Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante]
1.Het verloop van de procedure
- het vonnis van 17 september 2024 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, met de in dit vonnis genoemde processtukken
- de dagvaarding in hoger beroep van 15 oktober 2024, met grief
- de memorie van antwoord van 24 december 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 april 2025.
2.Kern van de zaak en de beslissing
3.Het oordeel van het hof
de vaststaande feiten
- Ro-Home is in het vonnis van 17 september 2024 bij voorraad uitvoerbaar veroordeeld om aan [de veroordeelden] € 1.740.97 te betalen als proceskostenvergoeding. De advocaat van [de veroordeelden] heeft aanspraak gemaakt op deze betaling, maar betaling is uitgebleven.
- Ro-Home heeft al meer dan zes jaar lang geen jaarrekeningen bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd.
- Ro-Home heeft bij een ander project stormschade geleden die op € 150.000 is begroot, welke schade niet door haar verzekeraar wordt vergoed
- Ro-Home is ter zake van opnieuw een ander project veroordeeld om € 171.952,30 plus € 40.000 (terug) te betalen in verband met brandschade.
Ter zitting in hoger beroep heeft Ro-Home bij monde van haar directeur erkend dat zij de proceskostenvergoeding van € 1.740,97 niet heeft betaald, maar zij heeft daarvoor geen reden opgegeven. Op de andere stellingen van [de veroordeelden] omtrent een restitutierisico niet gereageerd. Bij gebreke van nadere gegevens over de financiële draagkracht van Ro-Home acht het hof voorshands aannemelijk dat na incasso van dwangsommen van in totaal € 100.000 een eventuele terugbetaling uiterst onzeker is. Gelet hierop weegt het belang van [de veroordeelden] om te wachten tot er in de bodemzaak bij gewijsde zal zijn beslist zwaarder dan het belang van Ro-Home bij het nu al innen van de dwangsommen. Dit belang van [de veroordeelden] is spoedeisend. Dat partijen nog vijf jaar zullen moeten wachten op een beslissing waartegen geen hoger beroep of cassatie meer openstaat, zoals Ro-Home veronderstelt, is onzeker.