ECLI:NL:GHARL:2025:4104

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
21-003250-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en vernieling met gebruik van bedreigende middelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en vernieling. De feiten vonden plaats op 2 mei 2021, toen de verdachte samen met medeverdachten de woning van de aangever binnendrongen, waarbij zij de aangever bedreigden met een kruisboog en deden alsof zij een vuurwapen bij zich hadden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 497 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten voldoende nauwe en bewuste samenwerking hadden vertoond bij het plegen van de feiten. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure meegewogen en besloot de gevangenisstraf te verlagen naar 442 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkelingen in zijn reclassering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003250-22
Uitspraak d.d.: 3 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juli 2022 met parketnummer 18-117497-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd:
  • vernietiging van het vonnis;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 442 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen tiewrap.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. D. Nieuwenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 497 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden
  • meldplicht bij reclassering (VNN);
  • opname in een zorginstelling (FPA [locatie] of soortgelijke instelling);
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis per 19 juli 2022 opgeheven.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring, kwalificatie en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 2 mei 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de woning van die [benadeelde] binnen te dringen, althans binnen te gaan, en/of (aldaar)
- die [benadeelde] te bedreigen door een kruisboog op die [benadeelde] te richten en/of de schijn op te houden/indruk te wekken dat er een vuurwapen op die [benadeelde] is gericht, en/of
- al dan niet tegelijkertijd te zeggen/schreeuwen dat verdachte en/of zijn mededaders wilden weten waar [betrokkene] was en/of dat die [benadeelde] verdachte en/of zijn mededaders naar [betrokkene] moest brengen, omdat verdachte en/of zijn mededaders anders een kogel door de kop van die [benadeelde] zouden schieten, althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard, en/of
- ( onder voornoemde bedreiging) die [benadeelde] mee te voeren naar zijn auto en/of de woning aan [straat] te [plaats] , en/of
- constant bij die [benadeelde] in de buurt te zijn en/of te blijven, in ieder geval door die [benadeelde] , gedurende een periode van ongeveer 1,5 uur, in elk geval gedurende enige tijd, te belet(ten) om zich vrij te bewegen en/of om zich aldaar te verwijderen en/of zich aan de situatie te onttrekken;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 2 mei 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- een kruisboog op die [benadeelde] te richten en/of de schijn op te houden/indruk te wekken dat er een vuurwapen op die [benadeelde] is gericht, en/of
- al dan niet tegelijkertijd te zeggen/schreeuwen dat verdachte en/of zijn mededaders wilden weten waar [betrokkene] was en/of dat die [benadeelde] verdachte en/of zijn mededaders naar [betrokkene] moest brengen, omdat verdachte en/of zijn mededaders anders een kogel door de kop van die [benadeelde] zouden schieten, althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;
en/of
hij op of omstreeks 2 mei 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [benadeelde] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- om de verblijfplaats van [betrokkene] prijs te geven en/of
- om in zijn auto te stappen, en/of
- hem, verdachte, en/of zijn mededaders naar de verblijfplaats van die [betrokkene] te brengen, door
- de woning van die [benadeelde] binnen te dringen, althans binnen te gaan, en/of (aldaar)
- die [benadeelde] te bedreigen door een kruisboog op die [benadeelde] te richten en/of de schijn op te houden/indruk te wekken dat er een vuurwapen op die [benadeelde] is gericht, en/of
- al dan niet tegelijkertijd te zeggen/schreeuwen dat verdachte en/of zijn mededaders wilden weten waar [betrokkene] was en/of dat die [benadeelde] verdachte en/of zijn mededaders naar [betrokkene] moest brengen, omdat verdachte en/of zijn mededaders anders een kogel door de kop van die [benadeelde] zouden schieten, althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard, en/of
- ( onder voornoemde bedreiging) die [benadeelde] mee te voeren naar zijn auto en/of de woning aan [straat] te [plaats] , en/of
- constant bij die [benadeelde] in de buurt te zijn en/of te blijven, in ieder geval door die [benadeelde] , gedurende een periode van ongeveer 1,5 uur, in elk geval gedurende enige tijd, te belet(ten) om zich vrij te bewegen en/of om zich aldaar te verwijderen en/of zich aan de situatie te onttrekken;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ramen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging feit 1 primair

Verdachte wordt in het onder 1 tenlastegelegde onder meer verweten dat hij al dan niet met een ander aangever heeft bedreigd door een kruisboog op hem te richten.
De rechtbank heeft dit onderdeel van de tenlastelegging bewezenverklaard, in die zin dat verdachte heeft gedreigd met de kruisboog. De rechtbank heeft niet bewezenverklaard dat het feit door verdachte samen met medeverdachte(n) is gepleegd.
Ter zitting in hoger beroep heeft de verdediging zich ten aanzien van het bedreigen met een kruisboog op het standpunt gesteld dat niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte] de kruisboog heeft vastgehouden en dat de pijl in de hectische situatie in de woning per ongeluk was afgeschoten. Aangevoerd is dat onder deze omstandigheden niet kan worden gesproken van een situatie waarin sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Van dit deel van de tenlastelegging is vrijspraak bepleit.
Anders dan de rechtbank en de verdediging acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft medegepleegd, óók ten aanzien van het onderdeel dat ziet op de bedreiging met een kruisboog.
Uit de stukken volgt dat verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] en een ander vanuit het westen van het land naar de woning van aangever in [plaats] is gereden om zijn vriendin [betrokkene] op te halen. Ze hadden een kruisboog, een zak- of schilmesje en een hond, een kruising tussen een pitbull en bull-terriër, bij zich. Verdachte had de anderen meegenomen om hem te helpen. Toen verdachte en [medeverdachte] bij de woning van aangever waren aangekomen, heeft verdachte een ruit van de voordeur ingetrapt en is hij samen met [medeverdachte] de woning van aangever ingegaan. Verdachte heeft verklaard dat de medeverdachte de kruisboog heeft meegenomen, de woning in. In de gang van de woning is, al dan niet per ongeluk, een pijl van de kruisboog afgevuurd.
Verdachte heeft aangever in zijn woning gedwongen te vertellen waar [betrokkene] was. Verdachte heeft de autosleutels van aangever gepakt, en heeft aangever gedwongen mee te gaan in de auto. Daarbij heeft hij gedaan alsof hij een vuurwapen onder zijn kleding had. Hij heeft daarbij ook gedreigd met de woorden dat aangever anders een kogel door de kop zou krijgen. Verdachte heeft verklaard dat het dreigen doorging toen hij samen met aangever in diens auto zat en dat hij daarbij onder andere tegen aangever heeft gezegd dat hij geen gekke dingen moest doen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij zijn hond had meegenomen en een kruisboog aan verdachte had meegegeven. Volgens [medeverdachte] zag verdachte die nacht de kruisboog in zijn woning liggen en bood [medeverdachte] aan om deze mee te nemen voor zijn veiligheid. De kruisboog had [medeverdachte] in de auto gespannen.
Uit de verklaring van buurtbewoonster [getuige 1] volgt dat zij in de vroege ochtend wakker werd van lawaai en glasgerinkel. Ze hoorde veel geschreeuw en lawaai uit de woning van aangever komen en hoorde een hond tekeergaan. Er werd geroepen: ‘Waar is ze.’ Even later zag ze aangever blootsvoets en met ontbloot bovenlijf naar buiten rennen, gevolgd door een man met een hond, een soort pitbull, aan de riem. Er werd gezegd: ‘Je hebt haar ontvoerd, waar is ze.’ Er kwam nog een andere man uit de woning.
Uit de verklaring van buurtbewoonster [getuige 2] volgt dat zij een knal hoorde. Zij zag twee mannen en aangever in de deuropening van aangevers woning staan. Aangever was blootsvoets en had een ontbloot bovenlijf. De twee mannen die bij hem waren stonden te vloeken, schreeuwen en te tieren. Er werd schreeuwend en met luide stem gevraagd waar aangever het kleine meisje had gelaten en de twee mannen werden steeds gekker. Er werd aan aangever gevraagd of hij een auto had en ze kon zien dat aangever in paniek was. De man die op aangevers pad stond, kwam er ook bij. Hij zwaaide met iets dat hij in zijn handen had, waarbij hij volgens [getuige 2] iets te dichtbij kwam. Ze zag dat aangever toen naar zijn auto liep. Aangever is in zijn auto gestapt, verzegeld van een van de verdachten. De andere verdachte is weggereden in een andere auto.
Betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn samen, met een onderweg geladen kruisboog, een hond en een mesje, vanuit het westen van het land naar de woning van aangever in [plaats] gereden om [betrokkene] op te halen. Verdachte had de anderen meegenomen om hem te helpen. De kruisboog is door verdachte en [medeverdachte] uit de woning van [medeverdachte] meegenomen voor hun veiligheid. [medeverdachte] heeft de kruisboog in de auto gespannen en voorzien van een pijl. Verdachte en [medeverdachte] zijn, met de kruisboog bij zich, de woning van aangever binnengedrongen. Zowel in de woning als buiten op straat hebben verdachte en de medeverdachte zich door gezamenlijk optreden intimiderend en dreigend gedragen en aangever belet om zich te verwijderen of aan de situatie te onttrekken, om erachter te komen waar [betrokkene] zich bevond. Die situatie heeft voortgeduurd totdat verdachte en aangever in [plaats] aankwamen. Aangever kon in de tussentijd geen kant op.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Wie uiteindelijk de kruisboog heeft gehanteerd is voor bewezenverklaring van het medeplegen in deze zaak niet relevant.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op 2 mei 2021 te [plaats] en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- de woning van die [benadeelde] binnen te dringen en aldaar
- die [benadeelde] te bedreigen door een kruisboog op die [benadeelde] te richten en de schijn op te houden/indruk te wekken dat er een vuurwapen op die [benadeelde] was gericht en
- al dan niet tegelijkertijd te zeggen/schreeuwen dat verdachte en/of zijn mededader wilden weten waar [betrokkene] was en dat die [benadeelde] verdachte en/of zijn mededader naar [betrokkene] moest brengen, omdat verdachte en/of zijn mededader anders een kogel door de kop van die [benadeelde] zouden schieten en
- onder voornoemde bedreiging die [benadeelde] mee te voeren naar zijn auto en de woning aan [straat] te [plaats] en
- constant bij die [benadeelde] in de buurt te zijn en te blijven, in ieder geval door die [benadeelde] , gedurende enige tijd, te beletten om zich aldaar te verwijderen en zich aan de situatie te onttrekken;
2.
hij op 2 mei 2021 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een raam dat aan [benadeelde] toebehoorde heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte was in de veronderstelling dat zijn vriendin [betrokkene] tegen haar zin bij aangever zou verblijven. Verdachte is toen met de medeverdachte en een ander, onder invloed van verschillende soorten harddrugs, naar de woning van aangever gereden om haar op te halen. Vervolgens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever en vernieling van de ruit van de voordeur van aangever.
Evenals de rechtbank rekent het hof het verdachte aan dat mede door zijn handelen een situatie is ontstaan die voor aangever zeer beangstigend moet zijn geweest. Er zijn niet alleen dreigende woorden geuit, ook is er een kruisboog gericht op aangever, is er een pijl afgeschoten en heeft verdachte gedaan alsof hij een vuurwapen onder zijn jas verborgen hield. Er zijn meerdere buurtbewoners wakker geworden van het tumult. Zij zijn getuige geweest van de dreigende situatie.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2025. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit.
Daarnaast heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier blijken en ter zitting in hoger beroep door de raadsman naar voren zijn gebracht.
Omtrent verdachte is gerapporteerd. In het rapport van psycholoog N. van der Weegen van 31 juli 2021 wordt geadviseerd verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De reclassering heeft in haar rapport van 29 april 2022 geadviseerd om een voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft, mede op grond van de hiervoor genoemde rapporten, verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 497 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden bevolen.
Op 16 juni 2025 heeft Inforsa een nieuw reclasseringsrapport uitgebracht. Daaruit volgt dat het toezicht op de naleving van de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden goed verloopt. Verdachte stelt zich meewerkend op en is niet in aanraking met politie en justitie gekomen. Er is sprake van stabiliteit op de leefgebieden huisvesting, dagbesteding en psychosociaal functioneren. De inzet van reclasseringstoezicht met genoemde bijzondere voorwaarden heeft de afgelopen jaren gedragsverandering bij verdachte teweeggebracht. Daarnaast is verdachte goed ingebed in zorg bij het Leger des Heils.
De reclassering ziet op dit moment geen meerwaarde in het voortzetten van het reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden en schat het recidiverisico in als laag.
De reclassering adviseert nu negatief over oplegging van een gevangenisstraf. Verdachte woont in de [beschermd woonlocatie] van het Leger des Heils. Bij een onvoorwaardelijke detentie van meer dan drie weken verliest verdachte deze woonplek en daarmee de stabiliteit op het leefgebied wonen.
Verder heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting had moeten plaatsvinden in hoger beroep is overschreden. De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 2 augustus 2022, de datum waarop verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Dit arrest is uitgesproken op 3 juli 2025 en daarmee niet binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van elf maanden. Het hof zal die termijnoverschrijding verdisconteren in de op te leggen straf. Daarnaast houdt het hof rekening met de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten.
De ernst van met name het onder 1 primair bewezenverklaarde feit rechtvaardigt zonder meer een gevangenisstraf zoals opgelegd door de rechtbank. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, het tijdsverloop en verdachtes persoonlijke omstandigheden zoals geschetst in het reclasseringsrapport van Inforsa, ziet het hof aanleiding om een zodanige gevangenisstraf op te leggen dat verdachte niet opnieuw gedetineerd zal raken. Verdachte heeft immers meegewerkt aan het door de rechtbank opgelegde reclasseringstoezicht met dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden, hetgeen een gedragsverandering bij verdachte teweeg heeft gebracht en het ingeschatte recidiverisico heeft teruggebracht naar “laag”, (mede) nu verdachte is ingebed in zorg. Het hof zal een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om de ernst van de feiten te benadrukken. Het hof legt een voorwaardelijke gevangenisstraf op die 60 dagen lager is dan de rechtbank heeft opgelegd, gelet op voornoemde omstandigheden.
Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 442 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Deze straf is onder de hiervoor beschreven omstandigheden passend en geboden. Van de door het hof opgelegde proeftijd moet op grond van artikel 6:1:18, eerste lid, Wetboek van Strafvordering worden afgetrokken de periode waarin de proeftijd met de door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaarden is gaan lopen.

Beslag

Het onder 1 primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven tiewrap. Die behoort de verdachte toe. De tiewrap zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 47, 57, 282 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
442 (vierhonderdtweeënveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
300 (driehonderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een tiewrap, goednummer [goednummer] .
Heft op het door de rechtbank gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de door de rechtbank opgelegde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. J.A.M. Kwakman en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 3 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.