Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 18 december 2024 met bijlage(n);
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissingProcessueel
€ 104,50 per kind per maand en dat verzoek heeft zij toegelicht in alinea 17 tot en met 19 van het verweerschrift en met stukken onderbouwd. Daarmee kan niet anders worden geconcludeerd dan dat sprake is van een incidenteel hoger beroep. Hoewel de man geen formele verweertermijn heeft gehad, is hij ter zitting voldoende in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren tegen het incidenteel hoger beroep van de vrouw en van die gelegenheid heeft hij ook gebruik gemaakt. Hij is daarmee naar het oordeel van het hof niet in zijn verdedigingsbelang geschaad.
Inhoudelijk
De ingangsdatum
De behoefte van de kinderen
De draagkracht van de man
19 januari 2024 berekend aan de hand van de gemiddelde winst uit onderneming over de jaren 2022 (€ 18.625,-) en 2023 (€ 33.881,-) van € 26.253,-.
- over 2022 een winst uit onderneming van € 13.521,- en uitkeringen bij het UWV van
€ 96,- en € 103,-, oftewel totaal € 23.984,-;
De man heeft ter zitting deze cijfers bevestigd.
€ 62.962,-:3=) € 20.987,- en zal daartoe in de draagkrachtberekening een bedrag van (gemiddeld) € 17.936,- opnemen onder de post ‘Winst uit onderneming’ en een bedrag van (gemiddeld) € 3.051,- onder de post ‘Bruto uitkering andere sociale verzekeringswetten’. Het hof houdt rekening met de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling en past de algemene heffingskorting en de arbeidskorting toe. Dat leidt tot een netto besteedbaar inkomen van € 1.694,- per maand. Op grond van de draagkrachttabel over 2024 moet bij dat inkomen worden uitgegaan van een minimale draagkracht van de man voor beide kinderen samen van € 50,- per maand.
De draagkracht van de vrouw
Conclusie
Terugbetalingsverplichting
6.De slotsom
7.De beslissing
18 september 2024, voor zover het de daarbij vastgestelde kinderalimentatie betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
M. Kemmers, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 15 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.