ECLI:NL:GHARL:2025:3219

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
200.347.744/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag na echtscheiding en verzoek om wijziging van omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders na hun echtscheiding. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland, die op 12 juli 2024 had bepaald dat de vader alleen het gezag over de kinderen zou krijgen. De ouders zijn de ouders van twee minderjarigen, geboren in 2016 en 2018. De rechtbank had vastgesteld dat de moeder onvoldoende beschikbaar was voor de vader en dat er een verstoorde communicatie tussen de ouders was, wat het gezamenlijk gezag bemoeilijkte. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren gewijzigd dat een herbeoordeling van het gezag noodzakelijk was. De moeder had in hoger beroep onvoldoende argumenten aangedragen om tot een ander oordeel te komen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat beide ouders hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.347.744/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 436013)
beschikking van 27 mei 2025
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.F.J. Huigens,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.M. Kok.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 juli 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing en tot benoeming van een bijzondere curator met producties, ingekomen op 11 oktober 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een brief namens de moeder van 15 november 2024 met producties zowel uit eerste aanleg als in hoger beroep;
- een journaalbericht namens de vader van 26 maart 2025 met als productie een beschikking van dit hof van 11 februari 2025;
- een emailbericht namens de moeder van 17 april 2025 met als productie het proces-verbaal van de rechtbank;
- een emailbericht namens de moeder van 18 april 2025 met als productie een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 15 april 2025.
2.2
Bij beschikking van 11 februari 2025 (zaaknummers 200.347.744/02 en 200.348.025) heeft dit hof de verzoeken van de moeder tot schorsing van de bestreden beschikking ten aanzien van de beslissing het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en de vader alleen met het gezag over de kinderen te belasten en tot het benoemen van een bijzondere curator, afgewezen.
2.3
[de minderjarige1] heeft op 13 januari 2025 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. [de minderjarige1] heeft verteld wat zij vindt van het verzoek van de moeder met betrekking tot het gezag.
2.4
De zitting heeft op 18 april 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad).
Bijzondere toegang is verleend aan een stagiaire van mr. Kok.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de ouders is op 18 december 2023 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2016 en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018.
Tot de beschikking van 12 juli 2024 waren de ouders samen belast met het gezag over de kinderen.
3.3
Bij de (echtscheidings)beschikking van 11 oktober 2023 is bepaald dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben. Daarnaast is als zorgregeling vastgesteld dat de moeder [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vrijdagmiddag na school ziet gedurende twee en een half uur. Het contact vindt plaats op een neutrale plek - in [naam1] te [plaats1] kantoor of in een speeltuin in de buurt - en de vader haalt en brengt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , waarbij moet worden toegewerkt naar een uitbreiding van de zorgregeling met inachtneming van wat in rechtsoverweging 3.31 van die beschikking is overwogen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De rechtbank heeft in haar beschikking van 12 juli 2024 op verzoek van de vader het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en bepaald dat de vader alleen het ouderlijk gezag over de kinderen heeft. Verder heeft de rechtbank de raad verzocht onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren, over de vraag of een wijziging van de omgangsregeling zoals door de vader is verzocht, in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing over het gezag. Zij is daarvan in hoger beroep gekomen. Zij verzoekt het hof het verzoek van de vader om te bepalen dat hij voortaan alleen het gezag heeft over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alsnog af te wijzen, met vernietiging van de beschikking en opnieuw beschikkende om beide ouders, althans haar alleen, te belasten met het ouderlijk gezag over de kinderen met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure.
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de door haar gevoerde grieven en verzoeken te verwerpen en/of af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Niet in geschil is dat er een wijziging van omstandigheden is die een hernieuwde beoordeling van het ouderlijk gezag rechtvaardigt.
5.3
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat aan het hiervoor onder a. beschreven criterium (‘klem- of verloren’) is voldaan. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen 6.4 en 6.5 van de rechtbank die hebben geleid tot de beslissing om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vader alleen met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te belasten en neemt deze, na eigen onderzoek, over. Voor de leesbaarheid neemt het hof deze overwegingen hier op:
“6.4. De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het verzoek en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat wijziging van het gezag in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] noodzakelijk is. De rechtbank stelt vast dat de moeder op dit moment niet dan wel onvoldoende beschikbaar is voor de vader en dat zij herhaaldelijk blijft weigeren haar toestemming te geven voor belangrijke zaken aangaande [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De moeder stelt telkens voorwaarden aan het verlenen van haar toestemming en dat acht de rechtbank niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Daar komt bij dat de verstandhouding en de onderlinge communicatie tussen de ouders al geruime tijd ernstig is verstoord. Al tijdens de echtscheidingsprocedure is dit geconstateerd en het lukt partijen nog altijd niet met elkaar te overleggen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , waardoor ook belangrijke beslissingen, bijvoorbeeld over het inzetten van hulpverlening, over hen stagneren. De rechtbank heeft ook niet de verwachting dat deze situatie binnen afzienbare tijd voldoende verbetert nu de moeder blijft volharden in haar standpunt dat zij enkel onder voorwaarden haar toestemming (mogelijk) zal verlenen. De ouders zijn hierdoor niet in staat beslissingen van enig belang over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in gezamenlijk overleg te nemen zonder dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hierdoor klem of verloren raken.
6.5.
Gelet op de praktische problemen die de vader ondervindt bij het uitoefenen van het gezag, is de rechtbank van oordeel dat het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet wordt gediend bij een continuering van het gezamenlijk gezag. De rechtbank acht het dan ook in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat de vader wordt belast met het eenhoofdig gezag over hen. De rechtbank zal, in navolging van het advies van de Raad, het verzoek van de vader dan ook toewijzen en het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] beëindigen.”
5.4
Aanvullend overweegt het hof het volgende. De stellingen van de moeder in hoger beroep, zowel bij beroepschrift als op de zitting, zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Voor de uitoefening van gezamenlijk gezag is minimaal nodig dat de ouders in staat zijn tot overleg over belangrijke beslissingen die over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] moeten worden genomen, of ten minste tot het maken van afspraken over situaties die zich rond [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kunnen voordoen. Ook in hoger beroep is gebleken dat er geen enkele basis is voor gezamenlijke uitoefening van het gezag door de ouders. De onderlinge verhouding en communicatie tussen hen zijn daarvoor te veel verstoord. Er is al drie jaar geen rechtstreekse communicatie tussen de ouders mogelijk. Het is gezien alles wat tussen deze partijen speelt, niet te verwachten dat daarin binnen afzienbare tijd verbetering komt, gelet op de ernst van de beschuldigen door de moeder richting de vader. Dit geldt te meer nu het hulpverleningstraject van ouders ter verbetering van de communicatie bij [naam2] is stopgezet, omdat er geen ingang werd gezien. Bovendien ontkent de vader de door de moeder geuite beschuldigingen ten zeerste en anders dan de moeder maken betrokken professionals, zoals de raad en de huisarts, zich geen zorgen over het welzijn van de kinderen bij de vader. Aangezien de vader de hoofdopvoeder is van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , is het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat de vader snel en zonder vertraging gezagsbeslissingen over hen kan nemen.
5.5
De grieven falen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen ten aanzien van de beslissing over het gezag.
De proceskosten
5.6
Gelet op de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren. Dit betekent dat de ouders allebei hun eigen proceskosten moeten betalen. Anders dan de moeder ziet het hof geen reden om de vader te veroordelen in de proceskosten.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 april 2022 ten aanzien van de beslissing over het gezag;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K. Hermsen en D.J.M. van de Voort en is op 27 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.