ECLI:NL:GHARL:2025:3362

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
21-000371-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met verwerping van noodweer en gerechtvaardigd handelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen een persoon, gepleegd op 24 juli 2022. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tijdens de zitting op 16 mei 2025 heeft het hof het bewijs onderzocht, waaronder verklaringen van getuigen en camerabeelden van het incident. De verdachte heeft verklaard dat hij handelde als beveiliger en dat hij de aangever wilde overmeesteren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich gezamenlijk hebben gedragen en dat er sprake was van een wezenlijke bijdrage aan het geweld. Het hof heeft het beroep op noodweer en gerechtvaardigd handelen verworpen, omdat er geen sprake was van een onmiddellijke dreiging en het geweld niet proportioneel was. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000371-24
Uitspraak d.d.: 28 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 januari 2024 met parketnummer 16-038112-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het primair tenlastegelegde tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.J. Ausma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte voor het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2022 te [plaats] openlijk, te weten, aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon [slachtoffer] door em meermalen tegen het hoofd en lichaam te schoppen/trappen en te stompen/slaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 juli 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze [slachtoffer] te (meermalen) te slaan en/of te stompen en/of te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 juli 2022, genummerd PL0900-2022215345-8, opgemaakt door [verbalisant 1] , werkzaam als [functie] bij de politie Midden-Nederland, pagina 1-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op zondagnacht 24 juli 2022 ben ik naar de club ' [naam] ' gelegen aan de [straat] te [plaats] , gegaan. Toen ik bij de deur aankwam van [naam] zei ik tegen de portiers aldaar dat ik
graag naar binnen wilde. Ik mocht er niet in.
Ik zag dat [getuige 1] en [getuige 2] , vriendinnen van mij, naar buiten kwamen. [getuige 1] liep om van de uitgang naar de ingang naar mij toe en toen stond ze tussen mij en de andere van de twee portiers in. Hij had een pet op. [getuige 1] zei 'Kom ga weg' en trok me weg. Ik riep tegen de portier met de pet: 'heel kinderachtig dit, ik wilde alleen mijn sleutels hebben.' Het volgende moment voelde ik dat er op me werd ingeslagen. (…)
Ik voelde op dat moment weinig, meer alsof mijn hele lichaam was verdoofd, misschien door de adrenaline. Ik weet dat ik door meer mannen in elkaar werd geslagen en voelde heel veel klappen op mijn hoofd rechts achter, daar zat een grote snee, en ook mijn rechterkant van mijn voorhoofd. Daar kwam later een grote bult. Verder voelde ik dat ik op mijn rechterkant van mijn mond ben geslagen, de binnenzijde van mijn lip is nu ook nog steeds blauw aan die kant en ook mijn tand aan die zijde lijkt wat te bewegen. (…) In het midden van mijn voorhoofd heb ik ook een schram/snee zitten. Ik voelde dat ik door meerdere mensen naar de straatkant, de [straat] , werd geslingerd en geslagen. Ik viel daar op de grond op mijn rechterkant. Ik zat nog een soort van half op mijn rechterknie toen de portier met het kale hoofd die voor mij op de grond was mij met zijn vuisten nog meer klappen op mijn
hoofd gaf. Ik voelde dat het bloed op de voor- en achterkant van mijn hoofd liep.
2. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 9 augustus 2022, genummerd PL0900-2022215345-9, opgemaakt door [verbalisant 2] , werkzaam als [functie] bij de politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring de getuige:
V: Wat kan jij vertellen over het incident van zondagochtend 24 juli 2022 dat zich
heeft afgespeeld bij de [naam] op de [straat] in [plaats] ?
A: Ik zag dat [slachtoffer] bij de ingang stond van [naam] . Er zaten twee portiers. [slachtoffer] en de portier begonnen tegen elkaar in te gaan.
(...)
Toen ging [getuige 1] , die vriendin van mij. Zij liep de rij in van de ingang en haalde [slachtoffer] uit de rij omdat dit geen zin had. Toen kwam de kale portier, waar ik het de hele tijd over heb, naar buitenen sloeg [slachtoffer] in eerste instantie. Toen stond [getuige 1] er nog tussen en toen kwam de portier die naast hem zat ook via de ingang toegerend. Toen gingen ze met zijn tweeën op hem en toen kwam er nog een derde portier bij en die begon ook. (…) [slachtoffer] lag op de grond. Toen hij op de grond lag kwam de handhaving en de politie aangefietst. Toen werd de kale man (
het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) door handhaving aan de kant geduwd. Toen gingen die andere door met trappen op zijn hoofd en er kwam bloed uit zijn hoofd. Tegelijkertijd werd de handhaving door de portiers aan de kant gezet. Volgens mij waren het twee handhavers en twee van de politie. De handhaving werd aan de kant geduwd. (…)
V: Kan jij de portiers per persoon omschrijven? Beginnende met de kale.
A: Kale man, hij had die avond een petje op. (…)
V: Hoe zag de andere portier eruit die bij de in/uitgang zat?
A: Die zat aan de ingang. Uit mijn hoofd is hij ook kaal. (…)
V: Hoe ziet de portier eruit die van binnen kwam?
A: Die heeft een grote baard. Soort van stekels met een puntbaard naar onder. Die is
wel wat ouder, maar niet heel oud. Hij is de middelste qua postuur. Hij heeft niet
echt wat opvallends, maar die puntbaard viel wel op. Hij kwam van binnen. Hij was er
ook ineens uit het niets van binnen uit.
V: Wat voor een geweld heeft de kale man van de ingang
(het hof begrijpt: [medeverdachte 1] )toegepast?
A: Ik weet alleen dat ze op zijn hoofd hebben getrapt, maar dat was op het einde. Ik
schrok daar echt van want hij lag al op de grond en zij gingen tegen zijn hoofd trappen. Wat er tussen is gebeurd weet ik niet. Wie hem uiteindelijk op de grond
heeft geslagen weet ik niet meer. Dat ging allemaal zo snel.
V: Wat voor een geweld heeft de man met de puntbaard (
het hof begrijpt: [verdachte]) toegepast?
A: Precies hetzelfde. Ik zag dat hij op [slachtoffer] zijn hoofd heeft getrapt
3. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 12 augustus 2022, genummerd PL0900-2022215345-10, opgemaakt door [verbalisant 2] , werkzaam als [functie] bij de politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina 17-18 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
V: Wat kan jij vertellen over het incident van zondagochtend 24 juli 2022 dat zich
heeft afgespeeld bij de [naam] op de [straat] in [plaats] ?
A: Toen ik uit de [naam] naar buiten liep zag ik [slachtoffer] voor de deur staan bij de bewaker. (…) Ik weet nog dat ik dacht oke ik moet iets doen. (…) Op een gegeven moment ben ik naar de ingang gelopen om [slachtoffer] mee te nemen. (…) Toen wij wegliepen zei [slachtoffer] (...) iets in de trant van 'flauw' of 'kinderachtig'. Toen kwam de bewaker over mij heen en sloeg toen [slachtoffer] op zijn achterhoofd. [slachtoffer] viel best snel achterover de [straat] op. Toen weet ik nog dat ik mij omdraaide en de andere twee bewakers die bij [naam] stonden achter hem aan zijn gegaan om [slachtoffer] te slaan. Ik stond er middenin. [slachtoffer] lag eigenlijk de hele tijd op de grond. Hij heeft zich ook niet verdedigd zeg maar. Hij heeft klappen (...) gekregen. Ik kan mij nog herinneren dat er handhaving aankwam. Die pakte de grootste bewaker, die begonnen was, vast en zei dat hij moest stoppen. Ik zag dat de bewaker de handhaving wegduwde en ik zag dat de bewaker er omheen is gegaan en toen zijn ze verder gegaan met [slachtoffer] in elkaar slaan. (…) Die hebben hem ook geslagen en getrapt.
4. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van uitwerking videobeelden
van 24 juli 2023, genummerd 2022215345, opgemaakt door [verbalisant 3]
, werkzaam als [functie] bij de politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina 21-24 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op zondag 24 juli 2022, omstreeks 02:50 uur, vond er een mishandeling/openlijkgeweld plaats op de [straat] te [plaats] tegen over uitgaansgelegenheid [naam] .
In het centrum van [plaats] heeft de gemeente cameratoezicht. De beelden zijn door collega [verbalisant 4] veiliggesteld.
Door mij werd het navolgende bevonden:
Ik zag dat beelden waren opgenomen op de [straat] te [plaats] .
Ik zag het slachtoffer [slachtoffer] staan, hierna slachtoffer. Ik zag dat hij
een wit T-shirt aan had. (…)
Ik zag dat beveiliger 1 en 2 beiden door de beveiliging van de politiebikers en beveiligingsbikers heengingen. lk zag dat zij bij het slachtoffer kwamen. ik zag dat beveiliger 1 met zijn linkerhand hand in nek van slachtoffer zat en deze naar beneden duwde. Ik zag dat slachtoffer naar de grond ging.
5. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 juli
2022, genummerd PL0900-2022215345-2, opgemaakt door [verbalisant 4]
, werkzaam als [functie] bij de politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina 29-30 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant:
Op zondag 24 juli 2022 omstreeks 02.53 uur fietste ik, verbalisant [verbalisant 4] , fietste
ik, samen met collega [verbalisant 5] over de [straat] . Ik zag, toen wij ter hoogte van [naam] fietsten, dat er een jongen met een wit T-shirt aan door de beveiligers richting de [straat] werd
geduwd. Ik zag dat de jongen in het witte T-shirt naar achteren liep in de richting van [bakkerij] . Ik zag dat er beveiligers van [naam] achter de jongen met het witte T-shirt aan liepen. Ik zag vervolgens dat een van de beveiligers de jongen met het witte T-shirt probeerde te slaan. Ik zag dat de mobiele portiers van [bedrijf] op dat moment samen met collega [verbalisant 5] en mijzelf tussen de portiers en de jongen met het witte shirt in fietsten teneinde de situatie te sussen. Ik zag vervolgens dat beveiliger [medeverdachte 2] richting de jongen bleef lopen en daarbij over onze fietsen heen wilde lopen. Ik zette mijn fiets daarop weg om zo samen met de mobiele portiers een afzetting te vormen. Ik zag vervolgens dat een van de andere portiers, mij bekend als [verdachte] , om onze afzetting heen liep naar de jongen met het witte T-shirt en ik zag dat [verdachte] de jongen van achteren naar de grond trok. Ik zag dat de jongen viel en ik zag dat de derde portier, degene met het kale hoofd, samen met [verdachte] op de jongen dook en ik zag dat zij de jongen sloegen. Ik zag dat de jongen verwondingen had zijn hoofd en daar uit bloedde.
6. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2025, genummerd PL0900-2022215345-7, opgemaakt door [verbalisant 4] , werkzaam als [functie] bij de politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina p.36, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant.
Op zondag 24 juli 2022 heb ik, [verbalisant 4] , een proces-verbaal van
bevindingen opgemaakt in deze zaak. In dit proces-verbaal van bevindingen benoem ik
drie portiers van [naam] , namelijk [medeverdachte 2] , [verdachte] en de kale portier.
Met [medeverdachte 2] bedoel ik betrokkene [medeverdachte 2] .
Met [verdachte] bedoel ik [verdachte] .
Met de kale beveiliger bedoel ik betrokkene [medeverdachte 1] .
7. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2025, voor zover inhoudende:
U vraagt mij wat er op 24 juli 2022 is gebeurd. Ik was aan het werk bij ‘ [naam] ’ en kwam vanuit de uitgang naar buiten lopen. Ik zag [slachtoffer] (het hof begrijpt: aangever) bij mijn collega [medeverdachte 2] . (…) Uit emotie dook ik er bovenop om hem te overmeesteren. Dat werd een worsteling (…) Ik heb geprobeerd hem naar de grond te werken door hem om zijn middel te pakken. (…) U vraagt mij of ik het idee had dat ik [medeverdachte 2] moest verdedigen of dat ik handelde om de jongen aan te houden. Dat laatste.
8. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 2] van 23 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 2] :
O: U bent hier omdat u verdachte wordt van openlijke geweldpleging gepleegd in de nacht van 23 juli 2022 en 24 juli 2022. Dit is geweest tijdens uw werkzaamheden als portier/beveiliger bij de [naam] op de [straat] te [plaats] .
V: Met wie was u aan het werk die nacht?
A: [medeverdachte 1] en [verdachte]
(Het hof begrijpt: [verdachte] ).Zij zijn echt de portiers.
V: De collega's hoe zien die er uit?
A: Eén collega heeft een baard en de ander is kaal.

Bewijsoverweging

Verdachte wordt primair verweten dat hij op 22 juli 2022 openlijk in vereniging geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer] door hem meermalen tegen het hoofd en lichaam te schoppen/trappen en te stompen/slaan.
Het hof stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ’in vereniging’ geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is (HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9029 en HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3029).
Verdachte heeft over het incident verklaard dat hij in zijn rol als beveiliger op aangever is gedoken om hem te overmeesteren en dat hij daartoe aangever om zijn middel heeft gepakt om hem naar de grond te werken. Het gebruik van verdergaand geweld heeft verdachte ontkend.
Deze lezing van verdachte vindt weerlegging in de hierboven opgenomen bewijsmiddelen. Uit de beschrijving van camerabeelden van het incident, de verklaringen van getuigen [getuige 2] , [getuige 1] en de bevindingen van [verbalisant 4] volgt dat verdachte en [medeverdachte 1] zich een weg om een politieafzetting heen hebben gebaand en dat zij vervolgens bovenop aangever zijn gedoken en hem hebben geslagen en geschopt. Daarbij is duidelijk sprake geweest van een gezamenlijk optreden waarbij beiden geweldshandelingen en daarmee een wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen aangever hebben geleverd. Het hof acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op of omstreeks 24 juli 2022 te [plaats] openlijk, te weten, aan de [straat] , op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door hem meermalen tegen het hoofd en lichaam te trappen en te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman van verdachte heeft een beroep op noodweer gedaan. Daartoe is gesteld dat aangever nabij de deur van ‘ [naam] ’ een kopstoot heeft gegeven aan [medeverdachte 2] , een collega van verdachte, en dat verdachte vervolgens uit noodweer heeft gehandeld. De raadsman heeft onder verwijzing naar Hoge Raad, 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:304 tevens aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat sprake is geweest van gerechtvaardigd handelen ten behoeve van burgeraanhouding.
Op basis van het dossier stelt het hof de navolgende feiten vast.
Op zondagnacht 24 juli 2022 is aangever naar de club ' [naam] ' gelegen aan de [straat] te [plaats] gegaan. Aangever werd door de portiers niet binnen gelaten. Een vriendin van aangever stelde hem voor weg te gaan en trok hem weg. Aangever riep tegen [medeverdachte 2] : 'heel kinderachtig dit, ik wilde alleen mijn sleutels hebben.' [medeverdachte 2] liep op aangever af, waarna er op aangever werd ingeslagen, ook door [medeverdachte 1] en [verdachte] die zich bij [medeverdachte 2] gevoegd hadden. Aangever werd ook getrapt.
Aangever werd naar achteren gedreven toen twee handhavers en twee politiemensen aangefietst kwamen die aangever direct afschermden.
In eerste instantie heeft een politiebiker zijn fiets tussen aangever en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geplaatst. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , gevolgd door verdachte, zijn om de biker heen gegaan en bleven aangever verder drijven en duwen. [medeverdachte 2] is door de politie weggetrokken, terwijl hij aangever duwde. De handhavers en de politiemensen probeerden vervolgens de situatie te sussen en een afzetting te vormen rondom aangever. Verdachte [verdachte] is om deze afzetting heen gelopen naar aangever en heeft hem geslagen en van achteren naar de grond getrokken. Aangever viel en [medeverdachte 1] is op aangever gedoken. [medeverdachte 1] heeft aangever vervolgens geslagen. Als gevolg van dit geweld heeft aangever meerdere verwondingen aan het hoofd opgelopen.
Het hof overweegt met betrekking tot het beroep op noodweer dat in het midden kan blijven of aangever een kopstoot aan [medeverdachte 2] heeft gegeven, nu het bewezenverklaarde geweld enige tijd na deze gestelde aanleiding heeft plaatsgevonden, namelijk nadat de politie reeds ter plaatse was gekomen en een afzetting rond aangever had gevormd. Het hof stelt vast dat er op dat moment geen sprake was van onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Bovendien kan naar het oordeel van het hof het handelen van verdachte, die om de politieafzetting heen is gegaan om geweld tegen aangever te kunnen aanwenden, niet als verdedigend worden aangemerkt, nu dat handelen – ook volgens verdachtes eigen verklaring – erop gericht was om aangever te overmeesteren en aan te houden. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
Het hof overweegt ten aanzien van het beroep op een gerechtvaardigd handelen in het kader van een burgeraanhouding als volgt.
Op grond van artikel 53 Wetboek van Strafvordering is het een burger toegestaan om tot aanhouding over te gaan, mits sprake is van een geval van ontdekking op heterdaad en de aanhouding tot doel heeft de verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. In het geval van een dergelijke 'burgeraanhouding' mogen die handelingen worden verricht die in de gegeven omstandigheden noodzakelijk zijn om de verdachte onder controle te krijgen, waar nodig met gepaste dwang of geweld, teneinde hem (onverwijld) te kunnen overdragen aan een opsporingsambtenaar. De vraag welke handelingen in het geval van een dergelijke 'burgeraanhouding' mogen worden verricht teneinde de verdachte onder controle te krijgen en hem te kunnen overdragen aan een opsporingsambtenaar dient te worden beantwoord aan de hand van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Van de ene persoon mag in dit verband op grond van zijn hoedanigheid of bijzondere vaardigheden meer worden gevergd op het vlak van de proportionaliteit dan van een ander, waarbij de proportionaliteitseis ertoe strekt te beoordelen of het optreden niet in onredelijke verhouding staat tot het te bereiken doel (ECLI:NL:HR:2019:304).
Zelfs als het hof zou uitgaan van een kopstoot, die aanleiding zou zijn geweest over te gaan tot een burgeraanhouding, kan het beroep op gerechtvaardigd handelen niet slagen. Het door verdachte en [medeverdachte 1] op aangever uitgeoefende geweld heeft immers deels plaatsgevonden nadat handhavers en politieagenten ter plaatse waren en de politie al tussen aangever en verdachte en medeverdachte in was gaan staan. Vervolgens is het geweld voortgezet nadat de handhavers en agenten een afzetting hadden gevormd rondom aangever. De gedragingen van verdachte en medeverdachte voldoen reeds daarom niet aan de eis van subsidiariteit. In de hiervoor beschreven situatie bestond voor verdachte en zijn medeverdachte geen noodzaak om geweld aan te wenden om aangever onder controle te krijgen en hem over te dragen aan de politie. Van een gerechtvaardigd handelen ten behoeve van een burgeraanhouding is naar het oordeel van het hof daarom geen sprake geweest, zodat het beroep daarop wordt verworpen.
Voorwaardelijke verzoek tot het horen van een getuige
Ter zitting is door de verdediging een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van [medeverdachte 2] als getuige, dit voor het geval het hof niet zou aannemen dat door aangever een kopstoot is gegeven aan [medeverdachte 2] . De verdediging wenst hem in dat geval te bevragen over de vraag of door aangever aan hem een kopstoot is gegeven.
Het hof acht het niet noodzakelijk deze getuige te horen. Zoals hiervoor is weergegeven is het naar het oordeel van het hof niet relevant voor de beoordeling van het beroep op noodweer of aan [medeverdachte 2] een kopstoot is gegeven. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman van verdachte heeft, subsidiair, een beroep gedaan op noodweerexces.
Het hof verwerpt dit verweer op de gronden die hiervoor ten aanzien van het beroep op noodweer zijn opgenomen. Deze komen er kortgezegd op neer dat er ten tijde van het door verdachte en medeverdachte uitgeoefende geweld geen sprake was van een noodweersituatie en dat het handelen van verdachte niet als verdedigend kan worden aangemerkt, nu dat erop was gericht om aangever te overmeesteren en hem aan te houden.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging. De verdachte was als horecaportier werkzaam tijdens een uitgaansavond en heeft gemeend om samen met een collega hardhandig op te moeten treden tegen de aangever door hem te schoppen en te slaan, zelfs nadat de politie ter plaatse was gekomen en aangever van hen had afgeschermd. Het slachtoffer heeft hierdoor onder meer hoofdletsel opgelopen, waarvoor hij in het ziekenhuis moest worden behandeld. De verdachte heeft bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, te weten het waarborgen van de veiligheid van álle aanwezigen, geweld gebruikt terwijl dat in de gegeven situatie onnodig en ongerechtvaardigd was en daarmee de grenzen van toelaatbaar optreden overschreden, terwijl van hem professioneel optreden mocht worden verwacht. Het zo hardhandig toepassen van geweld op een uitgaansavond in de publieke ruimte, tast de gevoelens van veiligheid onder de aanwezigen aan, terwijl van de aanwezigheid van portiers een de-escalerend effect dient uit te gaan en hun aanwezigheid nu juist bedoeld is om bezoekers een veilig gevoel te geven.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 april 2025, waaruit blijkt dat hij in 2009 is veroordeeld voor een geweldsdelict, maar dat hij sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verdachte verklaard dat hij geld verdient als hoefsmid en dat hij een switch aan het maken is naar ZZP’er in de gehandicaptenzorg. Verdachte kan rondkomen van zijn inkomen.
Het hof ziet in voornoemde persoonlijke omstandigheden geen aanleiding voor strafverzwaring dan wel strafmatiging. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, zoals eerder door de politierechter is opgelegd en in hoger beroep opnieuw door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 28 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.