ECLI:NL:GHARL:2025:3694

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
200.345.516
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling na scheiding ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over drie minderjarige kinderen, geboren in 2010, 2012 en 2015. De vader en moeder, die gescheiden zijn, hadden tot de bestreden beschikking gezamenlijk gezag over de kinderen. De moeder verzocht de rechtbank om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen met het gezag te belasten, wat de rechtbank op 6 juni 2024 heeft toegewezen. De vader ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij vijf grieven indiende. Het hof heeft de procedure in hoger beroep besproken, waarbij de ouders en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat de kinderen klem zitten tussen de ouders. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft gekregen. Tevens is een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de veertien dagen een weekend bij de vader verblijven en aanvullende afspraken zijn gemaakt voor doordeweekse bezoeken. Het hof heeft geoordeeld dat de omgangsregeling in het belang van de kinderen is en dat de moeder alleen het gezag moet uitoefenen om stabiliteit en duidelijkheid voor de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.516
(zaaknummer rechtbank Gelderland 418237)
beschikking van 19 juni 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. Anik,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.W.F. Rouwette.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 juli 2023 en 6 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 6 juni 2024 zal hierna worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 september 2024;
- een journaalbericht van mr. Anik van 27 september 2024 met een productie;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Anik van 1 mei 2025 met producties;
- een journaalbericht van mr. Rouwette van 1 mei 2025 met producties.
2.2
Op 12 mei 2025 zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verschenen, die buiten aanwezigheid van de vader en de moeder door een raadsheer en griffier van het hof zijn gehoord.
2.3
De zitting was op 13 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 in [woonplaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in Apeldoorn;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2015 in [woonplaats1] .
3.2
De vader heeft de kinderen erkend. Tot de bestreden beschikking hadden de ouders samen het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van 28 april 2021 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.
3.4
De moeder heeft de rechtbank verzocht om het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen te beëindigen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten. Daarnaast heeft de moeder de rechtbank verzocht om de vastgestelde zorgregeling en de zomervakantieregeling te wijzigen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en bepaald dat de moeder voortaan alleen het gezag heeft. Daarnaast heeft de rechtbank de volgende omgangsregeling tussen de kinderen en de vader vastgesteld:
- [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven een weekend per veertien dagen, vanaf
- zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader;
- aanvullend verblijft [de minderjarige2] elke dinsdag na school tot de voetbaltraining bij de vader en
verblijft [de minderjarige3] elke woensdag na school tot donderdagochtend naar school bij de vader.
Verder heeft de rechtbank de volgende zomervakantieregeling vastgesteld:
- [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven in de even jaren tijdens de eerste drie vakantieweken
- bij de moeder;
- in de daaropvolgende twee vakantieweken verblijven de kinderen bij de vader;
- in de laatste vakantieweek verblijven de kinderen bij de moeder;
- in de oneven jaren verblijven de kinderen in de eerste drie vakantieweken bij de vader en in de laatste drie vakantieweken bij de moeder.
4.2
De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Met deze grieven beoogt hij het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De eerste grief ziet op het toelaten van het aanvullende verzoekschrift van de moeder van 2 november 2023 en de procesgang bij de rechtbank. De tweede grief ziet op het gewijzigde advies van de raad. De derde grief ziet op het toewijzen van het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezag van de vader. De vierde grief ziet op de vastgestelde zorgregeling en de vijfde grief ziet op de vastgestelde zomervakantieregeling.
De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de oorspronkelijke verzoeken van de moeder alsnog af te wijzen. De vader heeft ook een voorwaardelijk verzoek ingediend: als het hof de zorgregeling die bij de beschikking van 28 april 2021 is vastgesteld zal wijzigen, verzoekt de vader het hof om een zorgregeling vast te stellen waarbij minimaal drie dagen per week contact is tussen de vader en de kinderen.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof om de grieven van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De bezwaren van de vader over het verloop van de procedure bij de rechtbank
De standpunten van de vader en de moeder
5.1
De vader stelt dat de moeder ná de mondelinge behandeling van 13 juli 2023 nieuwe verzoeken heeft ingediend. De vader heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De verzoeken zijn immers niet op de mondelinge behandeling van 13 juli 2023 behandeld, waardoor hij zich niet over de verzoeken heeft kunnen uitlaten en het recht op hoor en wederhoor is geschonden. De vader verzoekt het hof om het aanvullende verzoekschrift van de moeder van 2 november 2023 buiten beschouwing te laten. Daarnaast heeft de vader bezwaren tegen het gewijzigde advies van de raad. In het raadsrapport van 23 februari 2024 heeft de raad geadviseerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden. Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft de zittingsvertegenwoordiger van de raad dat advies gewijzigd, na sturende vragen van de rechtbank. De vader had de gelegenheid moeten krijgen om hierop effectief en schriftelijk te kunnen reageren. De vader verzoekt het hof om het gewijzigde advies van de raad buiten beschouwing te laten en het oorspronkelijke advies uit het raadsrapport te laten prevaleren.
5.2
De moeder voert verweer. Zij voert aan dat uit artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat aanvullende verzoeken zijn toegestaan, zolang de rechtbank geen eindbeschikking heeft gegeven. Daarnaast is de vader, ook tijdens de zitting van 21 mei 2024, in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren.
Verder voert de moeder aan dat het advies van de raad is gewijzigd door de houding van de vader ten opzichte van de toestemmingsformulieren voor het voetbalkamp van [de minderjarige2] . Als de raad nieuwe informatie heeft gekregen, mag de raad daardoor een advies wijzigen.
Het oordeel van het hof
5.3
Het hof gaat niet mee in de bezwaren van de vader. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling de bezwaren van de vader tegen de procesgang in eerste aanleg besproken. In hoger beroep is het geschil tussen de ouders in zijn geheel voorgelegd. De ouders hebben dus in hoger beroep de gelegenheid gehad om op elkaar te reageren en verweer te voeren. Daarmee zijn in hoger beroep de eventuele omissies in eerste aanleg hersteld. Over het gewijzigde advies van de raad overweegt het hof dat de raad tijdens zitting een adviserende rol heeft. Als nieuwe informatie beschikbaar is, kan een zittingsvertegenwoordiger van de raad tijdens de zitting een eerder gegeven advies aanpassen. Bij de rechtbank heeft de zittingsvertegenwoordiger het gewijzigde advies onderbouwd. Het hof ziet dan ook geen reden om dit advies buiten beschouwing te laten. De eerste en de tweede grief van de vader falen.
Het gezag over de kinderen
Juridisch kader
5.4
Volgens artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar getrouwde ouders, of van een van hen, het gezamenlijk gezag beëindigen als daarna de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt als:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten van de vader en de moeder
5.5
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank om de moeder alleen met het gezag te belasten. De rechtbank heeft niet gemotiveerd waarom het oorspronkelijke raadsadvies waarin staat dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven niet wordt gevolgd. In dat raadsrapport wordt geconcludeerd dat de ouders niet met elkaar communiceren. De rechtbank baseert zich op het incident over het voetbalkamp van [de minderjarige2] . Als er hierdoor al een communicatiestoornis zou zijn en [de minderjarige2] hierdoor klem zou komen te zitten, had de rechtbank dit niet mogen gebruiken als argument voor een gezagswijziging. In het raadsrapport worden de ouders namelijk verwezen naar [naam1] ( [naam1] ) in [woonplaats1] . De raad verwacht dat met inzet van deze hulpverlening een betere communicatie tussen de ouders tot stand kan komen. De rechtbank heeft het raadsrapport niet bij de beslissing betrokken en heeft het gewijzigde advies van de raad niet beoordeeld. Er is sprake van een onzorgvuldige en ongemotiveerde beslissing. De WhatsApp-berichten die de moeder aanlevert, waaruit zou blijken dat de vader niet reageert, zijn onvolledig. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag te belasten alsnog af te wijzen.
5.6
De moeder voert verweer. Zij voert aan dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen het gezag heeft. Uit de beschikking van 28 april 2021 blijkt dat de raad toen al zag dat de communicatie tussen de ouders slecht is en dat hulpverlening niet tot verbetering heeft geleid. Daarna is er hulpverlening via [naam2] ingezet. Dit heeft ook niet tot verbetering geleid, omdat de vader niet of pas laat reageerde op voorgestelde afspraken en de vader vervolgens afspraken vanwege zijn werk heeft afgezegd. De moeder heeft het traject Parralel Solo Ouderschap afgerond. De vader is nog niet gestart. Gezagsbeslissingen werden door de vader onmogelijk gemaakt, omdat hij blokkades opwierp voor vakanties, het voetbalkamp van [de minderjarige2] , de afgifte van identiteitsbewijzen, medische ingrepen en hulpverlening voor de kinderen. De moeder heeft met de vader willen overleggen, maar dit heeft niet tot resultaat geleid, net als de gesprekken met aanwezigheid van de advocaten. Sinds de bestreden beschikking kan de moeder adequaat handelen. Zo is een dyslexiescreening voor [de minderjarige2] opgestart en kan de moeder vakanties regelen, zonder tussenkomst van de rechtbank. Dit heeft bij de kinderen en de moeder voor rust en duidelijkheid gezorgd. De moeder vraagt het hof daarom de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het advies van de raad
5.7
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, zodat de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft. De ingezette hulpverlening heeft niets opgeleverd. Het lukt de ouders al jaren niet om tot overleg te komen, waardoor alle communicatie via de kinderen gaat. De zittingen over het verlenen van vervangende toestemming hebben ook niet voor een verandering gezorgd. De kinderen hebben in het gesprek met het hof, zoals door het hof is verteld bij de aanvang van de mondelinge behandeling, aangegeven dat niet alles wat is besproken ook aan de ouders mag worden verteld. Dat is een signaal dat de kinderen last hebben van de situatie en klem zitten tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat om het gezag gezamenlijk uit te oefenen. Het is in het belang van de kinderen dat het gezag alleen bij de moeder blijft.
Het oordeel van het hof
5.8
Net als de rechtbank en in overeenstemming met het advies van de raad, is het hof van oordeel dat de moeder alleen met het gezag over de kinderen moet worden belast. De kinderen zitten klem tussen de ouders en het is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in komt. Daarnaast is het ook in het belang van de kinderen dat de moeder alleen het gezag heeft. Het hof baseert dit op het volgende.
5.9
Sinds het uiteengaan van de ouders in 2018 is sprake van een strijd tussen hen. Het lukt de ouders niet om in overleg met elkaar te komen en afspraken te maken. Dit heeft tot verschillende procedures geleid. Zo heeft de moeder vervangende toestemming moeten vragen voor hulpverlening voor [de minderjarige2] , het verkrijgen van identiteitsbewijzen voor de kinderen en vakanties in het buitenland. In de afgelopen jaren is met hulpverlening geprobeerd om aan de communicatieproblemen en het ontbreken van samenwerking te werken. Dit heeft niet voor het gewenste resultaat gezorgd. Ook nu lukt het de ouders niet om tot overleg te komen, zoals blijkt uit de discussies over het voetbalkamp en de dyslexietest van [de minderjarige2] . Dit zorgt voor stress en onduidelijkheid bij de kinderen. Uit het gesprek met de kinderen is duidelijk zichtbaar geworden dat de kinderen last hebben van de problemen tussen de ouders. De communicatie tussen de ouders verloopt via de kinderen. Dat beschadigt en belast de kinderen en zorgt dat zij klem komen te zitten tussen de ouders. Het hof vindt het zorgelijk dat niet alles wat de kinderen aan het hof hebben verteld ook aan de ouders mocht worden verteld. Ook dit wijst op het klem zitten van de kinderen.
5.1
Doordat de ouders niet tot gezamenlijke gezagsbeslissingen kunnen komen, heeft het nemen van beslissingen in het verleden vaak lang geduurd. Zo weten de kinderen vaak niet waar ze aan toe zijn als het gaat over vakanties en de inzet van hulpverlening. Deze onduidelijkheid is niet in het belang van de kinderen. Zij hebben behoefte aan rust, stabiliteit en duidelijkheid. In de stukken ziet het hof dat de communicatieproblemen vaak bij de vader ontstaan. Hij vertraagt of reageert niet op informatie of vragen van de moeder. Zo reageert de vader niet op de berichten van de moeder over de gesprekken op de school van [de minderjarige2] . De vader voert aan dat de gesprekken onvolledig zijn, maar heeft dit niet onderbouwd. Hij had de (volgens hem) volledige gesprekken kunnen overleggen, maar heeft dit niet gedaan. Daarnaast staat de moeder open voor hulpverlening en heeft zij inmiddels het traject Parallel Solo Ouderschap afgerond. De vader heeft zich hiervoor nog niet aangemeld. Op grond van wat hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat het ook in het belang van de kinderen is dat de moeder alleen het gezag heeft. Beslissingen over de kinderen kunnen dan worden genomen zonder dat daar een discussie of een gang naar de rechter aan voorafgaat.
5.11
Voor zover bij de vader de zorg bestaat dat hij, door de beëindiging van het gezamenlijk gezag, geen informatie over de kinderen meer krijgt, overweegt het hof het volgende. Op de moeder rust de wettelijke verplichting om de vader over de kinderen te blijven informeren. Overigens heeft het hof geen reden om aan te nemen dat de moeder de vader niet informeert. Uit het dossier blijkt dat de moeder, ook na de bestreden beschikking, de vader informeert over de gesprekken op de school van [de minderjarige2] .
De omgangs- en vakantieregeling tussen de vader en de kinderen
Juridisch kader
5.12
Sinds 6 juni 2024 is de moeder alleen belast met het gezag over de kinderen, zodat het hof de zorgregeling tussen de vader en de kinderen, zoals in de bestreden beschikking is vastgesteld, verder de
omgangsregelingzal noemen.
5.13
In artikel 1:377e BW staat dat de rechter op verzoek van (een van) de ouders een beslissing over de omgang kan wijzigen op de grond dat:
- de omstandigheden zijn gewijzigd, of
- dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De standpunten van de vader en de moeder
5.14
De vader is het niet eens met de omgangsregeling, zoals in de bestreden beschikking is vastgelegd. Volgens de vader zijn de communicatieproblemen tussen de ouders niet opeens ontstaan en kan dit geen reden zijn om de omgangsregeling te wijzigen. Als het een probleem zou zijn dat er middenin het weekend een wisseling plaatsvindt, had de vader graag hierover meegedacht. Hij zag drie weekenden in de maand de kinderen en nu nog maar twee weekenden, zonder daarin gecompenseerd te worden. Bovendien zijn de wisselmomenten gelijk gebleven. Alle kinderen kunnen van dinsdag tot donderdagochtend bij de vader verblijven. Het heeft weinig zin dat [de minderjarige2] op dinsdag effectief maar een uur bij de vader is. Dat is voor [de minderjarige2] meer rompslomp dan dat het hem of de vader iets oplevert. Verder is de praktijk voor [de minderjarige3] en [de minderjarige2] verwarrend: dinsdag haalt de vader [de minderjarige2] op van school. Hij ziet [de minderjarige3] dan en de vader moet dan tegen haar zeggen dat zij niet mee kan. Hetzelfde gebeurt op woensdag als [de minderjarige3] naar de vader gaat en [de minderjarige2] achterblijft. De vader gelooft niet dat de regeling is aangepast op verzoek van de kinderen. De kinderen vonden het raar dat de regeling is aangepast. De vader heeft in de procedure voorgesteld dat de kinderen van zondag tot en met woensdag bij hem zijn. Hij leest nergens terug dat de rechter deze optie heeft meegewogen in zijn beslissing. De vader stelt dat het verzoek van de moeder tot wijziging van de omgangsregeling moet worden afgewezen. De vader verzoekt het hof ook om het verzoek van de moeder over de vakantieregeling alsnog af te wijzen. De vader begrijpt dat de kinderen in de laatste week van de vakantie willen acclimatiseren. De ouder waar de kinderen in de laatste drie weken verblijven, moet met deze wens rekening houden. Hierover kunnen ouders via [naam2] in overleg.
5.15
De moeder voert verweer. Zij voert aan dat de oude regeling niet werkbaar was. Met deze regeling verschilde de verdeling van de zorgtaken per week. In verband met zijn werk kon de vader de regeling niet uitvoeren. De moeder komt de vader voor een deel tegemoet, maar de vader is vaak niet aanwezig en regelt geen oppas op de dagen waarop de moeder de zorg voor de kinderen niet van hem kan overnemen. Hierdoor blijft onrust ontstaan. De onrust vindt nu met name plaats in het weekend en niet doordeweeks, als de kinderen juist rust nodig hebben voor hun schoolgang en huiswerk. Het is daarom van belang dat de regeling, zoals vastgelegd in de bestreden beschikking, door blijft lopen. Als het verzoek van de vader wordt toegewezen, zal discussie ontstaan over de verdeling van de dagen in de week. Dit leidt tot onduidelijkheid en onrust bij de kinderen en is niet in hun belang. De kinderen zijn afhankelijk van hun ouders voor vervoer van en naar school, opvang en sportactiviteiten. Zij hebben er belang bij om duidelijkheid te hebben in hun dagelijkse bezigheden. Zij horen op tijd te weten hoe hun weken verlopen, wanneer zij hun vader zien, wanneer ze afspraken kunnen maken met vriendjes en wanneer zij waar verblijven. Bovendien hebben de kinderen aangegeven dat ze geen gesplitste weekenden willen. Ze willen in het weekend rust ervaren en willen geen spanningen hebben, die ontstaan door de wisselingen op zondagochtend.
Uit het raadsrapport blijkt dat zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] graag de laatste week van elke zomervakantie bij de moeder willen zijn, vanwege de rust voordat het nieuwe schooljaar begint en omdat drie weken bij de vader te lang is. Het is in het belang van de kinderen dat de vakantieregeling vaststaat en niet in overleg moet worden bepaald, gezien het gebrek aan overleg tussen de ouders. Door de huidige vakantieregeling weten zowel de ouders als de kinderen jaarlijks wie op welk moment voor de kinderen zorgt en kan iedere ouder op tijd vakantieplannen maken, zonder procedures te moeten voorbereiden voor het geval niet of niet op tijd afspraken kunnen worden gemaakt.
Het advies van de raad
5.16
De raad handhaaft het advies over de omgangs- en vakantieregeling. Dit advies is door de rechtbank in de bestreden beschikking overgenomen. De kinderen geven aan dat ze de omgangsregeling fijn vinden. Wanneer de ouders zouden moeten overleggen over de zomervakantie kan dit voor discussies en spanning voor de kinderen zorgen.
Het oordeel van het hof
5.17
Het hof is van oordeel dat de omgangs- en vakantieregeling, zoals vastgesteld in de bestreden beschikking, in het belang van de kinderen is. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking. Het hof is het eens met de motivering van de rechtbank en neemt, na eigen onderzoek, deze motivering over. Het hof voegt hier het volgende aan toe.
5.18
Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoek van de vader besproken. Het hof heeft het verzoek als volgt opgevat: de vader verzoekt het hof om een omgangsregeling vast te stellen, waarbij de kinderen iedere week van zondag tot woensdag bij hem zijn. Als het hof dat verzoek afwijst, verzoekt de vader het hof (subsidiair) om te bepalen dat de oude regeling van 28 april 2021 in stand blijft.
5.19
Het hof is van oordeel dat de omgangsregeling, zoals door de vader is verzocht, niet in het belang van de kinderen is. Wanneer de kinderen iedere week van zondag tot woensdag bij de vader zouden zijn, zou dat betekenen dat in elk weekend een wisseling plaatsvindt. De kinderen zijn dan op zaterdag bij de moeder en op zondag bij de vader. Naar oordeel van het hof is dat niet wenselijk. Dit zou namelijk betekenen dat de wisselingen, die met onrust gepaard gaan, in het weekend plaatsvinden. Het is in het belang van de kinderen dat zij in het weekend rust ervaren en tijd hebben om bij te komen van een drukke schoolweek. Het hof wijst daarom dit verzoek van de vader af.
Het hof is daarnaast van oordeel dat de oude regeling niet in het belang van de kinderen is. In deze regeling verschilde de verdeling van de zorgtaken per week. Hierdoor waren er veel wisselmomenten en daarmee ook veel discussiemomenten. Dit bracht onrust en onduidelijkheid bij de kinderen. Het hof wijst daarom het (subsidiaire) verzoek van de vader om alsnog de oude regeling van 28 april 2021 in stand te laten, ook af.
5.2
Het hof is van oordeel dat de vakantieregeling, zoals vastgesteld in de bestreden beschikking, in het belang van de kinderen is. Zo hebben de kinderen duidelijkheid en is het voor de ouders mogelijk om van tevoren plannen voor de zomervakantie te maken. Daarbij merkt het hof op dat de raad in het advies over de vakantieregeling, dat door het hof wordt gevolgd, rekening heeft gehouden met de wensen van de kinderen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 juni 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, H. Phaff en A.T. Bol, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier, is getekend en is op 19 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.