In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over legesaanslagen die zijn opgelegd aan een bouwonderneming, hierna aangeduid als belanghebbende, door de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren. De legesaanslagen waren gebaseerd op de Verordening op de heffing en invordering van leges 2019. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de legesaanslagen, maar de heffingsambtenaar handhaafde deze. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde de beroepen van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
De kern van het geschil betreft de vraag of de legesaanslagen moeten worden vernietigd omdat de opbrengstlimiet, zoals bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet, zou zijn overschreden. Belanghebbende stelt dat de geraamde baten de geraamde lasten overtreffen, terwijl de heffingsambtenaar dit betwist. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft geboden in de ramingen van de baten en lasten die ten grondslag liggen aan de legesverordening. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet is gebonden aan de informatie in de Paragraaf lokale heffingen en dat de ramingen van de baten en lasten in de financiële begroting moeten worden getoetst. Het Hof concludeert dat de opbrengstlimiet niet is overschreden en wijst het hoger beroep van belanghebbende af.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de heffingsambtenaar als de belanghebbende in het kader van de bewijsvoering omtrent de ramingen van baten en lasten. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van belanghebbende af.