ECLI:NL:GHARL:2025:4297

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
23/2628 en 23/2630
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot de jaren 2016 en 2017

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 juli 2023, waarin de rechtbank de bezwaren van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2016 en 2017 gedeeltelijk gegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft de navorderingsaanslag voor 2016 verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.451 en de aanslag voor 2017 tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.817. Tevens heeft de rechtbank de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en belanghebbende een vergoeding voor griffierecht en proceskosten toegekend.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 1 juli 2025 zijn partijen tot een compromis gekomen, waarbij onder andere is overeengekomen dat er voor de jaren 2016 en 2017 geen verlies uit terbeschikkinggesteld vermogen is en dat het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang nihil bedraagt. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, behoudens de beslissing omtrent de navorderingsaanslag voor 2016, die is verminderd. De Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moet het betaalde griffierecht vergoeden.

De uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en is op 8 juli 2025 in het openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 23/2628 en 23/2630
uitspraakdatum: 8 juli 2025
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 25 juli 2023, nummers ARN 22/5213, 22/5214 en 22/5216, ECLI:NL:RBGEL:2023:4239, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amsterdam(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.772, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 60.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.111. Bij beschikking is tevens € 2.938 belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.612. Bij beschikking is tevens € 1.092 belastingrente in rekening gebracht.
1.3.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 en de aanslag IB/PVV 2017 gedeeltelijk gegrond verklaard en deze aanslagen en de beschikkingen belastingrente verminderd.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.451, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 30.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.111 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. De aanslag IB/PVV 2017 heeft de Rechtbank verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.817 en de belastingrente heeft zij dienovereenkomstig verminderd. De Rechtbank heeft aan belanghebbende een vergoeding van het door hem betaalde griffierecht en van zijn proceskosten toegekend.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend. De Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. T.D. Kamp, als de gemachtigde van belanghebbende. Namens de Inspecteur is verschenen [naam1] , bijgestaan door [naam2] .

2.Overwegingen

2.1.
Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis het volgende overeengekomen:
voor het jaar 2016 is er geen verlies uit terbeschikkinggesteld vermogen en voor het jaar 2017 is er geen groter verlies uit terbeschikkinggesteld vermogen dan waarmee in de uitspraak van de Rechtbank rekening is gehouden, zodat de Rechtbank de belastbare inkomens uit werk en woning voor die jaren juist heeft vastgesteld;
het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang bedraagt voor zowel 2016 als 2017 nihil;
er worden geen fiscale gevolgen verbonden aan de betalingen die belanghebbende doet in het kader van de borgstelling jegens [de bank] voor 2016 en 2017, noch voor de jaren daarna;
e proceskostenveroordeling van de Rechtbank blijft in stand. Voor de hogerberoepsprocedure wordt aan belanghebbende een proceskostenvergoeding in verband met beroepsmatige bijstand verleend van € 907, te verhogen met de reiskosten van belanghebbende op basis van openbaar vervoer, tweede klasse; en
de beslissing van de Rechtbank over de vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht blijft in stand. De Inspecteur vergoedt ook het door belanghebbende betaalde griffierecht in hoger beroep.
2.2.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond. Het Hof beslist hierna overeenkomstig dit compromis, voor zover zijn uitspraakbevoegdheden dat toelaten.

3.Beslissing

Het Hof:
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens haar beslissing omtrent de navorderingsaanslag IB/PVV 2016;
– vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.451, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.111;
– vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 929,56 (€ 907 + € 22,56 reiskosten); en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht in verband met het hoger beroep bij het Hof vergoedt, te weten € 136.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Breij, voorzitter, mr. M. Harthoorn en mr. E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van de Lagemaat als griffier.
De beslissing is op 8 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(G.J. van de Lagemaat) (M.M. Breij)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.