ECLI:NL:GHARL:2025:2963
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geldleningsovereenkomst en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geldleningsovereenkomst tussen de appellant, woonachtig in Hongarije, en de geïntimeerde. De appellant had een bedrag van € 7.500,- ontvangen van de geïntimeerde tegen een rente van 6,3% per jaar. De vordering van de geïntimeerde tot terugbetaling werd als opeisbaar beschouwd, waarbij het hof vaststelde dat de appellant nog € 2.500,- aan openstaande lening en rente verschuldigd was. De geïntimeerde had eerder een voorwaardelijke vordering ingesteld, maar trok deze in tijdens de procedure, waardoor het hof niet meer over deze vordering hoefde te beslissen.
Het hof heeft de buitengerechtelijke incassokosten van de geïntimeerde toegewezen, maar deze werden verlaagd tot € 629,33, conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook herbeoordeeld, waarbij de appellant grotendeels in het ongelijk werd gesteld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, met uitzondering van enkele beslissingen in conventie die werden vernietigd. De appellant werd veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag aan de geïntimeerde, inclusief rente en proceskosten. De kosten van het incidenteel hoger beroep werden op nihil begroot, aangezien de geïntimeerde haar incidenteel hoger beroep had ingetrokken.