ECLI:NL:GHARL:2025:3759

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
21-005028-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en bedreiging met voorwaardelijk opzet, met oplegging van gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor zware mishandeling en bedreiging. De feiten vonden plaats in de periode van 2 december 2023 tot en met 14 januari 2024. De verdachte heeft de benadeelde partij, [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht door meermalen met kracht tegen het hoofd te slaan, wat resulteerde in een gebroken kaak en andere verwondingen. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer] bedreigd met zware mishandeling door met een auto op hem in te rijden. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een poging tot zware mishandeling, maar heeft hem wel veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, en een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Tevens is er een contactverbod opgelegd met de benadeelden voor de duur van drie jaren. De vordering van de benadeelde partij is integraal toegewezen voor een bedrag van € 6.549,59, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005028-24
Uitspraak d.d.: 20 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 november 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-241417-24 en 16-178605-24, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-208899-23, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2005,
wonende te [adres 1]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met aangevers [benadeelde] en [slachtoffer] , met bepaling dat voor iedere overtreding daarvan zeven dagen hechtenis wordt opgelegd, met een maximum van zes maanden;
  • integrale toewijzing van de vordering van de [benadeelde] voor het bedrag van € 6.549,59, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16-208899-23, in de vorm van tenuitvoerlegging van een werkstraf voor de duur van 30 uren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.R. Ilahibaks (waargenomen voor mr. A. Boumanjal), en de advocaat van de benadeelde partij, mr. T.S.H. Buskop, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter:
  • de verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 16-241417-24;
  • de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-241417-24 onder 1 en 2 subsidiair en het onder 1 primair in de zaak met parketnummer 16-178605-24 (gevoegd) tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het deelnemen aan een gedragsinterventie;
  • de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met aangevers [benadeelde] en [slachtoffer] , alsmede met bepaling dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard;
  • de vordering van de [benadeelde] integraal toegewezen voor het bedrag van € 6.549,59, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering na voorwaardelijke veroordeling toegewezen met parketnummer
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 16-241417-24:
1.
hij in of omstreeks 13 januari 2024 tot en met 14 januari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] via Instagram dreigend de woorden toe te voegen "hij kan wel onderduiken maar ik zweer het je als k hem pak sla ik m dood als ie gat verstoppen" en/of "zeg m maar als ie nu niet betaald blaas ik ze kk huis op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (rijdend op een scooter) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met hoge, althans aanmerkelijke snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, in te rijden op/af te rijden op/te rijden tegen die scooter met daarop die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met hoge, althans aanmerkelijke snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, in te rijden op/af te rijden op/te rijden tegen die scooter met daarop die [slachtoffer] ;
In de zaak met parketnummer 16-178605-24 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 2 december 2023 te [plaats 2] aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten te weten een gebroken kaak (mandibula fractuur links) en/of een of meer losse tanden en/of kiezen, heeft toegebracht door meermalen althans eenmaal met kracht tegen de wangen en/of de kin en/of de kaak en/of de mond en/of het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [benadeelde] te slaan en/of te stompen en/of te duwen;
1. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 december 2023 te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen althans eenmaal met kracht tegen de wangen en/of de kin en/of de kaak en/of de mond en/of het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [benadeelde] heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 december 2023 te [plaats 2] [benadeelde] heeft mishandeld door meermalen althans eenmaal met kracht tegen de wangen en/of de kin en/of de kaak en/of de mond en/of het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [benadeelde] te slaan en/of te stompen en/of te duwen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak (mandibula fractuur links) en/of een of meer losse tanden en/of kiezen ten gevolge heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 2 primair parketnummer 16-241417-24
De verdachte wordt onder feit 2 primair met het parketnummer 16-241417-24 een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel tenlastegelegd. Het hof zal de verdachte hiervan vrijspreken nu op basis van de inhoud van het dossier met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat door de verdachte (met zodanige snelheid) met de auto is ingereden op aangever dat daarmee sprake is van een poging tot zware mishandeling. Het hof kan, bij gebrek aan voldoende informatie over de snelheid waarmee de auto reed, niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat aangever als gevolg van deze gedraging van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van de onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde feiten met parketnummer 16-241417-24
Het hof volstaat ten aanzien van het hierna bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het hierna bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door de verdediging ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak is bepleit. Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1 parketnummer 16-241417-24
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 6 juni 2025;
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte 9 februari 2024 opgemaakt door [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd PL0900-2024042299-2, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] (pagina 10 t/m 17);
Een als bijlage bij het procesdossier gevoegde fotobijlage, genummerd 2024042299-2, foto 5 en 6 (pagina 22 en 23), inhoudende het bericht “hij kan wel onderduiken maar ik zweer het je als k hem pak sla ik m dood als ie gaat verstoppen” en “zeg m maar as ie nu niet betaalt blaas ik ze kk huis op”.
Feit 2 subsidiair parketnummer 16-241417-24
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 6 juni 2025;
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 4 juli 2024, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , beide werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd PL0900-2024090681-10, inhoudende de verklaring van verdachte (pagina 99 t/m 109);
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 maart 2024, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , beide werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd PL0900-2024090681-2, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] (pagina 50 t/m 52).
Met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde met parketnummer 16-178605-24:
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde, zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft het tenlastegelegde ter zitting van het hof bekend. Die bekentenis wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] , die heeft verklaard dat de verdachte bleef doorgaan met slaan en maar niet stopte. Het opzet op het zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen, nu de verdachte meermalen met gebalde vuist aangever in zijn gezicht heeft geslagen. Aangever heeft zijn onderkaak op twee plaatsen gebroken. Hij is daarvoor geopereerd en kreeg schroeven in zijn kaak. Later zijn de schroeven verwijderd, vanwege ontstekingen in de mond. Het tandvlees is nog niet terug gegroeid en het staat vast dat aangever nog steeds elke twee maanden naar de tandarts moet. Daarmee is zonder meer sprake van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de ernst van het letsel en de noodzaak van medisch ingrijpen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat de verdachte weliswaar heeft bekend dat hij aangever heeft geslagen en veel spijt heeft, maar dat uit het dossier niet volgt dat de verdachte opzet heeft gehad op de zware mishandeling. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de verdachte met zijn handelen niet de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij heeft de raadsman gewezen op de conclusie van advocaat-generaal Machielse van 11 maart 2014 ECLI:NL:PHR:2014:428, de conclusie van advocaat-generaal Knigge van 22 maart 2011 ECLI:NL:PHR:2011:BP2715 en het HIV-arrest.
Het oordeel van het hof
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde] – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting [1] volgt dat aangever op 1 december 2023 ’s nachts samen met zijn vrienden in het centrum van [plaats 2] was. Rond 05.00 uur wilde hij weg fietsen met zijn vrienden toen hij werd aangesproken door een groepje jongeren, waaronder de verdachte. Er werd hem iets gevraagd en aangever stapte af van zijn fiets om te reageren. Voordat aangever het wist kwam de groep jongeren op hem af. Aangever stond stil met zijn fiets toen hij drie harde vuistslagen kreeg op zijn linkerkaak, kin en linkerwang. Toen hij na de eerste klap probeerde op te staan, werd hij voor een tweede en derde keer geslagen. Nadat hij de klappen had gekregen zag aangever dat hij hevig bloedde uit de binnenkant van zijn mond. Hij voelde dat zijn linkerkaak scheef hing en dat hij die niet meer kon sluiten. [2] Verdachte heeft ter zitting van het hof bekend dat hij aangever met zijn rechtervuist meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en gestompt. [3] Dat de verdachte hard heeft geslagen, leidt het hof verder af uit de verklaring van [getuige] , de beschrijving van de camerabeelden en ook uit het forse letsel (een gebroken onderkaak op twee plaatsen) dat aangever heeft opgelopen. Uit de aangifte volgt dat de kaak van aangever op 2 plaatsen gebroken was, dat hij daarom in december 2023 is geopereerd en dat tijdens die operatie 2 titaniumplaten en schroeven in zijn kaak en vier schroeven in zijn tandvlees zijn geplaatst. Voorts blijkt uit de vordering tot schadevergoeding dat aangever een maand lang niet kon kauwen en alleen soep of puree via een rietje kon drinken. In juli 2024 is aangever opnieuw geopereerd en zijn vanwege afstoting en infecties zes schroeven en twee titaniumplaten verwijderd. Aangever moest iedere twee maanden op controle komen bij de tandarts. Een van de tanden zit nog steeds los. Uit het dossier volgt dat enkele tanden van aangever los zaten als gevolg van de klappen. [4] Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting van de politierechter is behandeld en is aangehecht aan het proces-verbaal ter terechtzitting, volgt dat
aangever maandenlang door een rietje heeft moeten eten en drinken en maar gebrekkig kon praten en niet werken vanwege de pijn. [5]
[getuige] heeft verklaard dat op het moment dat aangever opstond, hij meteen weer hard naar de grond werd geslagen. Hij verklaarde:
“De jongen stopte maar niet, hij bleef doorgaan”. Voorts heeft hij verklaard dat hij dacht dat de kaak bij de eerste klap al gebroken was, omdat hij echt hard geslagen werd. Hij probeerde ertussen te komen en ook een andere vriend probeerde het geweld te stoppen, maar de verdachte ging maar door. [6]
Voorts volgt uit de beschrijving door de politie van de camerabeelden van een café met zicht op de mishandeling, dat de verdachte aangever naar achteren duwt en hem met zijn linkerhand vastpakt ter hoogte van zijn nek. Vervolgens maakt de verdachte een slaande beweging met zijn rechterarm richting het hoofd van aangever. Aangever wordt op de linkerkant van zijn gezicht geraakt en valt door de klap op de grond. [7]
Het hof is van oordeel dat aangever als gevolg van het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het hof heeft daarbij gelet op de aard van het letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken kaak, en de noodzaak van medisch ingrijpen, te weten het tweemaal opereren. Ook moest aangever elke twee maanden voor controle naar de tandarts.
Naar algemene ervaringsregels roept het hard, meermalen met de vuist slaan en stompen in het gezicht en daarmee tegen het hoofd de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt, nu het gezicht en het hoofd door de aard, constitutie en door alle vitale functies die hier gesitueerd zijn bij uitstek een kwetsbaar gebied is. Bij dat oordeel betrekt het hof ook de concrete omstandigheden van het onderhavige geval. De verdachte heeft tijdens het intensief uitoefenen van geweld de nek van aangever vastgepakt met zijn linkerhand, waarna hij met zijn rechterhand een slaande beweging heeft gemaakt richting het hoofd van aangever waardoor aangever op de grond viel. Verdachte is toen aangever weer was opgestaan doorgegaan met het slaan tegen het hoofd/ gezicht van aangever. Nu het hier algemene ervaringsregels betreft heeft eenieder – en dus ook de verdachte – wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Het hard, meermalen tegen het hoofd slaan en stompen – (waarbij bovendien bij één van de slagen de nek wordt vastgepakt met de andere hand) is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het bewerkstelligen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit volgt dat verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan daarvan ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-241417-24 onder 1 en 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 16-178605-24 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 16-241417-24:
1.
hij in de periode van 13 januari 2024 tot en met 14 januari 2024 te [plaats 1] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] via Instagram dreigend de woorden toe te voegen "hij kan wel onderduiken maar ik zweer het je als k hem pak sla ik m dood als ie gaat verstoppen" en/of "zeg m maar als ie nu niet betaald blaas ik ze kk huis op".
2. subsidiair
hij op 21 maart 2024 te [plaats 1] , [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met aanmerkelijke snelheid, met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, af te rijden op die scooter met daarop die [slachtoffer] .
In de zaak met parketnummer 16-178605-24 (gevoegd):
1. primair
hij op 2 december 2023 te [plaats 2] aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten te weten een gebroken kaak en losse tanden, heeft toegebracht door meermalen met kracht tegen het gezicht/het hoofd van voornoemde [benadeelde] te slaan en/of te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-241417-24 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 16-241417-24 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 16-178605-24 primair bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde delicten heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke te plegen feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van aangever [slachtoffer] . De verdachte heeft eerst via sociale media bedreigingen geuit jegens aangever. Vervolgens heeft de verdachte aangever opnieuw bedreigd. Toen zij elkaar op de weg tegenkwamen, is de verdachte met zijn auto met aanzienlijke snelheid achter aangever aangereden. Toen de verdachte aangever passeerde zag aangever dat de verdachte in zijn auto direct omkeerde, eveneens met aanzienlijke snelheid. Aangever probeerde vervolgens via het fietspad weg te rijden en zag dat de verdachte hem volgde met zijn auto, ook toen aangever met zijn scooter over het gras ging. Na enkele minuten te zijn achtervolgd, ervoer aangever dat de verdachte probeerde aangever van de weg te drukken. Aangever heeft zich door dit alles dusdanig bang gevoeld dat hij op een zeker moment zijn scooter ergens heeft geparkeerd en tussen twee auto’s is gaan zitten om zich te verbergen. Door zijn handelen heeft de verdachte bij aangever gevoelens van grote angst en onveiligheid opgewekt;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van aangever [benadeelde] door deze meermalen met kracht tegen het hoofd te slaan en te stompen, waardoor aangevers linker onderkaak op twee plekken is gebroken. Door zo te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Voorts blijkt de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer uit de schriftelijke slachtofferverklaring die namens hem is uitgesproken ter terechtzitting in hoger beroep. Daaruit kan worden opgemaakt dat aangever na een zware operatie vier pinnen in zijn kaakbot, twee platen in de onderkaak en zes schroeven in zijn kaak heeft gekregen om zijn kaak bij elkaar te houden. Na een infectie zijn de schroeven en platen eruit gehaald, hetgeen voor aangever eveneens een erg aangrijpende ervaring is geweest. Maandenlang heeft aangever door een rietje moeten eten en drinken en heeft hij slechts gebrekkig kunnen praten. Aangever moet nu nog steeds regelmatig naar de tandarts in verband met de gevolgen van het toegebrachte letsel.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte ter zake van andersoortige delicten onherroepelijk is veroordeeld. Tevens blijkt uit dat uittreksel dat de verdachte na de pleegdata van de in deze zaak ter beoordeling staande feiten onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van meerdere verkeersvoorschriften. Daarmee is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Voorts is gebleken dat gedurende de proeftijd van een onherroepelijke veroordeling de verdachte heeft gerecidiveerd door het plegen van de bewezenverklaarde bedreigingen jegens [slachtoffer] . Ook heeft het hof rekening te houden met het taakstrafverbod, opgenomen in artikel 22b lid 1 sub a van het Wetboek van Strafrecht, omdat sprake is van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren is gesteld en welk misdrijf een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
  • de inhoud van de reclasseringsrapporten van 30 mei 2024 en 31 oktober 2024, waaruit volgt dat de verdachte gebrekkige oplossingsvaardigheden en een bepaalde mate van impulsiviteit heeft. Uit die impulsiviteit komt mogelijk agressie voort. De verdachte woont bij zijn ouders, verdient inkomen uit werk en heeft geen schulden- of middelenproblematiek. Gelet op de leeftijd van de verdachte, zijn eerdere recidive en de zorgen op het gebied van psychosociaal functioneren adviseert de reclassering bij de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, het opleggen van bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
  • de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in verband met zijn persoonlijke omstandigheden.
Het hof realiseert zich dat een gevangenisstraf ongunstige gevolgen kan hebben voor zijn persoonlijke omstandigheden. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en dan met name de zware mishandeling kan naar het oordeel van het hof echter niet anders dan worden volstaan met de oplegging van gevangenisstraf van enige duur. Het hof is van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf geen recht doet aan de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegende en in onderlinge samenhang bezien, acht het hof passend en geboden de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
Het hof stelt vast dat de verdachte zeer ernstig geweld heeft toegepast waarvan aangever nog iedere dag de negatieve gevolgen ondervindt. Nu de verdachte korte tijd na een eerdere onherroepelijke veroordeling opnieuw recidiveerde door het plegen van de feiten in onderhavige zaak met het parketnummer 16-241417-24, acht het hof het van belang dat een gedeelte van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd. Dit dient als stok achter de deur om de verdachte, na afloop van zijn detentie, ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen
Vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof veroordeelt verdachte voor bedreigen van [slachtoffer] . Eén van die bedreigingen hield in dat verdachte gedurende enige tijd met een auto achter [slachtoffer] heeft aangejaagd, waarbij hij hem zelfs volgde op het fietspad en het gras. Uit het dossier volgt dat verdachte deel uitmaakt van een groep die [slachtoffer] heeft geprobeerd te dwingen tot het betalen van geld en daarmee bij herhaling bedreigingen uitte richting [slachtoffer] . Voorts wordt verdachte bij dit arrest veroordeeld voor zware mishandeling van [benadeelde] . Uit het dossier volgt dat verdachte hem schijnbaar uit het niets en zonder aanleiding meerdere malen zo hard heeft geslagen dat [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel opliep. Het hof ziet gelet op het voorgaande en ook gezien de aard en ernst van de door de verdachte gepleegde feiten aanleiding om een contactverbod als maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen, voor de duur van 3 jaren. Het contactverbod zal gelden ten aanzien van aangevers [benadeelde] en [slachtoffer] . Dit verbod moet voorkomen dat de verdachte nog contact met hen zal opnemen en onderhouden, direct of via anderen. Voor elke keer dat de verdachte de maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen worden opgelegd met in totaal een maximum van zes maanden. Het hof acht de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel aangewezen omdat het aangevers en de samenleving meer garanties kan bieden in de vorm van toezicht, naleving en controle.
Het hof is van oordeel dat, gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. Het hof zal daarom dan ook bevelen dat de vrijheidsbeperkende maatregelen, inhoudende een contactverbod met aangevers [benadeelde] en [slachtoffer] , zoals nader omschreven in het dictum van dit arrest, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Vordering van de [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.549,59. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep integraal toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-178605-24 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte spijt betuigd richting de benadeelde partij en met zoveel woorden te kennen gegeven de gehele door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding te willen voldoen. Deze verklaring van de verdachte ter zitting wordt door het hof opgevat als een gerechtelijke erkentenis in de zin van artikel 154 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en brengt het hof tot de conclusie dat het aldus door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan schadevergoeding voor integrale toewijzing in aanmerking komt
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen voor het bedrag van € 6.549,59, vermeerderd met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 21 november 2023 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, parketnummer 16-208899-23. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling geheel toe te wijzen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De verdachte was een gewaarschuwd mens. Daarom zal het gerechtshof de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 30 uren bevelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-241417-24 onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-241417-24 onder 1 en 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 16-178605-24 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-241417-24 onder 1 en 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 16-178605-24 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

  • dat de verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland op het [adres 2] te [plaats 3] ( [telefoonnummer] ), en zich blijft melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat de verdachte zal deelnemen aan een gedragsinterventie in de vorm van een Training Cognitieve vaardigheden (CoVa-training) dan wel een soortgelijke gedragsinterventie, te bepalen door de reclassering, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan de verdachte zullen worden gegeven, alles zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de verdachte voor de duur van 3 jaren
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1994 en
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 3] 2006.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Heft op het door de politierechter gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-178605-24 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.549,59 (zesduizend vijfhonderdnegenenveertig euro en negenenvijftig cent) bestaande uit € 1.549,59 (duizend vijfhonderdnegenenveertig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-178605-24 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.549,59 (zesduizend vijfhonderdnegenenveertig euro en negenenvijftig cent) bestaande uit € 1.549,59 (duizend vijfhonderdnegenenveertig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 67 (zevenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 2 december 2023.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 21 november 2023, parketnummer 16-208899-23, te weten van:
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. A.H. toe Laer en mr. P.S. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 20 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoelt het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Midden-Nederland, [district] , met dossiernummer PL0900-2024003512 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 105;
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 6 t/m 7.
3.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 6 juni 2025;
4.Een proces-verbaal van relaas, pagina 4.
5.Aangehechte bijlage bij het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter op 07 november 2024.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 23 t/m 24.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 47.