ECLI:NL:GHARL:2025:3781

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
21-003391-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens meerdere vermogensdelicten met gebruik van babbeltruc

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft in de periode van 2 tot en met 20 maart 2024 door middel van een babbeltruc van zeven slachtoffers meerdere contante geldbedragen en goederen, waaronder portemonnees, een laptop en een telefoon, afhandig gemaakt. Hij deed zich voor als buurman in nood en maakte misbruik van het vertrouwen van de slachtoffers. Het hof heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij de strafoplegging. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd en er is een hoog recidiverisico vastgesteld. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn instabiliteit en de noodzaak voor behandeling. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, en de verdachte is verplicht tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003391-24
Uitspraak d.d.: 20 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 13 augustus 2024 met parketnummer 18-098792-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
thans verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatrel. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 4] gedeeltelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.B.O. van Soest, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 13 augustus 2024 de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft tevens de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] volledig toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] gedeeltelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2024 tot en met 20 maart 2024 te [plaats] , althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meermalen, althans eenmaal,
- [benadeelde 2] (Zaak 1: gepleegd op 4 maart 2024: [adres 1] ) en/of
- [benadeelde 3] (Zaak 2: gepleegd op 3 maart 2024: [adres 2] ) en/of
- [benadeelde 4] (Zaak 3: gepleegd op 11 maart 2024: [adres 3] ) en/of
- [benadeelde 1] (Zaak 5: gepleegd tussen 2 maart 2024 en 3 maart 2024, [adres 4] ) en/of
- [slachtoffer 5] (Zaak 7: gepleegd op 20 maart 2024, [adres 5] )
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meerdere geldbedrag(en) en/of telefoon(s), in elk geval enig goed, door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid onder meer:
[t.a.v. [benadeelde 2] , aangifte pagina 18]
4 maart 2024 omstreeks 07:15 uur
- toen hij, verdachte zich in de centrale hal van het appartementencomplex bevond en die [benadeelde 2] de krant ging halen, die [benadeelde 2] aan te spreken en/of
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat hij zijn sleutels was vergeten en naar zijn werk moest en dat hij hij zijn sleutels en telefoon op de tafel had laten liggen en/of
- voor te wenden dat hij met de telefoon van die [benadeelde 2] zijn moeder in [plaats] had gebeld en/of dat zijn moeder een taxi voor hem zou regelen en/of
- te bellen met telefoonnummer: [telefoonnummer] en/of
- die [benadeelde 2] te vragen of hij wat geld (50 euro) kon lenen en dat hij dat geld later weer in een envelop in de brievenbus zou doen en/of
[t.a.v [benadeelde 3] , aangifte pagina 55]
3 maart 2024 omstreeks 23.30 uur
- zich naar de woning van die [benadeelde 3] te begeven en/of door het onderste ruitje van die woning te kijken en naar die [benadeelde 3] te zwaaien en/of
- die [benadeelde 3] te vragen of hij mocht bellen met zijn moeder en/of dat hij zijn sleutels in de auto had laten liggen en dat hij daarom niet naar [plaats] kon rijden en/of
- voor te wenden alsof hij met zijn moeder belde en/of
- aan haar te vragen of zij geld (20 euro) voor hem had om een met een taxi naar huis te gaan en/of
- een glaasje water aan die [benadeelde 3] te vragen en/of
[t.a.v. [benadeelde 4] , aangifte pagina 80]
11 maart 2024 omstreeks 01:00 uur
- die [benadeelde 4] voor/door het raam van diens woning aan te spreken en/of tegen hem te zeggen "Ik ben je buurman, ik ben nu buitengesloten, ik heb hulp nodig" en/of
- te vragen of hij de telefoon van die [benadeelde 4] kon lenen zodat hij zijn moeder kon bellen die een reservesleutel had en/of
- te doen alsof hij een telefoongesprek voerde met zijn moeder en/of
- aan die [benadeelde 4] te vragen of hij een sigaretje mocht roken en van die [benadeelde 4] een sigaret kreeg aangeboden en/of
- die [benadeelde 4] gevraagd of hij geld (80 euro) voor hem kon pinnen voor een taxirit en/of
- aan die [benadeelde 4] zijn bankrekeningnummer te vragen zodat zijn moeder het geleende geld weer terug kon storten en/of
11 maart 2024 omstreeks 03:30 uur
- bij de woning van [benadeelde 4] aan te bellen en/of tegen hem te zeggen dat hij was beroofd van zijn 80 euro en/of die [benadeelde 4] te vragen of hij geld (70 euro) wilde overmaken op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 1] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat zij een taxi voor hem kon regelen en/of
11 maart 2024 omstreeks 06:00 uur
- op de voordeur van de woning van die [benadeelde 4] te kloppen en/of die [benadeelde 4] te zeggen dat hij nu nog steeds niet naar binnen kon omdat de sleutel in het slot zat en er een slotenmaker moest komen en hij die slotenmaker inmiddels via de buurvrouw had geregeld en/of
- die [benadeelde 4] te vragen om 100 euro over te maken op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 1] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat zij de slotenmaker kon betalen en/of
11 maart 2024 omstreeks 12:00 uur
- op de voordeur van de woning van die [benadeelde 4] te kloppen en/of die [benadeelde 4] te zeggen dat alles was opgelost en hij zijn telefoon en e-reader had meegenomen om het geleende geld terug te betalen maar dat zijn telefoon leeg was en/of die [benadeelde 4] te vragen of hij deze bij hem mocht opladen en/of
- die [benadeelde 4] te vragen om 65 euro over te maken op bankrekeningnummer
[rekeningnummer] ten name van [naam 1] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat hij haar kon bedanken en haar wat boodschappen wilde geven omdat zij zelf zeer slecht ter been was en moeilijk zelf boodschappen kon doen en/of
[t.a.v. [benadeelde 1] , aangifte pagina 132 ]
2 maart 2024 omstreeks 14:00 uur
- zich naar de winkel van die [benadeelde 1] te begeven en/of
- die [benadeelde 1] te zeggen dat hij druk met laminaat in de weer was en zijn deur in het slot was gevallen en hij naar zijn vriendin wilde gaan die in een cateringbedrijf op het [station] werkte en/of
- die [benadeelde 1] te vragen of hij 10 euro kon lenen om met de bus naar zijn vriendin te gaan en/of
2 maart 2024 omstreeks 15:00 uur
- zich (opnieuw) naar de winkel van die [benadeelde 1] te begeven en die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn vriendin niet kon bereiken en/of
- die [benadeelde 1] te vragen of hij 30 euro kon lenen om een apparaatje te kunnen kopen die de voordeur kon open maken en/of
2 maart 2024 omstreeks 17:30 uur
- zich naar de woning van die [benadeelde 1] te begeven en haar te zeggen dat het goed kwam met het geld en/of hij 10 euro kon lenen om eten te betalen en/of
3 maart 2024 omstreeks 08:00 uur
- zich naar de woning van die [benadeelde 1] te begeven en/of de man van die [benadeelde 1] te zeggen dat hij naar zijn moeder in [plaats] wilde gaan omdat zijn pas het niet deed en zijn moeder het geld zou overmaken en/of de man van die [benadeelde 1] gevraagd of hij 100 euro kon lenen en/of
[t.a.v. [slachtoffer 5] , aangifte pagina 151]
20 maart 2024 omstreeks 22:05 uur
- zich naar de woning van die [slachtoffer 5] te begeven en/of
- die [slachtoffer 5] te zeggen dat hij er net was komen wonen en/of dat hij per ongeluk de voordeur dicht had gegooid en nu niet meer naar binnen kon en/of
- die [slachtoffer 5] te vragen of hij haar telefoon mocht lenen om zijn moeder te bellen en/of
- voor te wenden alsof hij met zijn moeder belde en/of
- aan haar te vragen of zij geld (20 euro) voor hem had om met een bus of trein naar zijn moeder te gaan en/of
- die [slachtoffer 5] te zeggen dat hij het geld de volgende dag terug zou betalen,
waardoor voornoemde personen (telkens) werden bewogen tot bovenstaande afgifte(s);
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2024 tot en met 4 maart 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedrag(en) en/of portemonnee(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele respectievelijk toebehorende aan
- [benadeelde 3] (3 maart 2024 een portemonnee, inhoudende (ondermeer) Zorgpas van [verzekering] en/of betaalpas van de [bank] en/of Taxi pas van [taxibedrijf] en/of ID kaart en/of OV kaart en/of 2 biljetten van 20 euro) en/of
- [benadeelde 2] (4 maart 2024, een portemonnee, inhoudende (ondermeer) 290 euro en/of [bank] bankpas en/of een rijbewijs en/of kentekenbewijs en/of lidmaatschapskaart van golfclub [golfclub] ),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 10 maart 2024, te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 6] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een (contant) geldbedrag,
- die [slachtoffer 6] heeft aangesproken en/of heeft gezegd dat hij vlakbij woonde in de [straat] en/of dat hij zichzelf had buitengesloten en/of
- die [slachtoffer 6] heeft gevraagd of hij zijn telefoon mocht lenen om zijn ouders te kunnen bellen en/of
- die [slachtoffer 6] (vervolgens) het nummer [telefoonnummer] heeft gegeven waarna die [slachtoffer 6] genoemd nummer heeft ingetoetst en een afgesloten toon hoorde en/of
- die [slachtoffer 6] heeft gevraagd of hij geld kon lenen zodat hij een bus kon nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 10 maart 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, in uit de woning aan of bij de [adres 6] , aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop (merk Dell), in elk geval enig goed, geheel of ten dele respectievelijk toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te [plaats] , in/uit een woning gelegen aan of bij de [straat] , aldaar, een telefoon, merk Samsung, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te [plaats] , in/uit een woning, gelegen aan of bij de [straat] , aldaar, opzettelijk een telefoon, merk Samsung, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als degene die die telefoon, met toestemming van die [slachtoffer 7] , in haar woning mocht gebruiken om iemand te bellen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 2 maart 2024 tot en met 20 maart 2024 te [plaats] , telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, meermalen,
- [benadeelde 2] en
- [benadeelde 3] en
- [benadeelde 4] en
- [benadeelde 1] en
- [slachtoffer 5]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten meerdere geldbedragen en telefoons, door met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – opzettelijk bedrieglijk en in strijd met de waarheid onder meer:
4 maart 2024 omstreeks 07:15 uur
- toen hij, verdachte zich in de centrale hal van het appartementencomplex bevond en die [benadeelde 2] de krant ging halen, die [benadeelde 2] aan te spreken en
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat hij zijn sleutels was vergeten en naar zijn werk moest en dat hij zijn sleutels en telefoon op de tafel had laten liggen en
- voor te wenden dat hij met de telefoon van die [benadeelde 2] zijn moeder in [plaats] had gebeld en dat zijn moeder een taxi voor hem zou regelen en
- te bellen met telefoonnummer: [telefoonnummer] en
- die [benadeelde 2] te vragen of hij wat geld (50 euro) kon lenen en dat hij dat geld later weer in een envelop in de brievenbus zou doen en
3 maart 2024 omstreeks 23.30 uur
- zich naar de woning van die [benadeelde 3] te begeven en door het onderste ruitje van die woning te kijken en naar die [benadeelde 3] te zwaaien en
- die [benadeelde 3] te vragen of hij mocht bellen met zijn moeder en dat hij zijn sleutels in de auto had laten liggen en dat hij daarom niet naar [plaats] kon rijden en
- voor te wenden alsof hij met zijn moeder belde en
- aan haar te vragen of zij geld (20 euro) voor hem had om met een taxi naar huis te gaan en
11 maart 2024 omstreeks 01:00 uur
- die [benadeelde 4] door het raam van diens woning aan te spreken en tegen hem te zeggen "Ik ben je buurman, ik ben nu buitengesloten, ik heb hulp nodig" en
- te vragen of hij de telefoon van die [benadeelde 4] kon lenen zodat hij zijn moeder kon bellen die een reservesleutel had en
- te doen alsof hij een telefoongesprek voerde met zijn moeder en
- aan die [benadeelde 4] te vragen of hij een sigaretje mocht roken en van die [benadeelde 4] een sigaret kreeg aangeboden en
- die [benadeelde 4] gevraagd of hij geld (80 euro) voor hem kon pinnen voor een taxirit en
- aan die [benadeelde 4] zijn bankrekeningnummer te vragen zodat zijn moeder het geleende geld weer terug kon storten en
11 maart 2024 omstreeks 03:30 uur
- bij de woning van [benadeelde 4] aan te bellen en tegen hem te zeggen dat hij was beroofd van zijn 80 euro en die [benadeelde 4] te vragen of hij geld (70 euro) wilde overmaken op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 1] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat zij een taxi voor hem kon regelen en
11 maart 2024 omstreeks 06:00 uur
- op de voordeur van de woning van die [benadeelde 4] te kloppen en die [benadeelde 4] te zeggen dat hij nu nog steeds niet naar binnen kon omdat de sleutel in het slot zat en er een slotenmaker moest komen en hij die slotenmaker inmiddels via de buurvrouw had geregeld en
- die [benadeelde 4] te vragen om 100 euro over te maken op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 1] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat zij de slotenmaker kon betalen en
11 maart 2024 omstreeks 12:00 uur
- op de voordeur van de woning van die [benadeelde 4] te kloppen en die [benadeelde 4] te zeggen dat alles was opgelost en hij zijn telefoon en e-reader had meegenomen om het geleende geld terug te betalen maar dat zijn telefoon leeg was en die [benadeelde 4] te vragen of hij deze bij hem mocht opladen en
- die [benadeelde 4] te vragen om 65 euro over te maken op bankrekeningnummer
[rekeningnummer] ten name van [naam 1] , zijnde het bankrekeningnummer van de buurvrouw zodat hij haar kon bedanken en haar wat boodschappen wilde geven omdat zij zelf zeer slecht ter been was en moeilijk zelf boodschappen kon doen en
2 maart 2024 omstreeks 14:00 uur
- zich naar de winkel van die [benadeelde 1] te begeven en
- die [benadeelde 1] te zeggen dat hij druk met laminaat in de weer was en zijn deur in het slot was gevallen en hij naar zijn vriendin wilde gaan die in een cateringbedrijf op het [station] werkte en
- die [benadeelde 1] te vragen of hij 10 euro kon lenen om met de bus naar zijn vriendin te gaan en
2 maart 2024 omstreeks 15:00 uur
- zich opnieuw naar de winkel van die [benadeelde 1] te begeven en die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn vriendin niet kon bereiken en
- die [benadeelde 1] te vragen of hij 30 euro kon lenen om een apparaatje te kunnen kopen dat de voordeur kon open maken en
2 maart 2024 omstreeks 17:30 uur
- zich naar de woning van die [benadeelde 1] te begeven en haar te zeggen dat het goed kwam met het geld en hij 10 euro kon lenen om eten te betalen en
3 maart 2024 omstreeks 08:00 uur
- zich naar de woning van die [benadeelde 1] te begeven en de man van die [benadeelde 1] te zeggen dat hij naar zijn moeder in [plaats] wilde gaan omdat zijn pas het niet deed en zijn moeder het geld zou overmaken en de man van die [benadeelde 1] heeft gevraagd of hij 100 euro kon lenen en
20 maart 2024 omstreeks 22:05 uur
- zich naar de woning van die [slachtoffer 5] te begeven en
- die [slachtoffer 5] te zeggen dat hij er net was komen wonen en dat hij per ongeluk de voordeur dicht had gegooid en nu niet meer naar binnen kon en
- die [slachtoffer 5] te vragen of hij haar telefoon mocht lenen om zijn moeder te bellen en
- voor te wenden alsof hij met zijn moeder belde en
- aan haar te vragen of zij geld (20 euro) voor hem had om met een bus of trein naar zijn moeder te gaan en
- die [slachtoffer 5] te zeggen dat hij het geld de volgende dag terug zou betalen,
waardoor voornoemde personen telkens werden bewogen tot bovenstaande afgiftes;
2.
hij in de periode van 3 maart 2024 tot en met 4 maart 2024 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen en portemonnees, respectievelijk toebehorende aan
- [benadeelde 3] , een portemonnee, inhoudende onder meer een Zorgpas van [verzekering] en een betaalpas van de [bank] en een Taxi pas van [taxibedrijf] en een ID kaart en een OV kaart en 2 biljetten van 20 euro) en
- [benadeelde 2] , een portemonnee, inhoudende onder meer 290 euro en een [bank] bankpas en een rijbewijs en een kentekenbewijs en een lidmaatschapskaart van golfclub [golfclub] ;
3.
hij op 10 maart 2024 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een contant geldbedrag,
- die [slachtoffer 6] heeft aangesproken en heeft gezegd dat hij vlakbij woonde in de [straat] en dat hij zichzelf had buitengesloten en
- die [slachtoffer 6] heeft gevraagd of hij zijn telefoon mocht lenen om zijn ouders te kunnen bellen en
- die [slachtoffer 6] vervolgens het nummer [telefoonnummer] heeft gegeven waarna die [slachtoffer 6] genoemd nummer heeft ingetoetst en een afgesloten toon hoorde en
- die [slachtoffer 6] heeft gevraagd of hij geld kon lenen zodat hij een bus kon nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 10 maart 2024 te [plaats] , uit de woning aan de [adres 6] , aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop, merk Dell, toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte;
5.
subsidiair
hij op 19 maart 2024 te [plaats] , uit een woning, gelegen aan of bij de [straat] , aldaar, opzettelijk een telefoon, merk Samsung, toebehorende aan [slachtoffer 7] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als degene die die telefoon, met toestemming van die [slachtoffer 7] , in haar woning mocht gebruiken om iemand te bellen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
poging tot oplichting.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 5 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de periode van 2 tot en met 20 maart 2024 door middel van een
babbeltruc van zeven slachtoffers meerdere contante geldbedragen afhandig gemaakt.
Daarnaast heeft hij bij die gelegenheid portemonnees met inhoud, een laptop en telefoon
weggenomen. Verdachte heeft zich bij deze delicten voorgedaan als buurman in nood en
heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij op deze manier van de slachtoffers wist te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal heeft hij de slachtoffers bewogen tot het
afgeven van de geldbedragen. Vervolgens zijn drie van de slachtoffers kort hierna door
verdachte bestolen en in één geval was ook sprake van verduistering. Dit zijn ernstige feiten,
die naast financiële schade veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de
slachtoffers teweegbrengen. Tevens neemt het hof in ogenschouw dat de oplichting bij
de slachtoffers aan de deur en soms zelfs in de woning heeft plaatsgevonden, evenals de
diefstallen en verduistering, waardoor verdachte bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid
in en rond hun huis ernstig heeft aangetast. Dit blijkt onder meer uit de verklaring van het
slachtoffer [benadeelde 4] , die niet meer thuis durfde te slapen. Verdachte heeft slechts uit eigen
financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de uitwerking van zijn
handelen op deze slachtoffers.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 1 mei 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder en veel vaker onherroepelijk is veroordeeld wegens (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof weegt dat in strafverzwarende zin mee.
Het hof houdt bij de strafoplegging verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die naar voren zijn gebracht ter terechtzitting van het hof en blijken uit het reclasseringsrapport van 28 mei 2024.
Uit voornoemd reclasseringsrapport volgt dat er veel instabiliteit is in het leven van verdachte. Zo heeft hij geen huisvesting en dagbesteding. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De grootste risicofactoren zijn het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van verdachte. Verdachte zou daarnaast in het verleden zijn gediagnosticeerd en behandeld voor kleptomanie en laat hiervan nog altijd aspecten zien. Om die redenen wordt diagnostiek en daaruit voortvloeiende behandeling geïndiceerd geacht. Een deels voorwaardelijke straf wordt daarom wenselijk geacht, alhoewel het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Gebleken is ook dat eerdere trajecten in het kader van voorwaardelijke straffen en voorwaardelijke invrijheidstelling zijn mislukt.
Verdachte heeft ter zitting van het hof spijt betuigd en hij heeft verklaard dat hij een betalingsregeling heeft getroffen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen. Verdachte heeft verklaard dat hij het zwaar heeft in detentie. Verdachte heeft inmiddels weer goed contact met zijn moeder en zijn zus en na de detentie zullen ze hem ook bijstaan.
Gelet op de ernst van de feiten, het aantal feiten in een korte periode, de mate van
veronachtzaming van de belangen van de slachtoffers en het feit dat verdachte reeds
meermalen wegens soortgelijke feiten tot langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld, komt alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking.
Tegelijkertijd acht het hof, ondanks het risico op onttrekking aan voorwaarden, een deels voorwaardelijke straf wenselijk, zodat er opnieuw een poging gedaan kan worden om een gedragsverandering te bewerkstelligen.
Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij erg gemotiveerd is om zich aan de op te leggen voorwaarden te houden. Volgens verdachte kan hij op korte termijn terecht bij [Stichting] (begeleid wonen). Verdachte heeft inmiddels een intakegesprek gehad en blijkens een e-mailbericht van [naam 2] , werkzaam op de afdeling intake van [Stichting] , van 5 juni 2025 is er op korte termijn een plek beschikbaar. Hierbij is het wel van belang dat er aan verdachte reclasseringstoezicht wordt opgelegd en moet de indicatie via de reclassering in orde worden gemaakt. Volgens verdachte is dit een juiste plek voor hem omdat hij hier zorg en begeleiding krijgt vanuit één locatie. Verdachte hoopt dat hij hier zo snel mogelijk terecht kan en dat dit dan aansluitend is aan zijn detentie.
Omdat het van belang is dat verdachte zo spoedig mogelijk zijn intrek neemt in deze – volgens de raadsman - zeer schaarse, openstaande plek heeft de raadsman bepleit de straf zoals opgelegd door de rechtbank te matigen. De raadsman heeft geen datum kunnen noemen per wanneer verdachte – na de indicatie door de reclassering – terecht zou kunnen bij [Stichting] .
Gezien de persoonlijke omstandigheden en het voornoemde rapport van de reclassering acht het hof het van groot belang dat aan verdachte reclasseringstoezicht wordt opgelegd, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. Nu verdachte erg gemotiveerd lijkt te zijn om aan een gedragsverandering te werken, hij graag het begeleid wonen traject wil aangaan bij [Stichting] en hij daar ook terecht kan acht het hof het opportuun om de straf zoals opgelegd door de rechtbank direct aansluitend te laten opvolgen door een verblijf bij [Stichting] zodat verdachte op relatief korte termijn het begeleidwonentraject kan starten.
Het hof zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk opleggen. Naar verwachting zal verdachte daarmee nog even gedetineerd blijven terwijl de reclassering ondertussen kan werken aan een naadloze aansluiting bij een verblijf bij [Stichting] .
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmaat in aanmerking genomen dat verdachte inmiddels ruim 14 maanden van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden heeft ondergaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 340,00, te weten € 200,00 aan immateriële schade en € 140,00 aan materiële schade. De vordering ten aanzien van het materiële deel is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden van € 140,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 403,65. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

heeft in eerste aanleg niet tijdig een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Artikel 421 lid 1 Sv bepaalt dat een benadeelde partij niet eerst in hoger beroep een vordering kan indienen. De vordering is in hoger beroep daarom niet aan de orde.
Dit laat onverlet dat het hof ambtshalve op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte een verplichting tot betaling van een schadevergoeding kan opleggen ten behoeve van een slachtoffer. De schadevergoedingsmaatregel is immers een strafrechtelijke sanctie die los van de beslissing in de voegingsprocedure kan worden opgelegd, indien en voor zover de verdachte jegens een slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Nu dat hier het geval is, zal een verplichting tot betaling van een schadevergoeding worden opgelegd in de vorm van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof zal aan de verdachte de verplichting opleggen € 315,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2024 aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] .
Wat betreft het verzoek tot vergoeding van de immateriële schade is het hof van oordeel dat dit onvoldoende is onderbouwd. Het hof ziet daarom geen aanleiding om ten aanzien van de immateriële schade de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6
(zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat veroordeelde zich - na het einde van de detentie - meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, waarbij de reclassering contact met veroordeelde zal opnemen voor de eerste afspraak;
Dat veroordeelde zich laat behandelen door Amethist Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij de justitiële instantie
die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke
zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en
de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
Dat veroordeelde verblijft in [Stichting] of een andere instelling voor beschermd wonen
of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel als mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan aanwenden voor de controle.
Dat veroordeelde meewerkt aan het uitvoeren van diagnostiek.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 140,00 (honderdveertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 140,00 (honderdveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 maart 2024.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 maart 2024.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 403,65 (vierhonderddrie euro en vijfenzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 403,65 (vierhonderddrie euro en vijfenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 maart 2024.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 4]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 315,00 (driehonderdvijftien euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 maart 2024.
Aldus gewezen door
mr. Z.J. Oosting, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 20 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Oosting is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.