In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 januari 2025 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd tot 20 juli 2025. De moeder heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de machtiging af te wijzen. De GI heeft verweer gevoerd en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [de minderjarige1] is geboren in 2019 en staat sinds januari 2022 onder toezicht. De moeder heeft nog twee andere minderjarige kinderen. De uithuisplaatsing van [de minderjarige1] is in het verleden meerdere keren verlengd, en de moeder heeft een laatste kans gekregen om haar opvoedvaardigheden te verbeteren door middel van een ouderschapsbeoordeling en een opname bij GGZ Drenthe. Deze opname is echter vroegtijdig beëindigd vanwege een positieve cocaïnetest van de moeder.
Het hof heeft geoordeeld dat de zorgen van de GI over de veiligheid van [de minderjarige1] bij de moeder voortkomen uit het feit dat de moeder niet in staat is gebleken om bestaande patronen te doorbreken. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, omdat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en deze noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1]. Het hof heeft de GI aangespoord om actiever te werken aan een thuisplaatsing van de kinderen en de moeder beter te begeleiden in haar behandeling.