ECLI:NL:GHARL:2025:3229

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
200.348.572/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarigen na positieve ontwikkeling van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor drie minderjarigen, die onder toezicht staan van een gecertificeerde instelling. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, verzocht om de zorgregeling te wijzigen naar een co-ouderschapsregeling. De kinderrechter had eerder besloten dat de kinderen onder begeleiding van de GI contact met de moeder zouden hebben, maar de moeder heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt, waaronder het aantonen van een stabiele woonsituatie en het succesvol doorlopen van urinecontroles. Het hof oordeelde dat de moeder hard heeft gewerkt aan de voorwaarden die de kinderrechter had gesteld en dat het in het belang van de kinderen is om de zorgregeling uit te breiden. Het hof heeft besloten dat de kinderen nu ook één nacht per drie weken bij de moeder mogen verblijven, naast het bestaande contact. De GI blijft de regie houden en het hof benadrukt dat de moeder zich moet blijven inzetten voor de positieve lijn die zij heeft ingezet. De beslissing van de kinderrechter is vernietigd en de nieuwe zorgregeling is vastgesteld, met als doel uiteindelijk weer een co-ouderschapsregeling te realiseren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.348.572
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 579387)
beschikking van 27 mei 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.L. Witteveen,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting De Jeugd & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 augustus 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 november 2024;
- een journaalbericht van mr. Witteveen van 16 december 2024 met een productie;
- een brief van de GI van 12 februari 2025 met een productie;
- een email van de raad van 19 februari 2025, waarin de raad zich afmeldt voor de zitting.
2.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben ieder afzonderlijk op 14 april 2025 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Zij hebben verteld wat zij vinden van het verzoek van de moeder.
2.3
De zitting heeft op 18 april 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de vader.

3.De feiten

3.1
Het gaat in deze procedure over:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2015;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2015 en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2018.
De vader en de moeder hebben samen het gezag over de kinderen.
3.2
In de beschikking van 1 september 2022 zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 1 september 2025.
3.3
De ouders hadden afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling), inhoudende dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verbleven (co-ouderschap).
3.4
Eind juni 2024 heeft de GI besloten om die regeling te wijzigen in die zin dat de kinderen twee keer per week anderhalf uur onder begeleiding van ’ [naam1] ’ bij de moeder verblijven.
3.5
Op 6 augustus 2024 heeft de GI de kinderrechter (onder meer) verzocht om de door de ouders overeengekomen zorgregeling te wijzigen naar een zorgregeling zoals onder 3.4. is opgenomen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 27 augustus 2024 heeft de kinderrechter de zorgregeling tussen de ouders gewijzigd en bepaald dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] contact hebben met de moeder twee keer anderhalf uur per week onder begeleiding van ‘ [naam1] ’, waarbij de GI de regie houdt en flexibel kan handelen indien een uitbreiding van het contact mogelijk is.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij verzoekt het hof de beslissing van de kinderrechter te vernietigen en:
  • primair te bepalen dat het verzoek van de GI alsnog wordt afgewezen, zodat het co-ouderschap weer kan gelden of
  • subsidiair een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht.
4.3
De GI vraagt het hof het verzoek van de moeder af te wijzen en de beslissing van de kinderrechter in stand te laten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat voor de duur van de ondertoezichtstelling de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter destijds de juiste beslissing heeft genomen, want er waren aanzienlijke zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen bij de moeder. Er waren zorgen over de basale zorg, mogelijk middelengebruik door de moeder, haar psychische gezondheid en de financiën. De moeder moest van de kinderrechter laten zien dat zij leerbaar en veranderbaar is, dat zij haar leven op de rit heeft en geen middelen meer gebruikt. Als zij die situatie zou bereiken dan zou de zorgregeling weer kunnen worden uitgebreid en zou toegewerkt moeten worden naar de co-ouderschapsregeling waar de ouders eerder uitvoering aan gaven.
5.3
Een positieve ontwikkeling is dat na de beslissing van de kinderrechter een uitbreiding van de zorgregeling heeft plaatsgevonden. Met ingang van februari 2025 is naast de huidige regeling ook sprake van onbegeleid contact één keer per drie weken op zaterdag, waarbij de vader de kinderen om 13.00 uur bij de moeder brengt en de moeder de kinderen na het avondeten om 18.30 uur terugbrengt bij de vader. Zowel de moeder als de vader hebben op de zitting verteld dat dit onbegeleid contact goed verloopt.
De GI heeft op de zitting verteld dat eind januari 2025 een plan is gemaakt en in overleg met [naam2] is afgesproken dat de moeder door middel van urinecontroles zes weken lang twee keer per week zou aantonen dat zij geen middelen gebruikt. Deze urinecontroles heeft de moeder gedaan en de uitslagen waren negatief. Ook is via de gemeente een traject gestart ten aanzien van de woonsituatie van de moeder. Dit heeft ertoe geleid dat inmiddels geen sprake meer is van een mogelijke uithuiszetting. Verder loopt er een schuldhulpverleningstraject en heeft de moeder werk. Daarnaast houdt de GI de vinger aan de pols door elke vier tot vijf weken overleg te hebben met het Leger des Heils (‘ [naam1] ’), de moeder en haar partner. Tijdens dit overleg wordt de stand van zaken besproken en wordt gekeken hoe het verder moet gaan. Gelet op het patroon dat de moeder in het verleden heeft laten zien, twijfelt de GI in hoeverre de ingezette positieve lijn van de moeder bestendig is. Het hof begrijpt van de GI dat zij daarom in het belang van de kinderen, die al de nodige veranderingen hebben meegemaakt, voorzichtig zijn met een uitbreiding van de zorgregeling.
5.4
Op basis van het voorgaande constateert het hof dat de moeder hard heeft gewerkt en nog steeds hard werkt aan de voorwaarden die de kinderrechter heeft gesteld om tot een uitbreiding te komen van de zorgregeling. Anders dan de GI, is het hof van oordeel dat een volgende stap kan worden gezet, namelijk een overnachting van de kinderen bij de moeder. Zoals de vader op de zitting voorstelde, biedt een overnachting van de kinderen van zondag op maandag een goede mogelijkheid voor de moeder om te laten zien dat de door haar ingezette positieve lijn bestendig is. In het verleden moesten de kinderen de moeder wakker maken voor school en was de basale zorg voor de kinderen onvoldoende. De moeder krijgt nu de kans om te laten zien dat zij de volgende fase aan kan. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat de kinderen in hun gesprek bij het hof allebei de wens hebben uitgesproken dat er weer een co-ouderschapsregeling komt en de GI heeft verteld dat de kinderen het fijn vinden om bij de moeder te zijn. Het hof acht het daarom in het belang van de kinderen dat de volgende stap wordt gezet en zij gaan overnachten bij de moeder, maar benadrukt ook dat het op de weg van de moeder ligt om zich in te blijven zetten voor voortzetting van de positieve lijn.
5.5
Onder deze omstandigheden acht het hof de volgende zorgregeling tussen de ouders in het belang van de kinderen wenselijk. De kinderen verblijven bij de moeder:
- twee keer per week anderhalf uur onder begeleiding van ’ [naam1] ’ en
- één keer per drie weken onbegeleid, waarbij de vader de kinderen op zondag om 13.00 uur
bij de moeder brengt en de moeder de kinderen op maandagochtend naar school brengt of als
er geen school is naar de vader brengt om 09:00 uur,
waarbij de GI de regie houdt en als deze regeling goed verloopt de volgende stap gezet moet worden met het uiteindelijke doel dat er weer een co-ouderschapsregeling tussen de ouders geldt.
5.6
Op verzoek van [de minderjarige2] zal het hof de beslissing in deze zaak aan hem meedelen door middel van een brief. Het hof heeft de beslissing in die brief als volgt aan [de minderjarige2] uitgelegd:
“Beste [de minderjarige2] ,
Een paar weken terug hebben wij elkaar gesproken. Zoals afgesproken vertel ik jou in deze brief over de beslissing van het hof.
De zaak waar wij als rechters over moesten beslissen ging over het contact tussen jou, jouw broers en je moeder. Tijdens het gesprek heb je verteld dat je graag weer de ene week bij je moeder wil zijn en de andere week bij je vader.
Nadat het hof ook heeft geluisterd naar je ouders en de jeugdbeschermer, heeft het hof besloten dat het contact met je moeder wordt uitgebreid met een nachtje slapen. Dat betekent dat je één keer in de drie weken van zondag 13.00 uur tot maandagochtend bij je moeder bent. Verder heb je nog steeds twee keer per week contact met je moeder. Als deze regeling goed loopt kan, in overleg met de jeugdbeschermer, de volgende stap gezet worden met het uiteindelijke doel dat jij ongeveer evenveel tijd bij je moeder als bij je vader bent.
Ik wil je bedanken voor het leuke gesprek.”

6.De slotsom

Het hof zal de bestreden beschikking, uitsluitend ten aanzien van de daarin vastgestelde zorgregeling, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 augustus 2024, voor zover hierin de zorgregeling is gewijzigd, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder aldus dat de kinderen bij de moeder verblijven:
- twee keer per week anderhalf uur onder begeleiding van ’ [naam1] ’ en
- één keer per drie weken onbegeleid, waarbij de vader de kinderen op zondag om 13.00 uur
bij de moeder brengt en de moeder de kinderen op maandagochtend naar school brengt of als
er geen school is naar de vader brengt,
waarbij de GI de regie houdt en als deze regeling goed verloopt de volgende stap gezet moet worden met het uiteindelijke doel dat er weer een co-ouderschapsregeling tussen de ouders geldt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Hermsen, R. Feunekes en D.J.M. van de Voort en is op 27 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.