Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had het verzoek ingediend om het gezamenlijk gezag over haar kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan haar toe te kennen. De rechtbank Gelderland had dit verzoek eerder afgewezen. De moeder was het niet eens met deze beslissing en heeft zes grieven ingediend in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 mei 2025 waren zowel de moeder als de vader aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder en hebben al sinds 2018 geen contact meer met de vader. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, inclusief de mening van de minderjarige [de minderjarige1], die schriftelijk heeft aangegeven dat hij zijn vader niet kent en dat hij wil dat zijn moeder alleen het gezag krijgt.
Het hof heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om af te wijken van het uitgangspunt van gezamenlijk gezag. Er is geen onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat gezamenlijk gezag niet langer mogelijk zou zijn en dat dit een negatieve impact op de kinderen zou hebben. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag is gehandhaafd.