“Op dinsdag 10 januari 2023 ben ik een [project] begonnen via een bedrijf genaamd Rhodos (…) voor een zwembad en [de] techniek. Ik moest dit project realiseren bij de heer [de opdrachtgever] aan de [adres] in [woonplaats1] . De heer [de opdrachtgever] was tevreden over mijn werkzaamheden.
Toen ik het bad en [de] techniek geplaatst had was het tijd om het bad aan te vullen om daarna een betonrand om het bad te storten. De onderaannemer die deze betonrand zou storten wilde dit niet doen omdat hij geen vertrouwen had in het aanvulmateriaal. Hierdoor kreeg de heer [de opdrachtgever] woorden met Rhodos. De heer [de opdrachtgever] is vervolgens op dinsdag 7 februari 2023 naar Rhodos in Weesp gereden om de verkoper een klap te verkopen. De heer [de opdrachtgever] heeft ook nog diverse vernielingen verricht bij Rhodos.
Omdat de onderaannemer de betonrand niet wilde storten heeft de heer [de opdrachtgever] aan mij gevraagd of ik de betonrand zo spoedig mogelijk wilde storten. Ik gaf aan dat ik dat wel wilde. Op woensdag 8 februari 2023 zijn wij begonnen om de betonrand te storten tot en met vrijdag 10 februari 2023. Toen wij hiermee klaar waren vroeg de heer [de opdrachtgever] mij of ik ook de randstenen en de terrastegels wilde leggen bij het zwembad. Ik gaf aan dat ik dat wel wilde doen. Ik ben toen met een onderaannemer gaan kijken en die zou het gaan leggen. Uiteindelijk gooide deze onderaannemer er met de pet [naar]. Ik bleef in gesprek met de heer [de opdrachtgever] om het probleem op te lossen.
Toen het project bijna klaar was belde de heer [de opdrachtgever] mij op. Ik hoorde de heer [de opdrachtgever] zeggen dat de onderaannemer niet op was komen dagen. Ik hoorde de heer [de opdrachtgever] zeggen dat hij zijn geld terug wilde hebben. De heer [de opdrachtgever] zei letterlijk tegen mij als ik zijn geld niet terug gaf hij mij dood zou schieten en dat hij wel iemand langs mijn huis zou sturen om het geld op te halen. Mijn vriendin heeft dit ook gehoord. Ik had namelijk mijn telefoon op de luidspreker staan. Zij kan het verhaal beamen. Ik heb het gesprek gelijk [beëindigd].
De heer [de opdrachtgever] heeft mij nog een paar keer gebeld. Ik ben er toen met een onderaannemer naartoe gegaan. Ik heb gevraagd aan de heer [de opdrachtgever] wat hij wilde. Ik hoorde de heer [de opdrachtgever] zeggen: “maak maar een voorstel op de mail. Je moet alles eraf halen en het geld van de arbeid terugstorten. Alle tegels wat kapot gaat door het verwijderen moet vergoed worden”. Ik zei tegen de heer [de opdrachtgever] : “oke”. Ik zei alleen maar oke omdat het voorstel uit bedreiging tot stand was gekomen.
Op maandag 17 april 2023 heb [ik] een voorstel doorgemaild naar de heer [de opdrachtgever] . Daar ging de heer [de opdrachtgever] mee akkoord. Ongeveer twee à drie dagen later hoorde ik dat de tegels waren verwijderd. Nadat de tegels waren verwijderd was de heer [de opdrachtgever] niet tevreden. De heer [de opdrachtgever] kwam toen met een herstelpost dat ik hem 30.000 euro moest betalen. Ik heb toen mijn vader om raad gevraagd. Mijn vader zei gelijk ik ga een advocaat inschakelen.
Op maandag 22 mei 2023 is er een monteur van Rhodos naar de heer [de opdrachtgever] geweest. Er moest nog een compressor ergens tussen geplaatst worden. Ik mocht dat niet meer doen vandaar een monteur van Rhodos. De heer [de opdrachtgever] had tegen de monteur gezegd: “dat als hij mij voor de auto kreeg, hij mij dood zou rijden”.
(…)
Ik doe mijn aangifte omdat de heer [de opdrachtgever] mij bedreigd heeft met de dood. Ook omdat ik bang ben dat hij naar mijn woning komt en mijn vriendin wat aan doet. De heer [de opdrachtgever] is [de] sterkste man van Nederland geweest. Hij is erg groot en sterk. Ik zou mij niet tegen hem kunnen verdedigen en [hij] voegt woord bij daad. Hij is namelijk ook bij Rhodos geweest om iemand in elkaar te slaan.”