ECLI:NL:GHARL:2025:3474

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
21-005556-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in een woning door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1992, werd samen met haar broer beschuldigd van een poging tot diefstal in een woning. Het hof oordeelde dat de verdachte en haar broer zich op 4 maart 2023 zonder toestemming in een appartementencomplex bevonden en dat hun gedragingen, zoals het wegnemen van beveiligingscamera's en het betreden van de centrale hal, wezenlijk duiden op een poging tot inbraak. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat zij slechts een spelletje aan het spelen waren, en concludeerde dat er sprake was van een gecoördineerde actie met een duidelijke taakverdeling. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander tenlastegelegd feit. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf op van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat een machtiging ontbrak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005556-23
Uitspraak d.d.: 4 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 20 november 2023 met parketnummer 18-124936-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. G. Bakker, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij het vonnis van 20 november 2023 de verdachte van hetgeen aan haar onder 2 is tenlastegelegd veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Verder heeft de politierechter de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat de bewezenverklaring van de politierechter niet correspondeert met de in de aantekening mondeling vonnis opgenomen pleegdatum. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde – tenlastegelegd dat:
2.
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 4 maart 2023 te [plaats] , [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aldaar aan of bij de [straat] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), (een) goed(eren) van haar verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de bewoners van het appartementencomplex aan de [straat] en/of [benadeelde partij] ", in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen Immers hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar:
- meerdere, althans een, (beveiligings)camera heeft weggedraaid, en/of
- een of meerdere kledingstukken (muts/pantykous/handschoenen) heeft meegenomen, en/of - een (beveiligings)camera heeft vernield, en/of
- de centrale hal van het pand aan de [straat] heeft betreden en/of
- ( zoekend) (met een lange zwarte muts of pantykous althans een gezichtsbedekkend voorwerp) door het pand heeft gelopen, en/of
- een of meer (centrale)deuren heeft geopend, en/of
- aan een of meer (deur)klinken van de kamers van bewoners heeft gevoeld, en/of
- een deur op het nachtschoot heeft gezet terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Primair heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de verdachte niet de intentie had om een diefstal te plegen maar slechts een spelletje aan het spelen was met haar broer dat tot doel had om zo snel mogelijk ongezien van de ene kant naar de andere kant van het gebouw te komen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op de geringe rol van de verdachte, geen sprake is geweest van een nauwe en een bewuste samenwerking en dat er bovendien geen sprake is geweest van een begin van uitvoering van een poging tot diefstal.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Op camerabeelden is volgens de beschrijving ervan te zien dat de verdachte en haar broer op 4 maart 2023 zowel ’s middags als ’s avonds gezamenlijk het [appartementencomplex] betreden. Waar de verdachte in de middag nog een groene parkajas met een grote knalroze bontkraag draagt, draagt zij in de avond geheel zwarte kleding en doet zij bij binnenkomst zwarte handschoenen aan. Haar broer is ’s avonds eveneens in het donker gekleed en loopt op enig moment met gezichtsbedekkende kleding door het gebouw. Terwijl zowel de verdachte als haar broer spiedend rondkijkend door het gebouw lopen, worden er door beiden deuren geopend die vervolgens weer gecontroleerd worden gesloten. De broer van de verdachte voelt aan deurklinken en de verdachte zet een half uur voordat de toegangsdeur op slot gaat de buitendeur op het nachtschoot. Daarnaast slaat de broer van de verdachte een camera van de muur en maakt hij zorgvuldig een deurklink schoon met een doek die hij in zijn handen heeft.
Gezien deze feiten en omstandigheden acht het hof het alternatieve scenario, te weten dat de verdachte en haar broer slechts een spelletje aan het spelen waren dat tot doel had om zo snel mogelijk ongezien van de ene kant naar de andere kant van het gebouw te komen, niet aannemelijk, mede in aanmerking nemend de leeftijd van de verdachte en haar broer (respectievelijk 30 en 36 jaar), op grond waarvan dergelijk speelgedrag niet op voorhand aannemelijk is, en het feit dat laatstgenoemde een historie had als veelpleger. Het dossier biedt geen enkele steun voor de alternatieve lezing van hetgeen op de beschreven camerabeelden te zien is. De gedragingen van de verdachte en haar broer zijn daarentegen wel passend bij een inbraak, waarbij gecoördineerd en volgens een onderlinge taakverdeling wordt gehandeld en waarbij ieder een deel van het uitkijkwerk en het voelen aan of openen dan wel sluiten van deuren op zich neemt.
Poging tot diefstal
De hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte en haar medeverdachte zijn aan te merken als een begin van uitvoering van een poging tot diefstal, nu zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf.
Medeplegen
Vooropgesteld wordt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Gelet op de hiervoor beschreven en vastgestelde gedragingen is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar broer die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, onder meer bestaande uit het samen binnenkomen en weer weggaan, het spiedend rondkijken en het openen en gecontroleerd sluiten van deuren. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met haar broer schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in een woning, waar zij zich buiten weten of zonder de wil van de rechthebbenden bevonden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij op 4 maart 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om in een woning en op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aldaar aan de [straat] , alwaar verdachte en haar mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, (een) goed(eren) van haar verdachtes gading dat/die geheel of ten dele aan de bewoners van het appartementencomplex aan de [straat] en [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s), toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen. Immers hebben verdachte en haar mededader toen aldaar:
- een camera weggedraaid, en
- meerdere kledingstukken (muts/pantykous/handschoenen) meegenomen, en
- een camera vernield, en
- de centrale hal van het pand aan de [straat] betreden en
- zoekend (met een gezichtsbedekkend voorwerp) door het pand gelopen, en
- ( centrale) deuren geopend, en
- aan (deur)klinken gevoeld, en
- een deur op het nachtschoot gezet terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen haar broer schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in een woning. Hierbij is schade aan het appartementencomplex toegebracht. De verdachte heeft er met haar handelen blijk van gegeven zich weinig aan te trekken van de eigendomsrechten, privacy en veiligheidsgevoelens van de bewoners terwijl een woning juist de plek is waar men zich bij uitstek veilig behoort te voelen. De verdachte geeft geen blijk van inzicht in haar handelen en neemt geen verantwoordelijkheid.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte van 17 april 2025, waaruit blijkt dat zij in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder diefstallen.
Verder neemt het hof in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze blijken uit het dossier en ter zitting naar voren zijn gebracht.
Alles afwegend acht het hof een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, bestaande uit een bedrag van € 197,00 aan materiële schade. De benadeelde partij is in de vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Doordat bij de vordering van de benadeelde partij een machtiging ontbreekt, kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen. De benadeelde partij kan deze vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.E. de Boer, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. P.S. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. van der Zwaag, griffier,
en op 4 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.