ECLI:NL:GHARL:2025:3224

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
200.351.935/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van zorgmijdend gedrag van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2025 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland had eerder besloten om de kinderen onder toezicht te stellen tot 28 november 2025, omdat er ernstige zorgen waren over hun ontwikkeling en de opvoedsituatie. De moeder, die het gezag over de kinderen heeft, was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. Het hof heeft de feiten en de procedure bij de kinderrechter in overweging genomen en vastgesteld dat de zorgen over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de kinderen nog steeds bestaan. Ondanks enkele inspanningen van de moeder om de situatie te verbeteren, zoals tandartsafspraken en schoolkeuze, zijn de zorgen over de kinderen niet verminderd. De moeder wordt als zorgmijdend beschouwd, wat de samenwerking met de hulpverlening bemoeilijkt. Het hof concludeert dat er onvoldoende zicht is op de opvoedsituatie en dat de moeder moet samenwerken met de gecertificeerde instelling en de hulpverlening. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd, en de ondertoezichtstelling blijft van kracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.351.935
zaaknummer rechtbank Gelderland 443389
beschikking van 27 mei 2025
over de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige1]( [de minderjarige1] ) en
[de minderjarige2]( [de minderjarige2] )
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
advocaat: mr. S. Koçak,
en
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
die is gevestigd in Utrecht,
en
de gecertificeerde instelling,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering(de GI),
die is gevestigd in Utrecht.

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld tot 28 november 2025. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige1] is [in] 2011 geboren en [de minderjarige2] is [in] 2012 geboren. [de vader] heeft [de minderjarige1] erkend.
2.2.
De moeder heeft het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
2.3.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de moeder.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De raad heeft verzocht [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht te stellen voor een jaar.
3.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van de raad toegewezen en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld tot 28 november 2025.
3.3.
Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 28 november 2024.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt.
4.2.
De raad en de GI willen dat de beslissing in stand blijft.
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift;
  • het verweerschrift;
  • een brief van de GI van 4 april 2025;
  • de stukken van de moeder ingediend op 2 april 2025;
  • de stukken van de moeder ingediend op 7 april 2025.
4.4.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben een brief geschreven. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben verteld wat zij vinden van de ondertoezichtstelling.
4.5.
De zitting bij het hof was op 18 april 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat en een vertrouwenspersoon;
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • een vertegenwoordiger van de GI.

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen [1] . Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
Hoe oordeelt het hof?
5.2.
De kinderrechter heeft de kinderen terecht onder toezicht gesteld. Het hof neemt de overwegingen 5.2 tot en met 5.7 van de kinderrechter over, omdat het hof na eigen onderzoek heeft vastgesteld dat de zorgen die de kinderrechter had over de sociaal emotionele en cognitieve ontwikkeling van de kinderen en over hun opvoedsituatie nog steeds bestaan.
5.3.
Het hof heeft in het raadsrapport van 7 november 2024 gelezen dat de betrokken instanties zien dat de moeder heel veel van de kinderen houdt, maar dat ze onvoldoende zicht heeft op wat de kinderen nodig hebben op alle ontwikkelingsgebieden om voor de kinderen tot een passende ontwikkeling te komen en is ze onvoldoende in staat om de kinderen een stabiele, voorspelbare en veilige opvoedsituatie te bieden. Het hof ziet dat de moeder wel wat stapjes heeft gezet om de zorgen weg te nemen. De kinderen hebben afspraken gehad bij de tandarts en zij zitten op een sport (voetbal). Verder is de moeder bezig met de schoolgang van de kinderen, want zij heeft een afspraak gemaakt voor [de minderjarige1] voor een rondleiding op een school voor praktijkonderwijs waar hij na de meivakantie misschien naar toe zou kunnen en is zij met [de minderjarige2] bezig om een middelbare school te kiezen voor na de zomervakantie. Maar dat neemt niet weg dat de zorgen over de kinderen nog steeds groot zijn.
5.4.
[de minderjarige1] is al geruime tijd niet naar school geweest. Gelet op de inspanningen die al zijn verricht om hem naar school te krijgen, is het nog maar de vraag of [de minderjarige1] daadwerkelijk gaat starten met praktijkonderwijs na de meivakantie. Toen [de minderjarige1] nog wel naar school ging, vond de school dat hij op alle ontwikkelingsgebieden een achterstand had. [de minderjarige1] was onvoldoende weerbaar richting leeftijdsgenoten, uitte zich niet passend bij zijn leeftijd en heeft veel onderwijs gemist. Omdat [de minderjarige1] niet naar school gaat en de raad en de GI van de moeder niet mochten spreken met [de minderjarige1] , is er door de betrokken professionals geen zicht op hoe het daadwerkelijk met hem gaat. De moeder zegt dat de jeugdarts van de GGD betrokken is. Maar volgens de GI heeft de jeugdarts [de minderjarige1] nog nooit gezien, omdat de moeder niet op afspraken komt. Zoals ook de kinderrechter heeft geconcludeerd, staat [de minderjarige1] al geruime tijd stil in zijn ontwikkeling op alle gebieden en dit vindt het hof zeer zorgelijk.
5.5.
Ook bij [de minderjarige2] zijn veel zorgen over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en zijn schoolgang. Bij [de minderjarige2] is ADHD vastgesteld en is medicatie voorgeschreven, maar de huisarts die medicijncontroles zou moeten doen heeft [de minderjarige2] niet gezien voor controles en ook is geen nieuw recept uitgeschreven voor ADHD medicatie. Er bestaan dan ook twijfels of [de minderjarige2] wel zijn medicatie neemt, want de school ziet wisselende concentratie bij hem en hij kan soms futloos zijn en moe ogen. De school van [de minderjarige2] heeft regelmatig overwogen een melding te doen bij Veilig Thuis, omdat zij al langere tijd zorgen over [de minderjarige2] hebben. De school ziet dat [de minderjarige2] onvoldoende sociale vaardigheden heeft en recalcitrant gedrag kan vertonen. Op 11 oktober 2024 heeft [de minderjarige2] nog een officiële waarschuwing gekregen vanwege fysiek geweld op school naar een andere leerling.
5.6.
Verder is de leerplichtambtenaar al jaren betrokken bij de kinderen vanwege de grote zorgen over de schoolgang. Ondanks alle inspanningen, zijn de ernstige zorgen niet verminderd en ziet de leerplichtambtenaar geen positieve ontwikkeling rondom de schoolgang. Gezien de ernst van de zorgen, adviseren de school en de leerplichtambtenaar volgens de GI een uithuisplaatsing.
5.7.
Naast de zorgen over de kinderen zijn er ook zorgen over het functioneren van de moeder. Volgens de moeder is geen sprake van psychische problematiek die haar belemmert in haar functioneren of in de opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Uit het raadsrapport blijkt daarentegen dat moeder volgens de huisarts kampt met angsten, depressie en een
eetstoornis, waarvoor zij hulp (eventueel een opname) nodig heeft. Ook gebruikt de moeder al langere tijd antidepressiva, naast oxazepam en slaapmedicatie volgens de huisarts.
5.8.
Ondanks alle zorgen die instanties hebben over de kinderen, is de moeder van mening dat zij goed voor haar kinderen zorgt en wil zij graag met rust worden gelaten. Meer hulp dan de hulp die zij van haar familie krijgt, vindt de moeder niet nodig. Omdat de moeder zorgmijdend is, is er op dit moment sprake van minimale inzet van hulpverlening. Het lukt de moeder niet de samenwerking met de GI aan te gaan en daarom heeft de GI de hulp van [naam1] ingeschakeld. De afspraak is dat [naam1] gedurende drie maanden twee keer per week bij de moeder op huisbezoek gaat en onderzoekt welke vorm van hulp het meest passend is voor het gezin. Op de zitting heeft de GI verteld dat [naam1] in een periode van vijf weken nog maar twee keer op huisbezoek is geweest en dat is veel te weinig om zicht te krijgen op de situatie bij de moeder thuis. Het hof concludeert daaruit dat de moeder hulp nog steeds probeert af te houden althans onvoldoende toelaat, waardoor er nog altijd veel te weinig zicht is op de opvoedingssituatie. De moeder overlegt in deze procedure nog wel stukken om aan te tonen dat het goed gaat met de kinderen, zoals foto’s van lunchtrommels, foto’s van het voetballen en tandartsafspraken, maar zonder daadwerkelijk zicht op de situatie van de moeder dóór en medewerking áán hulpverlening, zeggen deze stukken weinig tot niets. Tekenend in dat kader acht het hof dat de moeder weliswaar bewijsstukken van tandartsafspraken overlegt en zij de zorgen over de tanden van de kinderen ontkent, maar dat zij de GI geen toestemming geeft om contact op te nemen met de tandarts. De moeder heeft op de zitting gezegd bang te zijn voor een uithuisplaatsing van de kinderen. Het hof benadrukt dat het doel van de ondertoezichtstelling is dat er zicht komt op de opvoedingssituatie van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en dat zij - eventueel met hulp - bij de moeder kunnen opgroeien.
5.9.
Gelet op de ernstige zorgen die er zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en het feit dat sinds de beslissing van de kinderrechter er weinig tot geen stappen zijn gezet om de zorgen weg te nemen, is het de hoogste tijd dat de moeder gaat samenwerken met de GI en [naam1] . Er moet snel zicht komen op de opvoedsituatie, zodat duidelijk wordt welke vorm van hulp passend is voor haar en de kinderen.
5.10.
De beslissing van de kinderrechter zal in stand blijven (worden bekrachtigd).

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 28 november 2025 over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, R. Feunekes en K. Hermsen en is op 27 mei 2025 uitgesproken door mr. R. Feunekes in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW