ECLI:NL:GHARL:2025:4193

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
21-001738-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van een ambtenaar, gepleegd op 15 september 2023. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, waarvan € 250,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis vroeg. De raadsman van de verdachte, mr. E. van der Meer, heeft de verdediging gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg niet correct was opgemaakt, wat heeft geleid tot de vernietiging van het vonnis. Het hof heeft opnieuw recht gedaan en de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling van de ambtenaar.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het slaan van een verbalisant die hem probeerde tegen te houden bij de toegang tot een ziekenhuis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, te voldoen in vijf maandelijkse termijnen van elk € 50,-, met een voorwaardelijk deel van € 250,- en een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001738-24
Uitspraak d.d.: 19 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 april 2024 met parketnummer 18-235651-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 juni 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De vordering strekt tot bevestiging van het vonnis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. E. van der Meer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 500,- subsidiair tien dagen hechtenis, waarvan € 250,- subsidiair vijf dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De geldboete mag worden voldaan in vijf maandelijkse termijnen van elk € 50,-.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het proces-verbaal van de behandeling ter zitting in eerste aanleg niet is opgemaakt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te [plaats] , een [ambtenaar] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [ambtenaar] (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 september 2023 te [plaats] een [ambtenaar] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [ambtenaar] (met kracht) in het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het hof heeft na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting direct uitspraak gedaan, in aanwezigheid van de raadsman.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een verbalisant. Verdachte was de toegang tot het [ziekenhuis] ontzegd. Toen verdachte aanstalten maakte om toch het [ziekenhuis] te betreden, heeft een van de verbalisanten hem bij zijn arm vastgepakt om hem weg te trekken bij de toegangsdeur. Verdachte heeft zich daarop losgetrokken en de verbalisant in het gezicht geslagen. Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich zo agressief heeft gedragen jegens een ambtenaar die niets anders dan zijn werk deed.
Het hof neemt bij de strafoplegging het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2025 in aanmerking. Daaruit is gebleken dat verdachte eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk tot een straf is veroordeeld.
Verder neemt het hof in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze blijken uit het dossier en ter zitting door zijn raadsman naar voren zijn gebracht.
De raadsman heeft bepleit om verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
De aard van het feit - mishandeling van een opsporingsambtenaar - en de ernst ervan, maken dat het hof daartoe niet over zal gaan.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet het hof wel aanleiding om een deels voorwaardelijke geldboete op te leggen. Het hof acht de in eerste aanleg opgelegde geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, te voldoen in vijf maandelijkse termijnen van elk € 50,-, een passende en geboden straf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetesmag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 (een) maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. F.E.J. Goffin, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 19 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.