ECLI:NL:GHARL:2025:3573

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
W200.355.291 en W200.355.292
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verschoningsverzoek wegens gebrek aan objectieve vrees voor vooringenomenheid

Op 11 juni 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een beslissing genomen op een verzoek tot verschoning van een raadsheer-plaatsvervanger in een belastingzaak. De verzoekster had verzocht zich te mogen verschonen van de behandeling van de zaken, omdat zij samen met de gemachtigde van de belanghebbende een cursus procesvoering verzorgt. Dit zou volgens haar een reden zijn voor een vrees voor vooringenomenheid. De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken heeft echter geoordeeld dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestaat. De kamer heeft vastgesteld dat de verzoekster slechts incidenteel contact heeft met de gemachtigde en dat dit contact niet van invloed is op haar onpartijdigheid. De kamer heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat de cursus geen verband houdt met de onderhavige belastingzaken. Gelet op deze overwegingen heeft de kamer het verzoek tot verschoning afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
zaaknummers W200.355.291/01 en W200.355.292/01
datum beslissing:
11 juni 2025
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
op het verzoek zich te mogen verschonen, gedaan door
[verzoekster](hierna: verzoekster),
raadsheer-plaatsvervanger in dit gerechtshof
1.
De procedure
1.1. Bij de belastingkamer van het Hof zijn procedures aanhangig die zijn ingeschreven onder de nummers BK-ARN 23/2623 en BK-ARN 23/2624 tot en met 23/2627.
1.2. Bij bericht van 24 april 2025 zijn partijen uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op 17 juni 2025. Verzoekster maakt deel uit van de meervoudige belastingkamer die de hiervoor genoemde zaken behandelt.
1.3. Verzoekster heeft per e-mailbericht van 3 juni 2025 verzocht zich in deze procedures te mogen verschonen en heeft dat verzoek per e-mailbericht van 5 juni 2025 op verzoek van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken nader toegelicht.
1.4. De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken is van oordeel dat een mondelinge behandeling van het verschoningsverzoek niet noodzakelijk is.

2.Beoordeling van het verschoningsverzoek

2.1.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft verzoekster aangevoerd dat zij sinds vorig jaar eenmaal per jaar samen met de gemachtigde van de belanghebbende in de onderhavige procedure het ochtenddeel van de cursus procesvoering verzorgt voor de [naam1] ( [naam1] ), het opleidingsinstituut van [naam2] ( [naam2] ). Daarnaast heeft verzoekster eerder dit jaar contact opgenomen met de gemachtigde in verband met het updaten van de syllabus, waarbij zij de gemachtigde heeft gevraagd lesmateriaal te sturen om in de syllabus op te nemen. Aldus voelt verzoekster zich niet vrij om de zaken te behandelen.
2.2.
De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken overweegt als volgt. Op grond van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten en omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3.
Vooropgesteld wordt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is (zie o.a. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, r.o. 4.2.1 en HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:87, r.o. 3.4).
2.4.
De beoordeling of de hiervoor genoemde vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is, hangt af van diverse omstandigheden (zie HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:87, r.o. 3.7). De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken is van oordeel dat in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd geen aanwijzing is te ontlenen dat zij niet onpartijdig is, althans dat die schijn kan zijn gewekt. Daarbij neemt de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken in aanmerking dat verzoekster slechts incidenteel contact heeft met de gemachtigde, dat het gaat om een professioneel gemachtigde – een overige procesdeelnemer – en niet om een procespartij, en dat de betreffende cursus (procesvoering) geen verband houdt met de onderhavige zaken waarin aanslagen vennootschapsbelasting in geschil zijn.
2.5.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken geen gerechtvaardigde grond voor verschoning. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

3.De beslissing

De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken:
– wijst het door [verzoekster] gedane verzoek tot verschoning af, en
– beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en de partijen in de hoofdzaken.
Aldus gedaan te Arnhem door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. M.L. van der Bel en mr. M. Keppels, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.
(E.D. Postema) (M.G.J.M. van Kempen)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).