In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de moeder van partijen, die in 2019 is overleden. De vier kinderen zijn de enige erfgenamen en hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Er is onenigheid ontstaan tussen [appellante] en haar broers over voorgeschoten kosten, de verdeling van de inboedel, grafrechten en de premie voor de inboedelverzekering. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] over de voorgeschoten kosten en de premie van de inboedelverzekering afgewezen, maar de vordering over de grafrechten toegewezen. In hoger beroep heeft [appellante] geprobeerd deze vorderingen opnieuw aan te kaarten, terwijl de broers de toewijzing van de grafrechten betwisten. Het hof heeft geoordeeld dat de kosten van de inboedelverzekering ten laste van de nalatenschap komen, maar dat [appellante] ook haar aandeel in de grafrechten moet dragen. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank deels vernietigd en de kostenverdeling aangepast, waarbij elke erfgenaam zijn eigen kosten moet dragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken tussen erfgenamen en de gevolgen van het niet tijdig instellen van hoger beroep.