ECLI:NL:GHARL:2025:4239

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
200.347.382
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schorsing executie dwangsommen in kort geding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over de executie van dwangsommen. Ro-Home Timmerwerk B.V. had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, waarin de executie van dwangsommen was geschorst. Het hof oordeelde dat er een aanzienlijk restitutierisico voor de veroordeelden bestaat, wat zwaarder weegt dan het belang van Ro-Home bij het incasseren van de dwangsommen. De achtergrond van de zaak betreft een overeenkomst van aanneming tussen Ro-Home en de veroordeelden, waarbij Ro-Home was belast met de bouw van een wooncomplex. De veroordeelden hebben echter betalingen opgeschort en de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden. De rechtbank Gelderland had Ro-Home veroordeeld om bepaalde zaken aan de veroordeelden af te geven, met dwangsommen van € 5.000 per dag bij niet-naleving. Ro-Home heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft de schorsing van de executie bekrachtigd, omdat het belang van de veroordeelden om het restitutierisico te voorkomen zwaarder weegt. Ro-Home is veroordeeld in de proceskosten van het kort geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof: 200.347.382
(zaaknummers rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 438989)
arrest van 8 juli 2025
in het kort geding tussen
Ro-Home Timmerwerk B.V.
die is gevestigd in Apeldoorn
bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
hierna wordt genoemd: Ro-Home
en voor wie als advocaat optreedt: mr. M. Mos
en
[appellant]en
[appellante]
die wonen in [woonplaats1]
hoger beroep hebben ingesteld
bij de voorzieningenrechter optraden als eisers in conventie en verweerders in reconventie
hierna worden genoemd: [de veroordeelden]
en voor wie als advocaat optreedt: mr. M.H. Rijntjes.

1.Het verloop van de procedure

In het procesdossier liggen de volgende stukken:
  • het vonnis van 17 september 2024 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, met de in dit vonnis genoemde processtukken
  • de dagvaarding in hoger beroep van 15 oktober 2024, met grief
  • de memorie van antwoord van 24 december 2024
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 april 2025.
Op de zitting van 23 april 2025 is bepaald dat het hof een arrest zal wijzen. Dat is dit arrest.

2.Kern van de zaak en de beslissing

[de veroordeelden] zijn in een bodemzaak tussen partijen veroordeeld om bepaalde zaken aan Ro-Home af te geven. Zij hebben slechts een deel van die zaken afgegeven. Hierop heeft Ro-Home ten laste van [de veroordeelden] executoriaal beslag gelegd op (het eigendomsperceel, met daarop) hun woning. De voorzieningenrechter heeft de verdere tenuitvoerlegging wat betreft de dwangsommen echter geschorst totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. Tegen het vonnis waarin die schorsing is uitgesproken heeft Ro-Home hoger beroep ingesteld. Het hof is het echter eens met het vonnis. Het legt zijn oordeel hieronder uit.

3.Het oordeel van het hof

de vaststaande feiten

3.1
In hoger beroep is over het volgende geen discussie.
Partijen hebben op 5 november 2017 met elkaar een overeenkomst van aanneming gesloten (hierna: de overeenkomst), waarmee [de veroordeelden] aan Ro-Home opdracht gaven om op hun bouwperceel een casco van een wooncomplex te bouwen, dit tegen een aanneemsom van € 355.135 inclusief btw. Op 1 februari 2018 is Ro-Home met de bouw gestart. Vooraf had zij op het bouwperceel caravans, gereedschap, machines en bouwmaterialen geplaatst.
Op 24 december 2018 hebben [de veroordeelden] aan Ro-Home geschreven dat zij betalingen van haar facturen opschortten en op 24 mei 2019 dat zij de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden. Het wooncomplex is vervolgens door anderen dan Ro-Home afgebouwd en wordt inmiddels bewoond door [de veroordeelden] , de moeder van [appellante] (die hulpbehoevend is) en twee andere huisgenoten. Hierna zal het hof dit wooncomplex ‘de woning’ noemen.
Bij vonnis van 13 december 2023 heeft de rechtbank Gelderland [de veroordeelden] onder meer veroordeeld om aan Ro-Home de eigendommen van Ro-Home af te geven zoals beschreven in productie 10 bij de dagvaarding waarmee die procedure aanving. Deze procedure wordt hieronder ‘de bodemzaak’ genoemd. De rechtbank heeft bepaald dat [de veroordeelden] dwangsommen zouden verbeuren van € 5.000 per dag indien zij niet aan deze hoofdveroordeling zouden voldoen, dit tot een maximum van € 100.000. Het vonnis is wat deze hoofdveroordeling en de daaraan verbonden dwangsombepalingen betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [de veroordeelden] hebben tegen het vonnis in de bodemzaak hoger beroep ingesteld. De bodemzaak heeft zaaknummer 200.345.367 en is bij dit hof aanhangig.
Ro-Home heeft het vonnis van 13 december 2023 op 4 januari 2024 aan [de veroordeelden] laten betekenen, heeft bij exploot van 31 januari 2024 aanspraak gemaakt op betaling van € 100.000 aan dwangsommen en heeft op 2 februari 2024 executoriaal beslag gelegd op de woning.
Eén van de zaken die [de veroordeelden] op grond van hun veroordeling aan Ro-Home moeten afgeven is een Manitou verreiker. Op 24 september 2021 is een bestelbus van een postbezorger tegen de Manitou aangereden. [de veroordeelden] heeft hiervoor een schadevergoeding van € 250 ontvangen.
de procedure bij de voorzieningenrechter
3.2
[de veroordeelden] hebben Ro-Home op 9 augustus 2024 voor de voorzieningenrechter gedagvaard. Zij wilden dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 december 2023 zou schorsen totdat in de bodemzaak een onherroepelijke uitspraak is gedaan en ook dat eventuele loonbeslagen van Ro-Home worden opgeheven.
3.3
Ro-Home heeft verweer gevoerd en heeft zelf ook een vordering ingesteld (de vordering in reconventie). Deze tegenvordering strekt ertoe dat [de veroordeelden] worden veroordeeld om gegevens en stukken af te geven die betrekking hebben op het hierboven onder e) bedoelde ongeval.
3.4
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 17 september 2024 de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 december 2023 wat betreft de dwangsommen geschorst totdat onherroepelijk uitspraak is gedaan in de bodemprocedure en heeft Ro-Home in de proceskosten veroordeeld. Deze beslissing berust op een afweging van de belangen, waarbij gewicht is toegekend aan de schade die [de veroordeelden] en hun huisgenoten dreigen te lijden bij een gedwongen verkoop van hun woning en ook de schade die [de veroordeelden] mogelijk zullen lijden, namelijk indien Ro-Home de dwangsommen zou incasseren en na een vernietiging van de veroordeling in de bodemzaak geen verhaal biedt ter zake van de terugbetaling daarvan (het restitutierisico).
de bezwaren (grieven) van Ro-Home
3.5
Ro-Home heeft hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter ingesteld. Zij wil dat dit vonnis wordt vernietigd, dat de vorderingen van [de veroordeelden] alsnog worden afgewezen en dat [de veroordeelden] hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling van al wat Ro-Home ter uitvoering van het vonnis aan [de veroordeelden] heeft betaald, met veroordeling van [de veroordeelden] in de proceskosten, waaronder de nakosten. Volgens Ro-Home hebben [de veroordeelden] hun bankrekeningen leeggehaald en houden ze andere verhaalsobjecten dan de woning verborgen. Ro-Home ontkent dat er een serieus restitutierisico bestaat.
het oordeel van het hof
3.6
In dit kort geding is gebleken van een aanzienlijk restitutierisico. Dit blijkt uit de volgende stellingen van [de veroordeelden] :
- Ro-Home is in het vonnis van 17 september 2024 bij voorraad uitvoerbaar veroordeeld om aan [de veroordeelden] € 1.740.97 te betalen als proceskostenvergoeding. De advocaat van [de veroordeelden] heeft aanspraak gemaakt op deze betaling, maar betaling is uitgebleven.
- Ro-Home heeft al meer dan zes jaar lang geen jaarrekeningen bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd.
- Ro-Home heeft bij een ander project stormschade geleden die op € 150.000 is begroot, welke schade niet door haar verzekeraar wordt vergoed
- Ro-Home is ter zake van opnieuw een ander project veroordeeld om € 171.952,30 plus € 40.000 (terug) te betalen in verband met brandschade.
Ter zitting in hoger beroep heeft Ro-Home bij monde van haar directeur erkend dat zij de proceskostenvergoeding van € 1.740,97 niet heeft betaald, maar zij heeft daarvoor geen reden opgegeven. Op de andere stellingen van [de veroordeelden] omtrent een restitutierisico niet gereageerd. Bij gebreke van nadere gegevens over de financiële draagkracht van Ro-Home acht het hof voorshands aannemelijk dat na incasso van dwangsommen van in totaal € 100.000 een eventuele terugbetaling uiterst onzeker is. Gelet hierop weegt het belang van [de veroordeelden] om te wachten tot er in de bodemzaak bij gewijsde zal zijn beslist zwaarder dan het belang van Ro-Home bij het nu al innen van de dwangsommen. Dit belang van [de veroordeelden] is spoedeisend. Dat partijen nog vijf jaar zullen moeten wachten op een beslissing waartegen geen hoger beroep of cassatie meer openstaat, zoals Ro-Home veronderstelt, is onzeker.
de slotsom
3.7
Het belang van [de veroordeelden] om het aanzienlijke restitutierisico te voorkomen door de schorsing van de incasso van de dwangsommen weegt zwaarder dan het belang van Ro-Home bij spoedige betaling. Of [de veroordeelden] hebben geprobeerd om die executie te verijdelen door banktegoeden voor Ro-Home onvindbaar te maken en of zij in staat zijn om een executoriale verkoop van de woning te voorkomen door andere bezittingen aan te spreken, kan in het midden blijven.
3.8
Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter daarom bekrachtigen. Ro-Home wordt in de proceskosten van dit kort geding veroordeeld omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Het hof begroot de proceskosten die Ro-Home aan [de veroordeelden] moet vergoeden op € 2.428 als vergoeding voor advocatensalaris (2 punten van het liquidatietarief, tariefgroep II). Deze veroordeling zal bij voorraad uitvoerbaar worden verklaard.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen op 17 september 2024 tussen partijen heeft uitgesproken;
veroordeelt Ro-Home om aan [de veroordeelden] als vergoeding voor proceskosten € 2.428 te betalen en
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, D.W.J.M. Kemperink en P.E. Lucassen, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.