ECLI:NL:GHARL:2025:3487

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
21-002404-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake dwang jegens een kwetsbare cliënt in zorginstelling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een stagiair in een zorginstelling, is beschuldigd van het wederrechtelijk dwingen van een kwetsbare cliënt, [benadeelde], die leed aan een psychogeriatrische aandoening. De feiten vonden plaats op 22 maart 2023, toen de verdachte een zwartkleurige koker tegen het hoofd en in de mond van [benadeelde] duwde, terwijl hij dit filmde. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk heeft gehandeld. De verdachte heeft erkend de handelingen te hebben verricht, maar voerde aan dat hij niet schuldig was aan normoverschrijding. Het hof oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dwang en dat zijn handelen een ernstige aantasting van de persoonlijke vrijheid van [benadeelde] vormde. De verdachte werd veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002404-24
Uitspraak d.d.: 6 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 29 mei 2024 met parketnummer
16-114855-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal, alsmede van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Finani, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld voor hetgeen hem is tenlastegelegd (dwang)
tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Verder heeft de politierechter het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 22 maart 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, meermalen, althans eenmaal, een ander, te weten [benadeelde] (een cliënt van de zorginstelling [zorginstelling] ),
in ieder geval een persoon, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of medeverdachte (al dan niet terwijl hij, verdachte, dit filmde), een zwartkleurige koker, althans een (langwerpig) voorwerp, welke verdachte en/of medeverdachte voor zijn/haar/hun kruis/geslachtsdeel hield(en), tegen het hoofd van die [benadeelde] geduwd en/of (vervolgens) dat voorwerp naar de mond van die [benadeelde] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) in de mond van die [benadeelde] gestopt/geduwd, (al dan niet) terwijl verdachte en/of medeverdachte wist(en) dat die [benadeelde] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De bewijsmiddelen

Het hof komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en bezigt in verband hiermee de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2023, opgenomen op p. 128 van het dossier van Politie Eenheid [regio] met nummer PL0900-2023120406 (onderzoek Erato), inhoudend als relaas van verbalisant:
Onder Video’s zag ik een filmpje met een duur van 10 seconden met de naam Snapchat 102548010.mp4. Ik zag dat er onder modified de datum 22-3-2023 met het tijdstip 13:00:15 uur stond. Ik zag dat er een zwarte koker ter hoogte van het geslachtsdeel werd gehouden van degene die het filmpje maakte. Ik zag dat er richting een bejaarde vrouw werd gelopen met de zwarte koker op dezelfde plek. Ik zag dat de koker tegen het hoofd van de bejaarde vrouw werd geduwd. Ik zag dat de bejaarde vrouw omhoog keek, waarna de koker in de mond van de bejaarde vrouw werd geduwd. Ik zag dat de bejaarde vrouw op de koker beet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
4 mei 2023, opgenomen op p. 36, p. 38 en p. 44 van het dossier van Politie Eenheid [regio] met nummer PL0900-2023120406 (onderzoek Erato), inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Waar loop je op dit moment stage?
A: [zorginstelling] in [plaats] ?
(…)
V: Wat voor mensen wonen er op de afdeling?
A: Dementerende mensen.
V: Wat is volgens jou dementie?
A: Dat ze vergeetachtig zijn, dat ze niet meer weten wat zij in het dagelijks leven doen.
(…)
V: Waarom breng je het voorwerp gedeeltelijk in de mond van de vrouw?
A: Zij bijt op alles, dus ik ging gewoon zo maar naar haar mond.
3. De door verdachte ter terechtzitting van het hof op 23 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 22 maart 2023 te [plaats] een filmpje heb gemaakt van een cliënt van zorginstelling [zorginstelling] , De vrouw in het filmpje is [benadeelde] en ik ben de andere persoon in het filmpje. Zij woonde op de psychogeriatrische afdeling vanwege dementie. Terwijl ik filmde heb ik een zwartkleurige koker welke ik voor mijn kruis hield, tegen het hoofd van [benadeelde] geduwd. Vervolgens heb ik dat voorwerp naar de mond van [benadeelde] gebracht en in haar mond geduwd. Ik wist dat het om een demente en kwetsbare vrouw ging. Ik had eerder gezien dat een collega hetzelfde deed bij deze vrouw. Ik heb haar niet om toestemming gevraagd om deze handelingen bij haar te verrichten, omdat zij dat niet zou begrijpen vanwege de dementie. [benadeelde] had niet eens door wat ik aan het doen was.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt verweten dat hij op 22 maart 2023 te [plaats] door een feitelijkheid gericht tegen [benadeelde] – terwijl zij was opgenomen in een zorginstelling voor ouderen – haar wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, terwijl hij wist dat [benadeelde] aan een psychogeriatrische aandoening leed en dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van hetgeen verdachte is tenlastegelegd.
Standpunt van de verdediging
Verdachte bekent de tenlastegelegde handelingen te hebben verricht. De raadsvrouw heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte echter vanwege een andere juridische duiding moet worden vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd. Hiertoe is aangevoerd dat de gestelde normoverschrijding niet van dien aard is dat sprake is van wederrechtelijk handelen, althans van dwang. Verder is aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling verkeerde en mocht verkeren dat hij zich met zijn handelen – passend binnen de (verwerpelijke) bedrijfscultuur van zorginstelling [zorginstelling] waarbij collega's soortgelijke handelingen verrichtten en hij zich als jonge uit [land] afkomstige meelopende stagiair – niet schuldig maakte aan enige normoverschrijding en dat van voorwaardelijk opzet geen sprake is.
Oordeel van het hof
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat mevrouw [benadeelde] bij zorginstelling [zorginstelling] op de psychogeriatrische afdeling woonde vanwege dementie. [benadeelde] verkeerde in een zeer kwetsbare en afhankelijke positie. Verdachte was één van haar verzorgers en heeft op 22 maart 2023 een koker voor zijn geslachtsdeel gehouden en vervolgens de koker tegen het hoofd en in de mond van [benadeelde] geduwd, terwijl hij dat filmde. Het hof is van oordeel dat hierbij sprake is van onverhoeds gedrag door verdachte met een seksuele connotatie ten aanzien van een hulpbehoevend persoon. [benadeelde] begreep vanwege de dementie niet wat haar overkwam en heeft voor deze handelswijze geen toestemming verleend. Het hof is van oordeel dat het handelen van verdachte onder de zojuist omschreven omstandigheden – anders dan de raadsvrouw heeft betoogd – wel degelijk een ernstige aantasting van de persoonlijke vrijheid vormt en een aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid oplevert en dat verdachte het slachtoffer wederrechtelijk heeft gedwongen die handelingen te dulden.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen ook de voor een bewezenverklaring van dwang vereiste opzet van verdachte gericht op de feitelijke handelingen die hij heeft verricht en op de wederrechtelijkheid daarvan. Verdachte handelde doelbewust en wist hoe het slachtoffer zou reageren op zijn handelingen, zo blijkt uit de beschrijving van het door hem gemaakte filmpje van zijn gedragingen en zijn verklaring bij de politie en ter terechtzitting bij het hof. Daarbij wist hij dat [benadeelde] dement was en had hij haar geen toestemming gevraagd voor zijn handelen, naar eigen zeggen zou zij dat niet zo hebben begrepen en had zij niet door wat hij aan het doen was. Op de vraag tijdens het politieverhoor, hoe hij het zou vinden wanneer een en ander zou hebben plaatsgevonden bij een van zijn familieleden, heeft verdachte verklaard ‘dat belachelijk te vinden en dat niet te kunnen accepteren’. Het hof leidt uit het voorgaande af dat verdachte zowel opzet op zijn handelingen als ook op de wederrechtelijkheid daarvan heeft gehad. Dat collega's ook dergelijke handelingen zouden hebben verricht kan niet tot een ander oordeel leiden, ook niet in het licht van hetgeen is aangevoerd door de verdediging omtrent de achtergrond van verdachte en zijn positie als stagiair.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat bij het begaan van het delict sprake is geweest van een voor medeplegen voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Om die reden spreekt het hof verdachte vrij van het tenlastegelegde medeplegen.
Conclusie
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in alle onderdelen. Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 maart 2023 te [plaats] een ander, te weten [benadeelde] (een cliënt van de zorginstelling
[zorginstelling] ), door een feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte (terwijl hij dit filmde), een zwartkleurige koker welke verdachte voor zijn kruis hield, tegen het hoofd van die [benadeelde] geduwd en vervolgens dat voorwerp naar de mond van die [benadeelde] gebracht en vervolgens in de mond van die [benadeelde] geduwd, terwijl verdachte wist dat die [benadeelde] aan een psychogeriatrische aandoening leed en dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor hetgeen hem is tenlastegelegd wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval het hof komt tot een bewezenverklaring, bepleit dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de jonge leeftijd van verdachte in combinatie met zijn toekomstplannen, de uitkomsten van de NIFP-rapportage en het feit dat de medeverdachte is vrijgesproken in eerste aanleg.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De politierechter heeft in het vonnis ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen (cursief opgenomen):
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dwang. Hij heeft een zwarte koker voor zijn geslachtsdeel gehouden en deze koker vervolgens tegen het hoofd en in de mond van een bejaarde en dementerende vrouw geduwd. Verdachte was op dat moment werkzaam als stagiaire in het zorgcentrum. Van hem werd juist verwacht dat hij voor de vrouw zou zorgen. Door aldus te handelen heeft verdachte zowel strafrechtelijke als morele grenzen overschreden.
Vanuit een oogpunt van normhandhaving komen voor dit soort feiten gevangenisstraffen in beeld, te meer nu verdachte deze 'grap' niet alleen heeft bedacht en uitgevoerd, maar ook heeft opgenomen en een filmpje ervan heeft verspreid in een snapchat-groep.
De politierechter heeft echter ook gelet op de persoon van verdachte. Verdachte heeft een blanco strafblad. Hij is onderzocht door een psycholoog en daarbij zijn geen psychische stoornissen of (seksuele) afwijkingen geconstateerd. Verdachte heeft een bewogen leven achter de rug, maar blijkens de reclasseringsrapportage zijn er niet of nauwelijks problemen op de verschillende leefgebieden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
Al het bovenstaande afwegende, zal de politierechter geen gevangenisstraf opleggen en zich aansluiten bij de eis van de officier van justitie. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen.
Het hof neemt deze overwegingen van de politierechter over en sluit aan bij de eis van de officier van justitie en de advocaat-generaal. Hetgeen de raadsvrouw in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de strafmaat, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren een passende en noodzakelijke bestraffing. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht dient hierop in mindering te worden gebracht.

Beslag

De politie heeft op 4 mei 2023 een smartphone van verdachte in beslag genomen, te weten een Samsung, type SM-G991B.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de in beslag genomen smartphone wordt onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de in beslag genomen smartphone van verdachte.
Oordeel van het hof
Het hof verklaart de in beslag genomen en nog niet teruggegeven smartphone verbeurd,
nu het bewezenverklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a en 284 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 smartphone, merk Samsung, type SM-G991B, goednummer [goednummer] .
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. F.E.J. Goffin en mr. R. Godthelp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 6 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.