ECLI:NL:GHARL:2025:2899

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
P25/023
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige na behandeling achter gesloten deuren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige. De rechtbank Oost-Brabant had op 20 december 2024 de PIJ-maatregel met twaalf maanden verlengd, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. De reden hiervoor was dat de rechtbank de zaak achter gesloten deuren had behandeld, terwijl de jeugdige op dat moment 22 jaar oud was, wat in strijd is met de wettelijke bepalingen die een openbare behandeling vereisen. Het hof heeft de PIJ-maatregel met twaalf maanden verlengd, omdat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de jeugdige dit vereisen. De jeugdige is in het verleden veroordeeld voor verschillende misdrijven, waaronder diefstal en mishandeling. Het hof heeft geconstateerd dat er een hoog recidiverisico is en dat er nog geen geschikte vervolginstelling voor de jeugdige is gevonden. De jeugdinrichting heeft aangegeven dat de jeugdige nog steeds veel begeleiding en controle nodig heeft. Het hof heeft de adviezen van deskundigen en de jeugdinrichting gevolgd en benadrukt dat de voortzetting van de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de jeugdige. De beslissing van het hof is op 1 mei 2025 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

PIJ P25/023
Beslissing van 1 mei 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam jeugdige],
geboren te [plaats] op [datum] 2001,
verblijvende in [de jeugdinrichting] (hierna: de jeugdinrichting),
verder te noemen: de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 20 december 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met een termijn van twaalf maanden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
‒ het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
‒ de beslissing waarvan beroep;
‒ het advies van de adviescommissie “individueel traject afdeling” (ITA) van 19 december 2024;
‒ de akte van 23 december 2024 waarbij de jeugdige beroep heeft ingesteld;
‒ de registratiekaart uit het Jeugd Volg Systeem van 24 januari 2025;
‒ het (aanvullende) verlengingsadvies van de jeugdinrichting van 7 april 2025.
Het hof heeft ter zitting van 17 april 2025 gehoord:
‒ de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en
‒ de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. I.F.J. Beugelsdijk, advocaat in Nieuwegein.
Daarnaast heeft het hof op die zitting de volgende personen gehoord als deskundige:
‒ [naam 1] , gz-psycholoog en behandelcoördinator op de ITA van de jeugdinrichting, en
‒ [naam 2] , reclasseringswerker.

Overwegingen

Het advies van deskundige [naam 1]
De jeugdinrichting is op zoek naar een passende vervolginstelling voor de jeugdige. In dat verband heeft de jeugdinrichting contact gehad met [zorginstelling 1] , maar die instelling wil de jeugdige alleen opnemen in het kader van een scholings- en trainingsprogramma (STP). Dat is een probleem, want voor de jeugdige is een STP niet meer aan de orde. Daarnaast heeft de jeugdinrichting contact gehad met [zorginstelling 2] . Die instelling heeft een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) met verschillende afdelingen. [zorginstelling 2] wil eerst beoordelen welke afdeling het meest passend is voor de jeugdige. Plaatsing in [zorginstelling 2] lijkt een kansrijke optie, maar het is afwachten welke mogelijkheden die instelling ziet.
Een regulier resocialisatietraject is niet van de grond gekomen. Daartoe zijn verschillende pogingen gedaan, maar zelfs begeleid verlof bleek niet mogelijk. De jeugdige laten resocialiseren vanuit de jeugdinrichting is dus geen passende optie. De jeugdinrichting heeft veel aanvragen gedaan bij andere instellingen om de jeugdige op te nemen, maar de meeste daarvan hebben de jeugdige afgewezen.
De jeugdige zegt terecht dat hij wat betreft therapieën zijn behandelplafond heeft bereikt, maar er is nog wel behandeling mogelijk die gericht is op het trainen van bepaald gedrag. Op de ITA van de jeugdinrichting is de agressie van de jeugdige onder controle, maar het is van belang daarbij voor ogen te houden dat de ITA een zeer gestructureerde omgeving is.
Het behandelteam vindt dat voor jeugdige een beschutte werkplek nodig is of een andere vorm van dagbesteding. De jeugdige was wel gemotiveerd om te werken, maar toch is dat niet goed gegaan.
Het advies van deskundige [naam 2]
Het is moeilijk een passend uitstroomtraject te vinden. Vorig jaar was de insteek nog om via een STP toe te werken naar het einde van de PIJ-maatregel, maar dat bleek geen haalbare kaart. De jeugdige is wel gemotiveerd, maar wat hij wil, is niet haalbaar. Hij heeft uit zichzelf geen hulpvraag, en dan loop je vast in de zoektocht naar een beschermde woonvorm. Hierop is het STP ingetrokken.
Bij plaatsing in een tbs-kliniek is er een groot afbreukrisico, omdat de regels daar nog strikter worden gehanteerd dan in een jeugdinrichting. Maar als een dergelijke mogelijkheid zich voordoet, moet die wel worden benut, want de jeugdige moet wel verder in het traject en het is te risicovol om de jeugdige in vrijheid te stellen. Vanuit veiligheidsoogpunt heeft een klinische behandeling de voorkeur boven begeleid of zelfstandig wonen, zoals de jeugdige voor ogen heeft.
Voor het scenario van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel adviseert de reclassering een kaal reclasseringstoezicht, dus zonder bijzondere voorwaarden. Voor de jeugdige zou het goed zijn om abstinent te zijn van verdovende middelen en een dagbesteding te hebben, maar hij is een kwetsbaar persoon, voor wie het niet haalbaar lijkt zich aan dergelijke voorwaarden te houden. Positief is dat jeugdige een sociaal netwerk heeft dat bestaat uit een aantal mensen bij wie hij terechtkan.
Het standpunt van de jeugdige
Met betrekking tot de inschatting van het recidiverisico door de rapporteurs van buiten de inrichting, kinder- en jeugdpsycholoog Keppel en psychiater Van Ekeren, valt op dat die mede gebaseerd is op de toepassing van een risicotaxatie-instrument in maart 2024. Die inschatting is dus niet heel actueel. Inhoudelijk valt op dat de taxatie vooral gebaseerd is op historische factoren. Verder is het opvallend dat in het desbetreffende rapport staat dat het risico op agressie vooral wordt gezien in intramuraal verband. Uit de recente informatie van de jeugdinrichting blijkt van een incident waarbij hasj in aangetroffen in de kamer van jeugdige. Ook blijkt daaruit dat met betrekking tot cannabisgebruik bij de jeugdige minder hoge urinescores worden gemeten wanneer hij verlof praktiseert dan wanneer het verlof is stilgelegd. In datzelfde bericht wordt melding gemaakt van een tweede incident, waarbij de jeugdige met zijn vuisten op de ramen van het kantoor heeft geslagen en een krant heeft gegooid. Die uitbarsting valt wel te begrijpen, gegeven de langdurige stilstand in het PIJ-traject. Ook is het niet gek dat hij ontkennend antwoordt op de vraag of hij nog behandeling nodig heeft, aangezien hij geen behandeling krijgt aangeboden vanuit de jeugdinstelling. Behandelen kan echter ook gaan over het trainen van gedrag en op dat gebied staat de jeugdige nog wel open voor behandeling.
Er wordt al lange tijd gezocht naar een geschikte vervolginstelling voor de jeugdige. In de beslissing waarvan beroep sprak de rechtbank de hoop uit dat die geschikte vervolginstelling spoedig wordt gevonden. Twaalf maanden is een te lange termijn voor dat proces. Het lijkt erop dat wordt gewacht op de uitkomst van deze verlengingsprocedure, terwijl de tijd maar verstrijkt. Voortzetting van de PIJ-maatregel is niet in het belang van de ontwikkeling van de jeugdige. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de maatregel komt in wezen neer op kale detentie, waarbij niet wordt gewerkt aan zijn terugkeer in de samenleving. Het is tijd dat de jeugdige de kans te krijgen om zich te bewijzen buiten de jeugdinrichting.
Concluderend heeft de raadsman bepleit dat het hof de beslissing van de rechtbank zal vernietigen en zal beslissen tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er worden kleine stappen vooruit gezet, ook wat betreft de behandelmodules. De jeugdinrichting heeft geprobeerd begeleid verlof op te starten. Dat gaat met vallen en opstaan, want na verloven zijn in de kamer van de jeugdige een telefoon en later hasj aangetroffen. Daarnaast hebben in het afgelopen halfjaar nog andere incidenten plaatsgevonden. Het is gebleken dat de jeugdige nog steeds veel sturing en controle nodig heeft. De jeugdinrichting vindt het wenselijk dat de jeugdige wordt geplaatst in een andere instelling. Op dit moment is de jeugdinrichting daarover in gesprek met [zorginstelling 2] , nadat recentelijk is gebleken dat een plaatsing in [zorginstelling 1] geen optie is zonder STP. Uit de stukken blijkt dat de jeugdige de structuur van de PIJ-maatregel nog langer nodig heeft dan een aantal maanden. Ook kinder- en jeugdpsycholoog Keppel en psychiater Van Ekeren, die de jeugdige recentelijk hebben onderzocht, kwamen tot de conclusie dat de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel nog niet verantwoord is. De rechtbank heeft de PIJ-maatregel verlengd met twaalf maanden. Die termijn is in ieder geval nodig voor de stappen die nog moeten worden gezet, al is die termijn wellicht nog niet voldoende om het traject volledig af te ronden. Een verlenging conform de beslissing van de rechtbank is ook in het belang van de jeugdige, omdat binnen het kader van de PIJ-maatregel moet worden gezocht naar een passende vervolginstelling voor de jeugdige. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Vernietiging van de beslissing waarvan beroep
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 6 december 2024 blijkt dat de zaak in eerste aanleg achter gesloten deuren is behandeld, terwijl de jeugdige toen 22 jaar oud was.
Bij een zaak over de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, zoals de onderhavige zaak, is de hoofdregel dat het onderzoek plaatsvindt ter openbare terechtzitting (artikel 6:6:4, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)). Deze hoofdregel geldt niet indien de veroordeelde op het tijdstip dat de zaak dient, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. In dat geval is de hoofdregel dat de zaak achter gesloten deuren wordt behandeld (artikel 6:6:3, zesde lid, Sv in verbinding met artikel 495b, eerste lid, Sv). Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen reden om deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet.
Omdat de jeugdige ten tijde van de behandeling van de zaak door de rechtbank 22 jaar oud was, had de zaak toen in het openbaar behandeld dienen te worden. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Enig ander rechtsgevolg hoeft daaraan niet te worden verbonden nu het gebrek is hersteld door de openbare behandeling van de zaak in beroep.
Indexdelicten
Bij vonnis van 3 april 2020 heeft de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘sHertogenbosch, de jeugdige veroordeeld tot de PIJ-maatregel voor de volgende misdrijven:
diefstal;
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
diefstal door twee of meer verenigde personen.
De onder 2 en 3 genoemde misdrijven waren gericht tegen of hebben gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
Voorwaarden voor verlenging van de PIJ-maatregel
Het hof stelt bij de beoordeling van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voorop dat verlenging van de PIJ-maatregel mogelijk is als:
‒ de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist en
‒ de verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige.
Stoornis en recidivegevaar
De jeugdige is in de periode van juli tot en met september 2024 onderzocht door kinder- en jeugdpsycholoog Keppel en psychiater Van Ekeren, die gezamenlijk op 19 september 2024 hebben gerapporteerd.
Doordat de jeugdige niet heeft meegewerkt aan het onderzoek door Van Ekeren heeft de psychiater geen diagnostische conclusies kunnen trekken op grond van eigen onderzoek.
Keppel heeft geconcludeerd dat bij de jeugdige sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met narcistische en antisociale kenmerken. Daarnaast is sprake van een ernstige stoornis in cannabisgebruik en een andere gespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis die samenhangt met een chromosomale afwijking. Verder wordt het intelligentieniveau van de jeugdige ingeschat op het niveau van laagbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking.
Het risico op soortgelijke feiten als waarvoor de PIJ-maatregel is opgelegd, is door psycholoog Keppel ingeschat als hoog. Ook het risico op toekomstig geweld is door de psycholoog ingeschat als hoog.
Uit het verlengingsadvies van 14 oktober 2024 blijkt dat de jeugdinrichting het recidiverisico inschat als hoog voor het geval de PIJ-maatregel per direct zou komen te vervallen en daardoor alle kaders en hulpverlening direct wegvallen. Voor dat scenario worden de beschermde factoren ingeschat als weinig. Er blijft externe sturing en controle nodig om het gedrag van de jeugdige te reguleren. Zodra het toezicht afneemt, krijgt het handelen gericht op directe behoeftebevrediging de overhand en valt de jeugdige snel terug in oud gedrag. Spanning kunnen nog snel oplopen en er is externe ondersteuning nodig om deze spanningen op een adequate manier te reguleren.
Het hof verbindt aan deze bevindingen de conclusie dat dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist.
Verlenging van de PIJ-maatregel
Keppel heeft in het genoemde rapport het volgende gerapporteerd over het al dan niet verlengen van de PIJ-maatregel:
“Gezien het (zeer) hoge recidiverisico, de recente incidenten, het ontbreken van een geschikte uitstroomlocatie, de afwezigheid van adequate dagbesteding nu hij zijn baan is kwijtgeraakt en de door [de jeugdige] volledig afgeblazen samenwerking met de reclassering, kan rapporterend psycholoog niet anders concluderen dan dat een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, op dit moment en in de nabije toekomst, onverantwoord is. Ook [de jeugdinrichting] is inmiddels dezelfde visie toegedaan. De PIJ-maatregel dient verlengd te worden, ter bescherming van de maatschappij en voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [de jeugdige]. Met welke termijn de PIJ verlengd dient te worden, kon op basis van het onderhavige beperkte onderzoek niet exact ingeschat worden. Een verlenging van op zijn minst 12 maanden lijkt in ieder geval noodzakelijk. (...)
[H]et is niet verantwoord om zonder een beschikbare adequate vervolginstelling de maatregel voorwaardelijk te beëindigen. De verwachting is dat [de jeugdige] weer overspoeld/overprikkeld zal raken, omdat hij het niet op eigen kracht kan redden in de maatschappij.”
De jeugdinrichting heeft geadviseerd de PIJ-maatregel te verlengen met twaalf maanden. Het recidiverisico blijft hoog en ondersteuning, externe sturing en controle blijven noodzakelijk. Om de risico’s op een verantwoorde wijze te blijven managen, om de ontwikkeling niet te onderbreken, en om door het trainen van bepaald gedrag te komen tot verdere internalisatie van gedragsalternatieven, acht [de jeugdinrichting] de voortzetting van de intramurale zorg noodzakelijk. Omdat een regulier resocialisatietraject vanuit de jeugdinrichting niet haalbaar is gebleken, is de jeugdinrichting op zoek naar een andere forensische instelling waar die intramurale zorg kan worden voortgezet. De jeugdige is door een aantal instellingen afgewezen, maar de jeugdinrichting heeft nog contact met [zorginstelling 2] over het al dan niet opnemen van de jeugdige.
Deskundige [naam 2] heeft namens de reclassering naar voren gebracht dat het te risicovol is om de jeugdige in vrijheid te stellen en dat vanuit veiligheidsoogpunt een klinische behandeling de voorkeur heeft boven begeleid of zelfstandig wonen.
Alles overziende acht het hof een verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden geïndiceerd, en verlenging van de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. Het hof onderschrijft de adviezen van rapporteur Keppel en de jeugdinrichting wat betreft het belang dat de jeugdige heeft bij voortzetting van de ondersteuning, externe sturing en controle die hij krijgt in de intramurale setting. Verder heeft het hof in aanmerking genomen dat het voor de jeugdinrichting weliswaar lastig is een geschikte vervolginstelling voor de jeugdige te vinden, maar dat [de jeugdinrichting] zijn inspanningen voortzet, thans met de mogelijkheid tot plaatsing in [zorginstelling 2] .
Einde maatregel
Artikel 6:6:31, tweede lid, Sv schrijft voor dat de rechter in de beslissing tot verlenging van de maatregel aangeeft wanneer de maatregel (behoudens verdere verlenging) onvoorwaardelijk zal eindigen. Bij het bepalen van die datum heeft het hof in aanmerking genomen dat:
‒ toen de maatregel werd opgelegd (bij vonnis van 3 april 2020) artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht inhield dat onder een jaar werd verstaan een tijd van twaalf maanden (oftewel 360 dagen);
‒ de tenuitvoerlegging van de maatregel is aangevangen op 18 april 2020;
‒ het hof op 4 augustus 2022 de maatregel heeft verlengd met achttien maanden (oftewel 540 dagen);
‒ de rechtbank Oost-Brabant op 22 september 2023 de maatregel heeft verlengd met vijftien maanden (oftewel 450 dagen);
‒ het hof de maatregel thans verlengt met twaalf maanden (oftewel 360 dagen).
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 17 december 2025 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 17 december 2026. Deze einddata gelden niet als de maatregel of de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel nogmaals wordt verlengd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 20 december 2024 met betrekking tot de jeugdige,
[naam jeugdige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van twaalf maanden. Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,
drs. R.A. Graaff en drs. I.A.M. Breukel, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 1 mei 2025 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.