ECLI:NL:GHARL:2025:4059

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
21-001176-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden onder invloed van drugs met bloedonderzoek en bewijsbeoordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2001, was aangeklaagd voor het besturen van een voertuig onder invloed van cannabis op 19 maart 2021. De politierechter had eerder een geldboete van € 850,00 opgelegd, subsidiair 17 dagen hechtenis. De verdediging voerde aan dat het bloedonderzoek niet als bewijs kon worden gebruikt, omdat het laboratorium niet had bevestigd dat de bloedmonsters verzegeld waren ontvangen, wat volgens hen een schending van de strikte waarborgen inhield. Het hof oordeelde echter dat er geen strikte waarborg was geschonden, omdat het laboratorium geen melding had gemaakt van onregelmatigheden en de bloedmonsters op de juiste wijze waren behandeld. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 850,00 en 17 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de verkeersveiligheid en het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001176-24
Uitspraak d.d.: 1 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2024 met parketnummer 96-133473-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal, alsmede van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. T. van Nimwegen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 1 maart 2024, waartegen het hoger beroep is gericht,
de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en verdachte veroordeeld voor het tenlastegelegde tot een geldboete ter hoogte van € 850,00, subsidiair 17 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 maart 2021 te [plaats 1] , [gemeente] een voertuig,
te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet,
het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 22 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat het resultaat van het bloedonderzoek uitgesloten moet worden van het bewijs. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is van een schending van het voorschrift van artikel 13, eerste lid, sub d van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit), welk voorschrift onder meer ziet op de verzegeling van bloedmonsters. Volgens de raadsman heeft het laboratorium niet bevestigd dat de bloedmonsters verzegeld zijn ontvangen. Het voorschrift dat ziet op de verzegeling van bloedmonsters behoort tot het stelsel van strikte waarborgen en de strikte waarborgen die gelden zijn niet nageleefd. Hierdoor is geen sprake van ‘een onderzoek’ als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Oordeel van het hof
Juridisch kader
Het hof stelt het volgende voorop.
Van ‘een onderzoek’ als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omkleed. Tot die waarborgen behoort onder meer de waarborg genoemd in artikel 13, eerste lid, onder d van het Besluit, inhoudende dat de aanwezige opsporingsambtenaar ervoor zorgt dat de bloedmonsters, in een bij ministeriële regeling voorgeschreven verpakking, voorzien van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting, zo spoedig mogelijk worden bezorgd bij het geaccrediteerde laboratorium als bedoeld in artikel 14, tweede lid van het Besluit. Deze waarborg is een strikte waarborg, zodat bij niet naleving daarvan geen sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
In artikel 15 van het Besluit staat beschreven welke gegevens het laboratorium vast dient te leggen, na ontvangst van de bloedmonsters waaraan onderzoek moet worden verricht.
Uit de regelgeving blijkt niet dat het laboratorium moet bevestigen dat de bloedmonsters verzegeld zijn ontvangen.
Verzegeling van bloedmonsters
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Uit het proces-verbaal rijden onder invloed blijkt dat [verbalisant] op ambtsbelofte heeft gerelateerd dat de bloedmonsters van verdachte, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit zijn gewaarmerkt, direct verpakt, verzegeld en geplaatst in de daarvoor bestemde vriezer op het politiebureau. [verbalisant] heeft zich ervan vergewist dat de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit zijn verzonden naar het [ziekenhuis] te [plaats 2] . Het hof is van oordeel dat op basis van deze informatie kan worden vastgesteld dat aan de betreffende strikte waarborg, zoals bedoeld in artikel
13 van het Besluit, is voldaan.
Het hof constateert met de advocaat-generaal en de raadsman dat de bloedmonsters bij een geaccrediteerde laboratorium zijn afgeleverd en dat door het laboratorium niet op het meegestuurde formulier ‘
Opdracht ten behoeve van Toxicologisch bloedonderzoek’ is aangekruist of het laboratorium de bloedmonsters verzegeld heeft ontvangen. Dat wil naar het oordeel van het hof in dit geval echter niet zeggen dat daardoor niet aan de strikte waarborgen waarmee het onderzoek moet zijn omkleed, is voldaan. Nog daargelaten dat naar oordeel van het hof geen rechtsregel ertoe dwingt dat een geaccrediteerd laboratorium moet bevestigen dat de bloedmonsters verzegeld zijn ontvangen, bevat het dossier geen enkele aanwijzing dat dit niet het geval is geweest. Het hof stelt vast dat het geaccrediteerde laboratorium een rapportage ‘
Drugs in het verkeer’ heeft opgesteld waarin het te onderzoeken materiaal en het uitgevoerde onderzoek naar de bloedmonsters wordt besproken. Het hof gaat ervan uit dat wanneer de bloedmonsters bij een geaccrediteerd laboratorium zijn afgeleverd, het geaccrediteerde laboratorium melding ervan zou maken indien er onregelmatigheden of problemen worden vastgesteld met betrekking tot het aangeleverde onderzoeksmateriaal, bijvoorbeeld als de verzegeling niet in orde zou zijn bij ontvangst. In het onderhavige geval is van een dergelijke melding geen sprake. Dat het geaccrediteerde laboratorium niet nadrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat de bloedmonsters verzegeld zijn ontvangen, heeft op zichzelf geen gevolgen voor het bewijs van het in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 voorkomende bestanddeel ‘onderzoek’. Ook anderszins is geen begin van een aanknopingspunt aannemelijk geworden voor de gedachte dat met de overeenkomstig het Besluit verpakte, verzegelde en verzonden bloedmonsters iets zou zijn gebeurd voordat het laboratorium er onderzoek aan deed dat de betrouwbaarheid van het onderzoek zou kunnen schaden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er in het onderhavige geval geen strikte waarborg is geschonden. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 maart 2021 te [plaats 1] een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 22 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 850,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte voor het tenlastegelegde moet worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 850,00.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de strafoplegging het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto, terwijl hij onder invloed van cannabis verkeerde. Door op deze wijze te handelen heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid die van een deelnemer aan het verkeer wordt vereist.
Het hof heeft gelet op het strafblad van verdachte van 15 mei 2025. Hieruit volgt dat verdachte in het verleden onherroepelijk is veroordeeld voor een mishandeling. Verder volgt uit het strafblad dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is weinig bekend geworden, nu de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, het dossier hierover weinig informatie bevat en de raadsman ter terechtzitting hierover slechts beperkte informatie kon geven. Van bijzondere persoonlijke omstandigheden die invloed zouden kunnen hebben op de op te leggen straf is het hof niet gebleken.
Het hof is van oordeel dat uit hoofde van normhandhaving en vergelding een geldboete ter hoogte van € 850,00 een passende straf is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. M.E. de Boer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 1 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.