In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 29 juli 2024 had bepaald dat hij € 602,- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, [de minderjarige1]. De man verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie te verlagen naar € 41,- per maand. De vrouw, verweerster in hoger beroep, vroeg het hof om de beslissing van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere producties zijn ingediend en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 maart 2025. De man en de vrouw hebben beiden hun standpunten toegelicht, waarbij de man zijn lagere inkomen en andere onderhoudsverplichtingen aanvoerde als argumenten voor een lagere kinderalimentatie. Het hof heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat de behoefte van [de minderjarige1] € 1.582,- per maand bedraagt. Na het toepassen van de zorgkorting en het berekenen van de draagkracht van de man en de vrouw, heeft het hof besloten dat de man € 487,- per maand moet betalen, met een verhoging naar € 519,- per maand per 1 januari 2025.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat er geen reden is om de vrouw te ontheffen van haar terugbetalingsverplichting, aangezien de man te veel kinderalimentatie heeft betaald. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe bedragen zijn vastgesteld, met de beslissing dat deze uitvoerbaar zijn bij voorraad.