ECLI:NL:GHARL:2025:3095

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
200.344.627
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verevening van pensioenen na echtscheiding met betrekking tot ouderdomspensioen

In deze zaak heeft de vrouw hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 1 mei 2024 is uitgesproken. De vrouw vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat zij recht heeft op de helft van de tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioenrechten van de man. De man heeft op 9 augustus 2023 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De vrouw heeft ook verzocht om inzage in de pensioeninformatie van de man en om maandelijkse betalingen van haar deel van het pensioen met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2023. De rechtbank heeft een deel van deze vorderingen toegewezen, maar de vrouw heeft in hoger beroep ook de afgewezen vorderingen tot inzage en de veroordeling van de man in proceskosten opnieuw aan de orde gesteld.

Het hof heeft geoordeeld dat het vonnis van de rechtbank moet worden bekrachtigd, met uitzondering van een specifieke beslissing die is vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat partijen het eens zijn over de pensioenbedragen die de man aan de vrouw moet betalen in het kader van de verevening. De vorderingen van de vrouw zijn in overeenstemming met de aanspraken bij de pensioenverzekeraars Zwitserleven en Aegon toegewezen. Het hof heeft bepaald dat elke partij zijn eigen kosten draagt, gezien de aard van het geschil tussen de gewezen echtelieden. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de man de betalingen moet voldoen, ook als hij in beroep gaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.344.627/02
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, 563258
arrest van 20 mei 2025
in de zaak van
[appellante] (de vrouw)
die woont in [woonplaats1] , gemeente Stichtse Vecht
advocaat: mr. M. Bosman
tegen
[geïntimeerde] (de man)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: eerst mr. V.L.M. Lapidaire, nu mr. C. Simmelink

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) op 1 mei 2024 (hierna: het bestreden vonnis) tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep (met grieven)
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
  • een H3-formulier met bijlage van mr. Simmelink van 29 november 2024
  • de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
  • de doorhaling van de zaak op 18 februari 2025
  • de hervatting van de zaak op 11 maart 2025.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest. Hun huwelijk is door echtscheiding ontbonden. De man heeft op 9 augustus 2023 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
2.2.
De vrouw heeft gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat zij recht heeft op de helft van de tijdens het huwelijk opgebouwde rechten op ouderdomspensioen van de man en bepaalt dat de man gehouden is om aan haar inzage te verschaffen in zijn pensioen vanaf 1 augustus 2023 tot vandaag, met afgifte van documenten waaruit haar aanspraak blijkt. Zij wil veroordeling van de man tot maandelijkse betaling van het aan haar toekomende deel met ingang van 1 augustus 2023, zolang hij in leven is en veroordeling van de man in de proces- en nakosten.
2.3.
De rechtbank heeft deze vorderingen voor een belangrijk deel toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep van de vrouw, die ook haar eis heeft gewijzigd/vermeerderd, is dat de afgewezen vorderingen tot inzage in de aanspraken op ouderdomspensioen met afgifte van documenten en de veroordeling van de man in de proceskosten, alsnog worden toegewezen. Verder wil zij dat het hof de vereveningsbedragen in het arrest opneemt, met ook veroordeling van de man in de proceskosten in hoger beroep, waaronder de werkelijke advocaatkosten inclusief griffierechten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.4.
Het hof beslist dat het vonnis van de rechtbank moet worden bekrachtigd, behoudens de beslissing onder 4.2. Het hof licht dat hierna toe.

3.De toelichting van de beslissing van het hof

3.1.
Uit artikel 353 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) volgt dat een partij, die in de procedure bij de rechtbank geen vordering in reconventie heeft ingesteld, niet voor het eerst in hoger beroep een vordering kan instellen. Dat geldt dus voor de bij het hof ingestelde vorderingen van de man onder I. tot en met IV. Deze vorderingen moeten dan ook worden afgewezen.
3.2.
Partijen zijn het eens over de pensioenbedragen die de man in het kader van verevening aan de vrouw moet betalen. Het hof zal de vorderingen van de vrouw in hoger beroep onder II en III in overeenstemming met haar aanspraken volgens pensioenverzekeraars Zwitserleven en Aegon, toewijzen en de man veroordelen tot betaling daarvan. De vrouw heeft dan ook geen belang meer bij inzage en afgifte van documenten waaruit haar aanspraak op het pensioen van de man bij Zwitserleven en bij Aegon blijkt. Elke partij moet de eigen kosten dragen (compensatie van proceskosten) vanwege de aard van de zaak (het geschil tussen gewezen echtelieden over de ten tijde van het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken). Er is geen aanleiding om de man in de reële proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep te veroordelen. Ieders vordering tot veroordeling van de ander in de proceskosten wordt afgewezen. De grieven I en II falen.
3.3.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 mei 2024, behalve de beslissing onder 4.2 die hierbij wordt vernietigd en beslist:
4.2.
veroordeelt de man met ingang van 1 maart 2024 en zolang hij in leven is, maandelijks op uiterlijk de laatste dag van de maand, het aan de vrouw toekomende deel van het door de man ontvangen pensioen bij Zwitserleven van € 65,25 bruto per maand rechtstreeks aan de vrouw te voldoen;
4.3.
veroordeelt de man maandelijks op uiterlijk de laatste dag van de maand het aan de vrouw toekomende deel van het door de man ontvangen pensioen bij Aegon rechtstreeks aan de vrouw te voldoen, en wel met ingang van 1 augustus 2023 € 187,33 bruto per maand en met ingang van 1 augustus 2028 (vooralsnog) € 140,50 bruto per maand;
4.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
verklaart de veroordelingen onder 4.2 en 4.3 uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen en E. de Boer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.