Uitspraak
[betrokkene] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Beslissing waarvan beroep
Vordering
Standpunt van de verdediging
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De verplichting tot betaling aan de Staat
voor zover die schadevergoeding door de betrokkene is voldaan. Het een en ander brengt mee dat het in de rede ligt om bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en dus niet bij de vaststelling van de verplichting tot betaling aan de Staat, rekening te houden met aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen en wel slechts voor zover deze door betrokkene zijn voldaan. Nu uit het dossier niet blijkt dat betrokkene (enig deel van) de toekende vorderingen heeft voldaan, is hierboven bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen rekening gehouden met de toegekende vorderingen. In onderhavige zaak ziet het hof geen aanleiding om dit alsnog te doen bij de bepaling van de verplichting tot betaling aan de Staat. Hierbij overweegt het hof dat betrokkene ervoor kan kiezen om eerst te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen in het kader van de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen en om vervolgens op de voet van artikel 6:6:26, eerste lid, Sv een verzoek te doen tot vermindering van de opgelegde verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
€ 20.961,73 (twintigduizend negenhonderdeenenzestig euro en drieënzeventig cent).
optot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 20.961,73 (twintigduizend negenhonderdeenenzestig euro en drieënzeventig cent).
419 dagen.