vervolgens zijn er de foto's uit het fotoboek zoals ook opgenomen in bijlage 3 bij dit deskundigenbericht, waarin de situatie is weergegeven na het gereedkomen van de werkzaamheden.
Tenslotte zijn er de foto's van de situatie tijdens de inspectie op 1 mei 2024, zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit deskundigenbericht.
Uit de foto's van de oude situatie en de situatie ten tijde van de uitvoering blijkt dat de
werkzaamheden aan de terrassen hebben bestaan uit het verwijderen van oude bestrating,
grind, gras en grond. Vervolgens is een nieuw zandbed aangebracht, uitgevlakt en verdicht, met zand dat ter plaatse aanwezig is. Hierop zijn de terrassen gelegd.
Op de foto's uit het fotoboek zijn voor de drie terrassen geen duidelijke afwijkingen in de vlakheid waarneembaar. De tegels liggen op het oog gelijkmatig en vlak.
Tijdens de inspectie op 1 mei 2024 is geconstateerd al alle drie de terrassen goed op afschot
liggen van de gevels af. Een afschot van minimaal 10 mm per meter volstaat.
Verder zijn op diverse plaatsen enige hoogteverschillen gemeten tussen aangrenzende tegels.
Voor een bestrating van betontegels op een zandbed zijn de geconstateerde hoogteverschillen, mede gezien het tijdsverloop van vijf en een halfjaar, aanvaardbaar.
Hoewel de voegen zijn uitgevoerd met drainerend voegsel, is het niet uit te sluiten dat er
incidenteel enig water op de tegels blijft liggen, zeker wanneer voegen na verloop van tijd
dichtslibben met vuil.
De groene uitslag, die met name bij terras 1 zichtbaar is, maar ook bij de terrassen 2 en 3
aanwezig was, is evenmin als een gebrek in de uitvoering van het werk aan te merken en ook
niet als een gebrek aan het geleverde product. De geleverde betontegels zijn geschikt voor
toepassing als terrastegel, maar wanneer er niet met regelmaat gereinigd wordt, is het
onvermijdelijk dat er in een vochtige buitenomgeving een groene aanslag ontstaat op het
betonnen bestratingsmateriaal.De voegen zijn uitgevoerd met een waterdoorlatende voegmortel. Op meerdere plaatsen is
deze voegmortel niet (meer) aanwezig. Op deze locaties is veelvuldig begroeiing in de voeg
aangetroffen. Het ontstaan van begroeiing ter plaatse van waterdoorlatende voegen tussen
terrastegels op een zandbed, is een onvermijdelijk verschijnsel en niet als gebrek aan te merken.
Wanneer de begroeiing niet met regelmaat weggenomen wordt en zich langere tijd hecht in de voegen, kan de voeg los komen te zitten en bij het uittrekken van de begroeiing kan de voeg uitgetrokken worden.
Het (plaatselijk) ontbreken van randbescherming in de vorm van bijvoorbeeld afsluitbanden, kan evenmin als gebrek worden aangemerkt. Dit dient in hoofdzaak om de tegels. Er is geen
wezenlijke verplaatsing van tegels geconstateerd die te herleiden is tot het ontbreken van
afsluitbanden. De invloed van afsluitbanden op het uitspoelen van voegen is gering.
Door [appellant] is erop gewezen dat de terrastegels bij terras 2 ter plaatse van de deur in het bijgebouw niet tot aan de dorpel zijn gelegd, maar dat de rand hier is opgevuld met een stuk hout dat inmiddels begint te rotten. Ik merk hierover op dat het ernaar uitziet dat deze lat niet als definitieve oplossing en onderdeel van het terras is aan te merken, maar slechts als vullat om de tegels in rechte lijn te kunnen leggen. Geconstateerd is dat achter deze lat een strook tempex aanwezig is en dat op deze plaats feitelijk een deugdelijke bouwkundige voorziening in de vorm van een duurzame lekdorpel ontbreekt. Er is op dit punt geen sprake van een gebrek in de uitvoering van het terras.
Samenvattend zijn er geen gebreken geconstateerd in de uitvoering van de terrassen en voldoen de werkzaamheden die aan de terrassen zijn uitgevoerd aan eisen van goed en deugdelijk werk.
De vlakheid en overige ligging van de buitenterrassen is, ook na ruim vijf jaar, nog aanvaardbaar en het afschot is voldoende en in de goede richting. Wel is het zo dat een buitenterras van betontegels met enige regelmaat onderhoud behoeft. Het noodzakelijke onderhoud bestaat onder meer uit het regelmatig reinigen van het tegeloppervlak {zonder gebruik van hogedruk reiniger), het tijdig wegnemen van begroeiing tussen de tegels en waar nodig het bijwerken van de voegen tussen de tegels. Er zijn aanwijzingen dat dit onderhoud niet afdoende is gebeurd.
Ten aanzien van de grindpaden
Er zijn twee grindpaden aangelegd die op locaties waar geen gevels aanwezig zijn, omsloten zijn door betonbanden. Verder zijn er grindroosters aangebracht waarin het grind is gelegd. Op één hoek, waar het grindpad wat hoger ligt dan het omliggende maaiveld, zijn de betonbanden langs het grindpad wat scheefgezakt. Dit beperkte gebrek is niet te herleiden tot een gebrekkige uitvoering van het werk, maar tot een onvoldoende tegendruk aan de buitenzijde van de betreffende betonbanden.
De uitgevoerde werkzaamheden aan de grindpaden voldoen aan eisen van goed en deugdelijk werk.
(…)3. Indien en voor zover het antwoord op vraag 2 ‘ja’ luidt, welke (economische) waarde aan deze prestatie(s) per begin 2019 moet worden toegekend;Ik ga ervan uit dat hier het antwoord op vraag 1 wordt bedoeld. Dat antwoord is inderdaad
samen te vatten als 'ja', waardoor bij deze vraag ingegaan wordt op de waarde van de
prestaties.
De bepalingen van de economische waarde is gebaseerd op een globale inschatting van de
benodigde materialen en arbeid. Hierbij wordt uitgegaan van een efficiënte uitvoering van de
diverse herstelwerkzaamheden en uitvoering door goed toegeruste vakmensen. Daarbij is
rekening gehouden met uitvoering door een eenmansbedrijf met een lage kostenstructuur en
relatief goedkope arbeidskrachten.
Verder is uitgegaan van het prijsniveau per begin 2019. De genoemde deelbedragen zijn
exclusief btw, de eindbedragen zijn inclusief btw.
Ten aanzien van de paardenbak
De werkzaamheden hebben globaal bestaan uit:
- Afgraven en deponeren van grond ter plaatse van de uitbreiding van de paardenbak: 20 x20x0,3 = ca. 120 m3
- Aanvulling nieuw zand afkomstig van eigen perceel: ca. 120 m3
- Egaliseren van uitbreiding paardenbak: 20 x 20 = 200 m2
Grondverzet: 4 mandagen inclusief shovel a € 50,00 / uur = € 1.600,00 exclusief btw
Egaliseren: 400 m2 d € 2,50/m2 = € 1.000,00 exclusief btw
De waarde die moet worden toegekend aan de werkzaamheden aan de paardenbak, wordt
daarmee geraamd op een totaalbedrag van € 2.600,00 exclusief btw, ofwel € 3.146,00 inclusief btw.
Op basis van de beschikbare gegevens acht ik het verder aannemelijk dat door [geïntimeerde] op 5 april 2019 126 ton M3C zand is afgeleverd bij [appellant] ten behoeve van de toplaag van de paardenbak. Het bedrag van € 1.200,00 exclusief btw ofwel € 1.452,00 inclusief btw dat hiervoor in rekening is gebracht is alleszins redelijk.
Ten aanzien van de terrassen
De werkzaamheden hebben globaal bestaan uit:
- Afgraven onderlaag terrassen: ca. 109 m2
- Aanvulling nieuw zand afkomstig van eigen perceel, egaliseren en verdichten: ca. 109 m2
- Leggen tegels ca. 109 m2
- 8 m1 betonband langs terras 2
- Ca. 28 m1 ondersteunende natuursteen stroken onder de randen en treden van het terras
- Ca. 109 m2 waterdoorlatend voegwerk.
Ca. 109 m2 grond afgraven, aanvullen egaliseren en verdichten: 109 x €35,00/m2 =€ 3.815,00
Ca. 109 m2 tegels leggen à € 25,00 /m2 = € 2725,00
8 m1 betonbanden plaatsen à € 5,00 /m1 = € 40,00
28 m1 breuksteenstroken aanbrengen à € 15,00 / m1 = € 420,00
Ca. 109 m2 voegwerk aanbrengen à € 3,50 / m2 = € 382,00
De waarde die moet worden toegekend aan het aanbrengen van de drie terrassen, exclusief het materiaal, wordt daarmee geraamd op een totaalbedrag van € 7.382,00 exclusief btw ofwel € 8.932,00 inclusief btw.
109 m2 betontegels (302 stuks) 60x60 à € 9,00 /stuk = € 2.718,00 exclusief btw
8 m1 betonband 6 x 20 x 100 cm à € 5,00 = € 40,00 exclusief btw
144 stuks breuksteenstroken à € 2,00 /stuk = € 288,00 exclusief btw
250 kg voegmortel à € 75,00 /25kg = € 750,00 exclusief btw
De waarde die moet worden toegekend aan het materiaal voor de drie terrassen wordt
daarmee geraamd op een bedrag van € 3.796,00 exclusief btw ofwel € 4.593,00 inclusief btw.
Ten aanzien van de grindpaden
De werkzaamheden aan de beide grindpaden hebben globaal bestaan uit:
- Het verwijderen van de bestaande afwerking, ca. 30 m2
- Plaatsen van 40 m1 betonbanden
- Egaliseren en verdichten, ca. 30 m2
- Plaatsen grindroosters en aanbrengen grind, ca. 30 m2
Het verwijderen van de bestaande afwerking, ca. 30 m2 à € 2,00 = € 60,00
Plaatsen van 40 m' betonbanden à € 5,00 = € 200,00
Egaliseren en verdichten, ca. 30 m2 à € 10 = € 300,00
Plaatsen grindroosters en aanbrengen grind, ca. 30 m2 à € 8,00 = € 240,00
De waarde die moet worden toegekend aan de aanleg van de grindpaden, exclusief materiaal, wordt daarmee geraamd op een totaalbedrag van € 800,00 exclusief btw ofwel€ 968,00 inclusief btw.
40 m1 betonbanden à € 5,00 = € 200,00
30 m2 grindroosters à € 6,50 = € 195,00
0,25 m3 grind (ca. 375 kg) à € 12,00 per 100 kg = € 45,00
De waarde die moet worden toegekend aan het materiaal voor de grindpaden wordt daarmee geraamd op een totaalbedrag van € 440,00 exclusief btw ofwel € 533,00 inclusief btw. (…)
De beoordeling van het deskundigenbericht3.7 [geïntimeerde] kan zich vinden in het rapport van de deskundige. [appellanten] zijn zeer kritisch over het rapport. Het hof stelt bij de bespreking van deze kritiek voorop dat het jammer is dat [appellanten] niet hebben gereageerd op het concept-rapport. De deskundige heeft hun die gelegenheid uitdrukkelijk wel geboden en hun advocaat, desgevraagd, een uitstel gegeven voor een reactie. Wanneer [appellanten] de nu geuite kritiek hadden geformuleerd in een reactie op het concept-rapport zou de deskundige die kritiek in het definitieve rapport hebben kunnen bespreken. Die mogelijkheid is hem nu ontnomen.
Het hof stelt verder voorop dat [appellanten] de deskundigheid en onpartijdigheid van de deskundige niet ter discussie stellen en ook niet de stelling betrekken dat de deskundige in de procedure van de totstandkoming van zijn rapport steken heeft laten vallen.
3.8
[appellanten] menen allereerst dat de deskundige ten onrechte heeft geconcludeerd dat de werkzaamheden die aan de terrassen zijn uitgevoerd voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Zij wijzen erop dat door de deskundige is vastgesteld dat er geen betonnen afsluitbanden aanwezig zijn rond terras 1, dat op diverse plaatsen sprake is van hoogteverschillen tussen aangrenzende tegels en dat op een groot aantal plekken het voegsel ontbreekt en gras en ander onkruid tussen de tegels groeit. Volgens [appellanten] is het voegwerk weggespoeld en/of kapot gegaan vanwege de verzakkingen en het ontbreken van afsluitbanden. Door de gebreken in het voegwerk kan er volgens [appellanten] onkruid tussen de tegels groeien. Deze, door de deskundige ook zelf vastgestelde, gebreken staan in de weg aan diens conclusie dat goed en deugdelijk werk is verricht, ook omdat de hoogteverschillen niet pas na verloop van tijd zijn ontstaan, maar al meteen aanwezig waren en er vanaf het begin geen afsluitbanden waren aangebracht. [appellanten] vinden steun in hun kritiek op de conclusie van de deskundige in het door hen eerder al overgelegde rapport van hun partijdeskundige.
3.9
Het hof stelt vast dat ook de deskundige heeft vastgesteld dat sprake is van hoogteverschillen, weggespoelde of kapotte voegen en ontbrekende afsluitbanden. Desondanks heeft de deskundige geconcludeerd dat de aangebrachte terrassen voldoen aan de eis van goed en deugdelijk werk. De deskundige heeft die conclusie ook toegelicht.
Hij heeft er allereerst op gewezen dat de geconstateerde hoogteverschillen aanvaardbaar zijn. De deskundige heeft zijn conclusie, anders dan [appellanten] suggereren, niet alleen gebaseerd op de situatie tijdens zijn onderzoek (meer dan vijf jaar na het aanleggen van de terrassen), maar ook met de situatie onmiddellijk na het aanleggen van de terrassen. Hij heeft immers de foto’s uit het door [geïntimeerde] overgelegde fotoboek (met foto’s tijdens en kort na de werkzaamheden) in zijn afwegingen betrokken. De deskundige heeft zijn conclusie dat de hoogteverschillen binnen de toleranties vallen daarmee afdoende gemotiveerd.
De deskundige heeft ook uitgelegd dat het ontstaan van begroeiing ter plaatse van waterdoorlatende voegen tussen terrastegels op een zandbed een onvermijdelijk verschijnsel is. Het betoog van [appellanten] dat het onkruid tussen de tegels het gevolg is van ondeugdelijk werk heeft de deskundige daarmee weerlegd.
Ten slotte heeft de deskundige uiteengezet dat de invloed van het ontbreken van afsluitbanden op het uitspoelen van de voegen gering is. Afsluitbanden zijn bedoeld om tegels op hun plaats te houden. De tegels zijn volgens de deskundige, ondanks het plaatselijk ontbreken van afsluitbanden, op hun plek blijven liggen; er is volgens de deskundige geen sprake van ‘wezenlijke verplaatsing van tegels’. De problemen met de voegen zijn dan ook niet het gevolg van het ontbreken van afsluitbanden.
3.1
Het hof ziet in wat [appellanten] hebben aangevoerd onvoldoende reden om de deskundige niet te volgen in diens conclusie over de kwaliteit van de werkzaamheden aan de terrassen. De deskundige heeft zijn conclusie voldoende onderbouwd en heeft de door [appellanten] aangevoerde feiten en omstandigheden ook bij zijn bevindingen in aanmerking genomen.
3.11
[appellanten] menen ook dat de deskundige is uitgegaan van teveel tegels voor de terrassen. De deskundige kwam uit op 302 tegels, terwijl volgens [appellanten] , gelet op de afmetingen van de terrassen en de overgelegde foto’s, maar 280 tegels zijn gebruikt.
Het hof volgt [appellanten] in deze kritiek. Op het door de deskundige berekende bedrag dient 22 x € 9,- = € 198,- ex btw, dus € 239,58 incl. btw, afgerond € 240,- incl. btw, in mindering te worden gebracht.
3.12
Het hof volgt [appellanten] ook in hun kritiek op de conclusie van de deskundige dat [geïntimeerde] zand heeft geleverd ten behoeve van de paardenbak. [appellanten] hebben de stelling van [geïntimeerde] dat hij dat zand heeft geleverd in de procedure bij de rechtbank gemotiveerd betwist. De deskundige heeft [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om de levering van het zand te onderbouwen. Dat stond hem, anders dan [appellanten] menen, vrij. Het antwoord op de vraag of het zand geleverd was of niet is immers van belang voor de bepaling van de economische waarde van het door [geïntimeerde] verrichte werk, en daarmee voor het antwoord op vraag 3.
Uit de door [geïntimeerde] vervolgens verstrekte aanvullende informatie blijkt echter niet dat het zand is geleverd. [geïntimeerde] heeft afleverbonnen overgelegd die betrekking zouden hebben op de levering van het zand. Maar op deze bonnen staat niet het adres van [appellanten] als afleveradres vermeld, maar het adres van het bedrijf van [geïntimeerde] zelf. Bovendien komt het nummer van de overgelegde bonnen niet overeen met het nummer dat is vermeld op de factuur van de leverancier van het zand aan [geïntimeerde] , die eerder door [geïntimeerde] is overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij zand heeft geleverd voor de paardenbak.
Uit het voorgaande volgt dat het hof geen rekening houdt met de kosten van zand, volgens de deskundige € 1.200,- ex btw, € 1.452,- incl. btw.
3.13
De conclusie is dat, gelet op het rapport van de deskundige en de daarop aangebrachte correcties door het hof, de waarde van het door [geïntimeerde] verrichte werk aan de paardenbak, de terrassen en de grindpaden kan worden vastgesteld op € 3.146,- (paardenbak, exclusief zand) + € 8.932,- (werk terrassen) + € 4.593,- (materiaal terrassen) -
€ 240,- (correctie materiaal terrassen) + € 968,- (werk grindpaden) + € 533,- (materiaal grindpaden) = € 17.932,-.
Tussenconclusie3.14 In het tussenarrest van 19 december 2023 heeft het hof de waarde van het niet aan de deskundige voorgelegde werk vastgesteld op € 28.400,-. De totale waarde van het verrichte werk komt daarmee uit op € 46.332,-. [appellanten] hebben (los van wat zij op grond van het vonnis van de rechtbank hebben betaald) al € 9.075,- aan [geïntimeerde] betaald, zodat [geïntimeerde] in beginsel nog van hen te vorderen heeft € 37.257,-. Over dit bedrag is wettelijke rente verschuldigd vanaf 8 oktober 2019, de datum waarop [appellanten] de overeenkomst hebben ontbonden.
3.15
Het hiervoor vermelde bedrag van € 46.332,- is hoger dan de vaste aanneemsom van € 42.407,- die partijen volgens [appellanten] zijn overeengekomen. Indien partijen die prijsafspraak inderdaad hebben gemaakt, ligt het niet voor de hand dat [geïntimeerde] aanspraak heeft op een hoger bedrag vanwege waardevergoeding; in het algemeen zal immers hebben te gelden dat de waarde van een niet ongedaan te maken prestatie gesteld zal kunnen worden op (niet meer dan) de hoogte van de tegenprestatie die de ontvanger er blijkens de overeenkomst voor overhad, althans indien de prestatie aan de overeenkomst heeft beantwoord [3] Dat betekent dat het hof alsnog zal moeten oordelen over de vraag wat partijen ten aanzien van de prijs zijn overeengekomen. Het hof zal de grieven van [appellanten] over deze kwestie, die het in het tussenarrest van 25 april 2023 ‘vooralsnog’ onbehandeld heeft gelaten (zie 4.1 van dat arrest), alsnog behandelen.
Bewijs overeengekomen prijs3.16 De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 13 januari 2021 geoordeeld dat [geïntimeerde] voorshands heeft bewezen dat partijen zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] de sloop- en opruimwerkzaamheden aan de [adres1] in [plaats1] en de tuinwerkzaamheden daar zou verrichten voor een totaalbedrag van maximaal € 42.407,- en dat de tuinwerkzaamheden aan de [adres2] in [woonplaats1] in aanvulling daarop op regiebasis zouden worden afgerekend. In het eindvonnis heeft de rechtbank overwogen dat [appellanten] er niet in waren geslaagd om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen.
3.17
De stellingen van [geïntimeerde] over de prijsafspraak komen erop neer dat partijen een redelijke prijs zijn overeengekomen, met dien verstande dat voor een deel van de te verrichten werkzaamheden een maximumprijs geldt. [appellanten] verweren zich tegen die stelling met het betoog dat partijen voor alle werkzaamheden een vaste prijs zijn overeengekomen. Wanneer een opdrachtgever dat verweer voert, dient hij te bewijzen dat een vaste prijs is overeengekomen. [4] Het ligt dus op de weg van [appellanten] om te bewijzen dat partijen voor alle werkzaamheden een vaste prijs zijn overeengekomen.
3.18
Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] het door hen te leveren bewijs niet geleverd. [appellanten] hebben beiden als getuige verklaard dat een vaste prijs voor alle werkzaamheden is overeengekomen, maar [geïntimeerde] heeft dat als getuige ontkend. De andere gehoorde getuige, [naam4] , heeft niet verklaard dat een vaste prijs is afgesproken. Wel heeft hij gezegd dat hij gehoord heeft dat het de bedoeling was dat het bedrag dat overbleef van de verzekeringsuitkering voor [plaats1] zou worden gebruikt voor de werkzaamheden in Ommen. Maar daaruit volgt niet dat het totaalbedrag niet hoger zou mogen zijn dan de verzekeringsuitkering.
De schriftelijke stukken die zijn overgelegd bieden deels steun aan het betoog van [appellanten] en deels steun aan het betoog van [geïntimeerde] , maar leggen per saldo onvoldoende gewicht in de schaal in het voordeel van [appellanten]
3.19
De conclusie is dan ook dat [appellanten] er niet in zijn geslaagd om te bewijzen dat partijen een vaste prijs van € 42.407,- zijn overeengekomen voor de werkzaamheden op beide locaties [5]
Wat betekent dit voor de vorderingen over en weer?3.20 De afspraak over de (berekening van de) prijs voor de werkzaamheden van [geïntimeerde] staat er niet aan in de weg dat [geïntimeerde] aanspraak heeft op vergoeding van de waarde van het door hem verrichte werk, minus het al door [appellanten] betaalde bedrag. Dat betekent dat de vordering van [geïntimeerde] toewijsbaar is tot een bedrag van € 37.257, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2019.
3.21
[appellanten] hebben de overeenkomst tussen partijen terecht ontbonden. Het hof zal, overeenkomstig hun vordering, voor recht verklaren dat de overeenkomst is ontbonden. Zij hebben ook schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd, maar die vordering in hun conclusie na deskundigenbericht ingetrokken. Dat geldt ook voor de subsidiaire variant (een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor schade van [appellanten] )Die vordering kan dan ook onbesproken blijven.
3.22
Gezien het voorgaande zijn zowel de vordering van [geïntimeerde] als de vorderingen van [appellant] slechts gedeeltelijk toewijsbaar. Het hof ziet daarin reden om de proceskosten in conventie en reconventie te compenseren. Het tekent daarbij aan dat weliswaar een substantieel bedrag wordt toegewezen, maar niet omdat [appellanten] hun verplichting tot betaling van facturen niet nakomen, maar omdat zij een verplichting hebben tot ongedaanmaking van de door [geïntimeerde] verrichte prestaties, een verplichting die pas is ontstaan door de ontbinding van de overeenkomst gedurende de procedure.
3.23
Ook in de procedure bij het hof zijn beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Dat is voor het hof reden om ook de proceskosten van de procedure bij het hof te compenseren. Dat geldt alleen niet voor de kosten van de deskundige. Het inschakelen van een deskundige was noodzakelijk om de prestaties van [geïntimeerde] te waarderen en was dus het gevolg van de tekortkoming van [geïntimeerde] , die reden was voor de ontbinding. De kosten komen om die reden voor rekening van [geïntimeerde] , die ook het voorschot heeft betaald.
3.24
Het hof zal het tussenvonnis van de rechtbank onder verbetering van gronden bekrachtigen en het eindvonnis van de rechtbank vernietigen. Het hof zal [geïntimeerde] ook veroordelen om aan [appellanten] terug te betalen wat zij op grond van het vernietigde vonnis van de rechtbank meer hebben betaald dan zij op grond van dit arrest aan [geïntimeerde] verschuldigd zijn.

4.4. De beslissing

Het hof:
4.1
bekrachtigt onder verbetering van gronden het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 13 januari 2021;
4.2
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 1 december 2021 en beslist in plaats daarvan als volgt:
4.3
veroordeelt [appellanten] om aan [geïntimeerde] te betalen € 37.257, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2019;
4.4
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan [appellanten] van wat zij meer hebben betaald dan zij op grond van 4.3 van dit arrest aan [geïntimeerde] verschuldigd zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente over het meerdere vanaf 23 december 2022 tot aan de dag van terugbetaling;
4.5
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de rechtbank (in conventie en in reconventie), met dien verstande dat de kosten van de deskundige voor rekening van [geïntimeerde] blijven;
4.6
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.7
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, J.H. Kuiper en P.S. Bakker en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.

Voetnoten

3.Asser/Sieburgh 6-III 2022/704.
4.HR 21 juni 1968, NJ 1968/290.
5.De grieven 1, 2, 7 en 9 falen.