ECLI:NL:GHARL:2025:3454

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
200.353.497/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkelingen in de thuissituatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [de minderjarige1]. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland had op 6 februari 2025 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] verlengd tot 15 augustus 2025. De moeder van [de minderjarige1] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de situatie van de moeder en de minderjarige beoordeeld en vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. De moeder heeft laten zien dat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen en dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is. Het hof heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling met ingang van de datum van de beschikking te beëindigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.353.497
zaaknummer rechtbank Gelderland 446032a
beschikking van 5 juni 2025
over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
die woont op een geheim adres
advocaat: mr. S.L. Geeraths
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI)
die is gevestigd in Nijmegen.

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 6 februari 2025 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] verlengd tot 15 augustus 2025 en de beslissing voor het overige aangehouden.
Het hof beslist dat de ondertoezichtstelling vanaf vandaag niet meer nodig is en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige1] is geboren [in] 2011. De moeder oefent alleen het gezag uit over [de minderjarige1] .
2.2.
[de minderjarige1] heeft een zus, genaamd [de minderjarige2] . Zij is geboren [in] 2016.
2.3.
[de minderjarige1] staat sinds 27 juli 2021 onder toezicht van de GI.
2.4.
[de minderjarige1] is in september 2021 uit huis geplaatst. Sinds 15 november 2024 woont [de minderjarige1] weer bij de moeder.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] te verlengen met een jaar.
3.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI (deels) toegewezen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] verlengd tot 15 augustus 2025. De kinderrechter heeft de beslissing voor het overige aangehouden.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. De moeder wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt of anders de ondertoezichtstelling voor een kortere tijd verlengt, kosten rechtens.
4.2.
De GI wil dat de beslissing in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift, ingekomen op 14 april 2025,
  • het verweerschrift van de GI,
  • een e-mailbericht namens de moeder van 12 mei 2025 met een productie.
4.4.
[de minderjarige1] heeft een brief geschreven. Hij heeft in die brief verteld wat hij vindt van de ondertoezichtstelling.
4.5.
De zitting bij het hof was op 20 mei 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de GI.
Tijdens deze zitting werd ook het hoger beroep van de moeder tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] behandeld.

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen [1] . Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
5.2.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar. [2]
Hoe oordeelt het hof?
5.3.
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] terecht heeft verlengd. Op dat moment, dus op 6 februari 2025, woonde [de minderjarige1] drie maanden weer bij de moeder nadat hij sinds september 2021 uit huis was geplaatst. De moeder, [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vormden toen sinds lange tijd weer samen een gezin. Net als de kinderrechter is het hof van oordeel dat het op dat moment belangrijk was dat de situatie bij de moeder nog enige tijd zou worden gemonitord. Duidelijk moest worden dat de thuissituatie bij de moeder veilig was en bleef, dat de ondersteuning en hulpverlening door de moeder zouden worden geaccepteerd en dat de hulpverlening toereikend zou zijn.
5.4.
Sinds de bestreden beschikking hebben de positieve ontwikkelingen in het leven van de moeder en [de minderjarige1] zich verder voortgezet. De moeder heeft de afgelopen zes maanden laten zien dat zij in het belang van de kinderen kan handelen en hun belang ook voorop kan stellen. Zij was daartoe ook genoodzaakt omdat er de afgelopen zes maanden geen jeugdbeschermer beschikbaar was. De moeder heeft aangetoond dat zij in staat is om zelf dingen voor de kinderen te regelen. De moeder onderhoudt een positief contact met de school en met de hulpverlening. De kinderen ontwikkelen zich ook goed op school. Bovendien heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de hulpverlening van [naam1] wil continueren als de ondertoezichtstelling eindigt. Het hof heeft er vertrouwen in dat de moeder hiertoe ook in staat is. Ten tijde van de bestreden beschikking waren er nog wel enige zorgen over de contacten van [de minderjarige1] met de gezinshuisouders. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder haar aarzelingen over het contact met de gezinshuisouders nader toegelicht en uitgelegd dat zij inmiddels goed contact heeft met de gezinshuisouders. De gezinshuisouders zijn zelfs bij de moeder thuis geweest en [de minderjarige1] komt geregeld bij de gezinshuisouders en gaat daar logeren. De moeder stelt ook wat betreft deze contacten de belangen van [de minderjarige1] voorop. Tot slot oordeelt het hof van belang dat de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft bevestigd dat er geen jeugdbeschermer beschikbaar was de afgelopen maanden, er vanuit de hulpverlening geen zorgsignalen, maar juist positieve ontwikkelingen worden gemeld en dat er niet langer sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Het voorgaande betekent volgens het hof dat de ondertoezichtstelling kan worden afgesloten.
5.5.
Het hof zal de ondertoezichtstelling daarom vanaf de datum van deze beschikking beëindigen. Met andere woorden: het hof zal het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen voor de periode vanaf heden.
Proceskosten
5.6.
Gelet op de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 februari 2025 over de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot heden;
6.2.
vernietigt die beschikking met ingang van de datum van deze beschikking en beslist:
6.3.
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] met ingang van heden alsnog af;
6.4.
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K.A.M. van Os-ten Have en K. Hermsen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW
2.artikel 1:260 lid 1 BW