In deze zaak heeft de eigenaar van een woning, aangeduid als [appellant], te maken met verschillende beslagen op zijn woning en een betalingsachterstand bij de hypotheekbank, ABN AMRO Bank N.V. De bank heeft de hypothecaire geldlening opgeëist en de woning in beheer genomen, wat leidde tot een geplande executoriale veiling op 8 mei 2025. De eigenaar heeft in kort geding geprobeerd deze veiling te voorkomen, maar zijn vorderingen werden op 7 mei 2025 afgewezen door de voorzieningenrechter. Na de veiling heeft de eigenaar in hoger beroep een incidentele vordering ingesteld om de gunning van de woning tegen te houden. Het hof heeft deze vordering afgewezen, oordelend dat het vonnis van de voorzieningenrechter niet op misslagen berustte en dat de eigenaar onvoldoende had gedaan om de woning onderhands te verkopen. De bank maakt geen misbruik van haar executiebevoegdheid door de verkoop van de woning door te zetten. De zaak is behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 20 mei 2025 uitspraak deed in het incident.