ECLI:NL:GHARL:2025:4465

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
21-001426-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal en diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot diefstal en diefstal met braak. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in woningen en daarbij goederen heeft weggenomen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft rekening gehouden met de positieve veranderingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds 2022 zijn opgetreden. De verdachte heeft een verleden van vermogensdelicten, maar heeft aangegeven zijn leven te willen beteren voor zijn gezin. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, gezien de nieuwe strafmodaliteiten die zijn opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001426-23
Uitspraak d.d.: 18 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 8 maart 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-126994-22 en 16-154404-22, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-162168-21, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-126994-22 (poging inbraak in woning) en het in de zaak met parketnummer 16-154404-22 (inbraak in woning) tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het meewerken aan een gedragsinterventie, dagbesteding en aan schuldhulpverlening;
  • afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-126994-22 en het in de zaak met parketnummer 16-154404-22 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 juli 2021, parketnummer 16-162168-21, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 16-126994-22 dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of aan de achterzijde van de woning een raam heeft/hebben geforceerd/opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of (een persoon bekend onder nummer) [nummer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), in de richting van die [slachtoffer 2] en/of (een persoon bekend onder nummer) [nummer] is/zijn gelopen en/of met een breekijzer en/of een koevoet, althans een zwaar voorwerp, heeft/hebben geslagen en/of gezwaaid (in de richting van die [slachtoffer 2] en/of (een persoon bekend onder nummer) [nummer] ) en/of hen daarbij (dreigend) te woorden toe te voegen: ?doe die telefoon weg?, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
In de zaak met parketnummer 16-154404-22 (gevoegd) is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres] , een of meer - (Rolex) horloges en/of - sieraden en/of - diamanten en/of saffier en/of - kledingstukken en/of riemen en/of - tassen en/of koffers en/of - airpods en/of - opladers en/of - zonnebrillen en/of - (Romeinse) munten en/of - geldbedragen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het tenlastegelegde parketnummer 16-126994-22
Net als de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en
overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen
geweld dan wel bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en een andere persoon (bekend onder nummer [nummer] ) heeft gepleegd. Het hof zal de verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof is van oordeel dat het overige tenlastegelegde (kort gezegd het medeplegen van een poging inbraak in een woning) wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte heeft bekend dat hij het tenlastegelegde feit heeft begaan. De bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring voor dit feit verder steunt, zullen worden aangevuld wanneer tegen dit arrest cassatie wordt ingesteld.
Bewijsoverweging ten aanzien van het tenlastegelegde parketnummer 16-154404-22
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en
overtuigend bewezen kan worden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat dat de verdachte samen
met drie anderen naar [plaats] is gereden waarbij hij vervolgens op verzoek van de
mededaders meerdere keren heeft aangebeld bij het huis van aangever. Op de twee
aangetroffen schroevendraaiers in de tuin is het DNA van de verdachte aangetroffen op
de handvatten. Daarvoor heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven. Terwijl
de verdachte vervolgens bij de auto is blijven wachten, is de woning in korte tijd compleet
overhoop gehaald. Het kan niet anders dan dat de verdachte wist waar hij mee bezig was,
zodat de inbraak tezamen en in vereniging met anderen is gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken aangezien het
tenlastegelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verklaring
van de verdachte ter terechtzitting van het hof, dat hij met een paar jongens in de auto
rondjes ging rijden, dat hij desgevraagd heeft aangebeld en dat hij niet wist wat zij zouden
gaan doen, acht de verdediging een aannemelijk. Gelet op de omvang van het raam
waardoor de inbrekers de woning zijn binnengetreden, is het bovendien onaannemelijk dat
de verdachte vanwege zijn grotere postuur in de woning is geweest. Voor die vaststelling
bestaat op basis van het dossier ook geen steunbewijs.
Het oordeel van het hof
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat betrokkenheid in de vorm van medeplegen bij een strafbaar feit kan
worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan sprake is
geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere personen.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de
vraag naar betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Feiten en omstandigheden
Aangever verliet op 14 januari 2022 rond 18.10 uur zijn woning in [plaats] . Diezelfde
dag kwam hij om 23.00 uur thuis en zag hij dat zijn hele huis overhoop was gehaald. Het
raam op de eerste verdieping stond open, er waren braaksporen op dat kozijn en in de
achtertuin lagen ter hoogte van het raam twee schroevendraaiers. Uit onderzoek van het
Nederlands Forensisch Instituuut (hierna: NFI) is gebleken dat op het heft van beide
schroevendraaiers een DNA-mengprofiel van de verdachte is aangetroffen.
Die avond blijken uit de woning te zijn weggenomen meerdere dure horloges,
sieraden, kledingstukken, tassen, koffers, AirPods, en een groot contant
geldbedrag.
Uit de camerabeelden van de voordeurbel van aangever blijkt verder dat een auto met vier
personen die avond tussen 20:38 en 20:59 uur door de wijk en straat van aangever rijdt.
Omstreeks 20.38 uur die avond parkeert de auto recht voor de woning aan de [adres] in
[plaats] . Vervolgens stappen twee mannen vanaf de achterbank de auto uit en zij lopen
om te beginnen richting de naast de woning gelegen doorgang die op zijn beurt weer
uitkomt bij de brandgang gelegen aan de achterzijde van de woning. Eén van deze mannen
is verdachte. Verdachte loopt dan vervolgens in de richting van de voordeurcamera. Daarna
is er tussen verdachte en de inzittende op de passagiersstoel contact. In de daaropvolgende
minuten belt verdachte meerdere keren bij de woning aan, neemt hij tussendoor wat afstand
van de woning en kijkt hij (ook vanaf de overkant) van de straat naar de woning.
Medeplegen
Op grond van hetgeen het hof op basis van de gebezigde bewijsmiddelen heeft vastgesteld
en de uiterlijke verschijningsvorm die daaruit naar voren komt, is het hof van oordeel dat
tussen de verdachte en de onbekend gebleven mededaders sprake is van een nauwe en
bewuste samenwerking ten aanzien van de woninginbraak. Daarbij is van belang dat de
verdachte die avond verschillende keren heeft aangebeld en de woning en omgeving van de
woning daarbij goed en gedurende enige tijd heeft bekeken. Verdachte’s verklaring ter
terechtzitting in hoger beroep dat hij de opdracht kreeg om in een plaats en wijk die hij niet
kende, ver bij zijn woonplaats vandaan, bij een woning waarvan hij niet wist wie daar
woonde aan te bellen en niet wist wat daarvan de bedoeling was, schuift het hof als
onaannemelijk terzijde.
Verder zijn aan de achterkant van de woning twee schroevendraaiers aangetroffen met DNA-materiaal van verdachte. Daarnaar gevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aanvankelijk verklaard dat hij niet weet hoe zijn DNA op de schroevendraaiers terecht is gekomen, maar dat hij die in ieder geval die avond niet had meegenomen. Later heeft hij naar aanleiding van zijn verklaring daarover in eerste aanleg verklaard dat het kan zijn dat zijn DNA op de schroevendraaiers terecht is gekomen omdat hij weleens kluswerkzaamheden voor anderen verrichtte. Ook die verklaring schuift het hof als onaannemelijk terzijde.
Onder voormelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte wel degelijk wist dat het die avond de bedoeling was om in te breken in de woning aan de [adres] , dat hij om die reden de situatie bij de woning heeft verkend en hij ook daadwerkelijk aan de achterkant van de woning bij het verbreken van het raam aanwezig is geweest. Aldus is verdachte betrokken geweest bij de uitvoering van het vooraf beraamde plan. De enkele omstandigheid dat de verdachte die avond mogelijk niet zelf in de woning is geweest, doet naar oordeel van het hof niet af aan de vereiste nauwe en bewuste uitvoering tussen de verdachte en de overige mededaders. Dit betekent dat verdachte de bewezenverklaarde handelingen naar het oordeel van het hof tezamen en in vereniging met anderen heeft verricht.
Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen van diefstal met braak dan ook wettig en
overtuigend bewezen en verwerpt op grond van het bovenstaande de door de verdachte en
zijn raadsman gevoerde bewijsverweren.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-126994-22 en in de zaak met parketnummer 16-154404-22 tenlastegelegde heeft begaan. Deze bewijsmiddelen worden aangevuld wanneer tegen dit arrest cassatie wordt ingesteld. Het hof acht in de zaak met parketnummer 16-126994-22 bewezen dat:
hij op 22 mei 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, zich naar voornoemde woning heeft begeven en aan de achterzijde van de woning een raam heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de zaak met parketnummer 16-154404-22 (gevoegd) vindt het hof bewezen dat:
hij op 14 januari 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan de [adres] , meerdere
  • (Rolex) horloges en
  • sieraden en
  • diamanten en een saffier en
  • kledingstukken en riemen en
  • tassen en koffers en
  • AirPods en
  • opladers en
  • zonnebrillen en
  • (Romeinse) munten en
  • geldbedragen,
die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 16-126994-22 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 16-154404-22 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke te plegen feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak en een poging daartoe. Vermogensdelicten zijn feiten die financiële schade, ergernis en overlast meebrengen voor de gedupeerden. De verdachte heeft zich hierom niet bekommerd. De woning in [plaats] is volledig overhoop gehaald. De verdachte heeft met deze woninginbraak aldus een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners.De gevolgen van een woninginbraa, dragen bewoners, , nog afgezien van de materiële schade, vaak langer met zich mee. Een woning is immers bij uitstek een plek waar bewoners zich veilig horen te voelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 mei2025, waaruit volgt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke vermogensdelicten en andersoortige delicten onherroepelijk is veroordeeld. Daaruit volgt in ieder geval ook dat sinds de bewezenverklaarde feiten de verdachte niet opnieuw met politie en justitie in contact is gekomen;
  • de inhoud van het reclasseringsrapport van 30 juni 2025, waaruit volgt dat de verdachte meewerkt aan schuldhulpverlening en sinds zijn schorsing in augustus 2022 diverse afbetalingsregelingen heeft getroffen. De verdachte heeft sinds kort voor het eerst in zijn leven ook betaald werk. Daarbij geldt wel dat zijn werkverleden blanco is en het de vraag is hoe het de verdachte zal afgaan en in welke mate hij werkvaardigheden bezit om zijn werk te kunnen behouden. De reclassering acht het wenselijk dat de verdachte vaardigheden aanleert om toekomstige financiële problemen en daarmee herhaling in delictgedrag te voorkomen. Verder heeft de verdachte zijn eerdere negatieve sociale netwerk achter zich gelaten en wil hij zijn leven beteren, in het belang van zijn vrouw en drie jonge kinderen. De reclassering adviseert daarom bij de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, het opleggen van bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie praktische vaardigheden, meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding en het (blijven) meewerken aan schuldhulpverlening;
  • de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij wil meewerken aan de door de reclassering opgestelde voorwaarden, daar de meerwaarde van inziet en zijn vrouw en hij in de loop van 2025 hun lopende schulden zullen hebben afbetaald.
Het hof acht gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten in beginsel de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Echter, gelet op de sinds 2022 ingezette positieve wijzigingen in het persoonlijk leven en de belangrijkste leefgebieden van de verdachte, zal het hof kiezen voor andere strafmodaliteiten dan de rechtbank.
Verdachte heeft na zijn aanhouding ruim drie maanden in detentie verbleven. Het hof ziet evenals de advocaat-generaal en de raadsman, mede in het licht van de voorzichtig bestendig te noemen positieve persoonlijke omstandigheden, geen reden meer om verdachte opnieuw in detentie te gaan laten verkeren. Wel vindt het hof – gelet op de eerdere veroordelingen voor onder andere vermogensdelicten – het op zijn plaats aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van substantiële duur om te voorkomen dat hij opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal begaan. Daarnaast legt het hof aan verdachte een maximale taakstraf op.
Alles afwegende en in onderlinge samenhang bezien, acht het hof passend en geboden de oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij legt het hof de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 7 juli 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, parketnummer 16-162168-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf in beginsel worden gelast.
Echter, op grond van hetgeen hierboven is vastgesteld over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de daaruit voortvloeiende keuze voor de strafmodaliteiten, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-126994-22 en in de zaak met parketnummer 16-154404-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-126994-22 en in de zaak met parketnummer 16-154404-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

  • de verdachte zich meldt binnen drie werkdagen bij de reclassering op het adres [adres] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • de verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Werken aan Werk. Enerzijds voor het aanleren van vaardigheden voor het vinden van betaald werk en anderzijds voor het aanleren van vaardigheden om met situaties in het werkveld om te gaan en het werk te behouden. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
  • de verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
  • de verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan deelname budgetbeheer of schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van het bevelen van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 juli 2021 met parketnummer 16-162168-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 maanden, een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 18 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.