ECLI:NL:GHARL:2025:4261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
W200.354.547
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek wegens het niet verlenen van toestemming om aan de zitting deel te nemen via video-verbinding

Op 10 juli 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een wrakingsverzoek behandeld van een verzoekster die niet in staat was om fysiek aanwezig te zijn bij een zitting op 12 mei 2025. Verzoekster had verzocht om deel te nemen via video-verbinding, maar dit verzoek werd afgewezen door de voorzitter, mr. J.A.M. Kwakman. Verzoekster diende kort voor de zitting, op 12 mei 2025, een wrakingsverzoek in, dat werd behandeld door de wrakingskamer op 4 juli 2025. De gewraakte raadsheren hebben aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om gehoord te worden. De wrakingskamer heeft beoordeeld of er sprake was van vooringenomenheid of discriminatie, maar heeft geconcludeerd dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de raadsheren. De beslissing om verzoekster niet digitaal te laten deelnemen aan de zitting werd als een processuele beslissing beschouwd, die niet tot wraking kon leiden. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.354.547
beslissing van 10 juli 2025
op het verzoek van:
[verzoekster],
[woonplaats] ,
verzoekster in het wrakingsincident,
hierna: verzoekster,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
mr. J.A.M. Kwakman, mr. F.E.J. Goffin en mr. L. Pieters, raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden (hierna: de raadsheren).

1.Het verloop van de procedure

Bij de afdeling strafrecht van het hof is onder parketnummers 21-004525-23 en 21-004526-23 een procedure aanhangig tegen verzoekster.
Op 12 mei 2025 om 15:30 uur heeft met betrekking tot deze zaken een zitting plaatsgevonden voor de strafkamer van dit hof, locatie Leeuwarden, bestaande uit de raadsheren mr. J.A.M. Kwakman (voorzitter), mr. F.E.J. Goffin en mr. L. Pieters. Aanwezig was verder het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. A. Hermelink, advocaat-generaal. Kort voor de zitting, om 15:20 uur, heeft verzoekster per e-mail een verzoek tot wraking ingediend. De voorzitter heeft daarop tijdens de zitting medegedeeld dat dit wrakingsverzoek is binnengekomen en dat de zaak wordt aangehouden voor onbepaalde tijd, zodat de wrakingskamer hierop kan beslissen.
De gewraakte raadsheren hebben op het wrakingsverzoek schriftelijk gereageerd en hebben te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord.
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 4 juli 2025 behandeld door de wrakingskamer. Verzoekster is niet bij deze behandeling verschenen. De gewraakte raadsheren zijn, zoals aangekondigd, ook niet verschenen.

1.De beoordeling van het verzoek

De ontvankelijkheid van het verzoek
Het wrakingsverzoek is gedaan voordat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Van andere omstandigheden die erop zouden kunnen wijzen dat het verzoek niet tijdig is ingediend, is niet gebleken. Het verzoek is dan ook tijdig ingediend.
De gronden van het wrakingsverzoek
Verzoekster heeft een wrakingsverzoek ingediend wegens vooringenomenheid en discriminatie van haar persoon. Verzoekster heeft aangevoerd dat de voorzitter vooringenomen is en verzoekster haar stem heeft ontnomen door geen toestemming te verlenen om digitaal deel te nemen aan de zitting van 12 mei 2025. Verzoekster heeft in correspondentie met de voorzitter en de griffier meermaals verzocht de zitting via video-verbinding te laten verlopen, omdat zij vanwege haar medische toestand in combinatie met haar verblijf in het buitenland en het gebrek aan financiële middelen niet in staat is om de zitting fysiek bij te wonen. De onderbouwing van de voorzitter waarom het verzoek tot digitaal deelnemen aan de zitting werd afgewezen, met verwijzing naar een wetsartikel, werd op 8 mei 2025 toegestuurd aan verzoekster, waardoor zij geen tijd meer had om een familielid te machtigen om de zitting bij te wonen. Daarnaast heeft de voorzitter op 8 mei 2025 medegedeeld dat niet meer wordt gereageerd op e-mails van verzoekster, wat zij als buitenproportioneel en niet integer beschouwt. Tot slot ervaart zij de opmerking van de voorzitter, dat het gaat om een zitting en niet om een ‘gesprek’, als een belediging van haar intelligentie.
Het standpunt van de raadsheren
De raadsheren hebben te kennen gegeven niet te berusten in de wraking en zich op het standpunt te stellen dat geen sprake is van vooringenomenheid, noch van discriminatie.
Beoordelingskader
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek tegen deze achtergrond beoordelen.
Verder geldt als algemeen uitgangspunt dat het middel van wraking gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen - de verzoeker onwelgevallige - (processuele) (tussen)beslissingen van de rechter. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er eveneens tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. [1]
Oordeel van de wrakingskamer
De beslissing om verzoekster niet door middel van een videoverbinding te laten deelnemen aan de zitting betreft een processuele beslissing van de voorzitter en is voorbehouden aan de raadsheren die beslissen in de strafzaak tegen verzoekster. Deze beslissing kan als zodanig niet tot een geslaagd beroep op wraking leiden.
Uit de motivering die de voorzitter heeft gegeven blijkt verder – naar objectieve maatstaven gemeten – geen vooringenomenheid. Dat blijkt in ieder geval niet uit het beperken van de correspondentie en de opmerking dat het een zitting betreft en geen gesprek. Dat de voorzitter de beslissing nader heeft onderbouwd door middel van een verwijzing naar een wetsartikel en de bijbehorende memorie van toelichting maakt het voorgaande niet anders.
Voor zover verzoekster aan haar wraking ten grondslag heeft willen leggen dat de combinatie de zaak ten onrechte niet heeft aangehouden, is ook sprake van een procesbeslissing en geldt hiervoor hetzelfde.
Daarnaast heeft verzoekster geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat sprake is geweest van discriminatie van haar persoon. Als verzoekster het gevoel zou hebben dat de beslissing is genomen op grond van discriminatie, had het op haar weg gelegen om dit gevoel nader te onderbouwen.
Het voorgaande maakt dat het wrakingsverzoek van verzoekster zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer van het gerechtshof, beslissende op het verzoek tot wraking:
wijst het verzoek tot wraking van mr. J.A.M. Kwakman, mr. F.E.J. Goffin en mr. L. Pieters af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C. Coster, voorzitter, E. de Witt en G.B.A. Brummer, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
10 juli 2025.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering).
Mrs. Brummer en De Witt zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Voorzitter
Mr. C. Coster

Voetnoten

1.Zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413.